In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 1 juni 2021 een beschikking gegeven over de beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder over haar kind, geboren in 2018, en de benoeming van de pleegouders tot voogden. De Raad voor de Kinderbescherming heeft op 19 januari 2021 een verzoek ingediend tot gezagsbeëindiging, waarbij de pleegouders bereid waren om de voogdij op zich te nemen. De moeder, die een moeilijke periode heeft doorgemaakt, heeft ingestemd met het verzoek. De rechtbank heeft vastgesteld dat het kind al sinds de geboorte in een pleeggezin verblijft en dat de moeder niet in staat is om een stabiele opvoedingsomgeving te bieden. De rechtbank oordeelde dat het gezag van de moeder beëindigd moest worden, omdat het kind in haar ontwikkeling ernstig wordt bedreigd. De pleegouders zijn benoemd tot voogden, waarbij de moeder betrokken blijft in het leven van het kind. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en hoger beroep kan worden ingesteld bij het gerechtshof te Den Haag.