In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 1 juni 2021 uitspraak gedaan in een verzoek tot ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft op 20 april 2021 een verzoekschrift ingediend, waarin werd verzocht om een ondertoezichtstelling van [naam kind] voor de duur van twaalf maanden en een machtiging tot uithuisplaatsing bij de grootmoeder aan vaderszijde voor negen maanden. De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld, waarbij de ouders en vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west aanwezig waren.
De feiten wijzen op een onveilige en onstabiele thuissituatie voor [naam kind], die samen met zijn zus [naam 3] bij de vader en grootmoeder verblijft. De ouders hebben te maken met ernstige problematiek, waaronder psychische problemen van de moeder en een alcoholverslaving van de vader. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [naam kind] ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd door de onrust in het gezin en de problematiek van de ouders. De kinderrechter heeft geoordeeld dat een ondertoezichtstelling noodzakelijk is om de ontwikkeling van [naam kind] te waarborgen en om de hulpverlening te continueren.
Ten aanzien van het verzoek tot uithuisplaatsing heeft de kinderrechter geoordeeld dat er op dit moment geen acute onveiligheid is die een uithuisplaatsing noodzakelijk maakt. De ouders hebben stappen gezet in hun hulpverlening en de situatie is verbeterd. De kinderrechter heeft daarom het verzoek tot machtiging tot uithuisplaatsing afgewezen, maar heeft wel de ondertoezichtstelling van [naam kind] voor de duur van twaalf maanden toegewezen. De kinderrechter heeft de gecertificeerde instelling de opdracht gegeven om de hulpverlening te blijven volgen en te zorgen voor stabiliteit in de situatie van [naam kind].