ECLI:NL:RBROT:2021:5712

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 juni 2021
Publicatiedatum
22 juni 2021
Zaaknummer
C/10/617142 / JE RK 21-1036
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van complexe gezinsproblematiek

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 1 juni 2021 uitspraak gedaan in een verzoek tot ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft op 20 april 2021 een verzoekschrift ingediend, waarin werd verzocht om een ondertoezichtstelling van [naam kind] voor de duur van twaalf maanden en een machtiging tot uithuisplaatsing bij de grootmoeder aan vaderszijde voor negen maanden. De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld, waarbij de ouders en vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west aanwezig waren.

De feiten wijzen op een onveilige en onstabiele thuissituatie voor [naam kind], die samen met zijn zus [naam 3] bij de vader en grootmoeder verblijft. De ouders hebben te maken met ernstige problematiek, waaronder psychische problemen van de moeder en een alcoholverslaving van de vader. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [naam kind] ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd door de onrust in het gezin en de problematiek van de ouders. De kinderrechter heeft geoordeeld dat een ondertoezichtstelling noodzakelijk is om de ontwikkeling van [naam kind] te waarborgen en om de hulpverlening te continueren.

Ten aanzien van het verzoek tot uithuisplaatsing heeft de kinderrechter geoordeeld dat er op dit moment geen acute onveiligheid is die een uithuisplaatsing noodzakelijk maakt. De ouders hebben stappen gezet in hun hulpverlening en de situatie is verbeterd. De kinderrechter heeft daarom het verzoek tot machtiging tot uithuisplaatsing afgewezen, maar heeft wel de ondertoezichtstelling van [naam kind] voor de duur van twaalf maanden toegewezen. De kinderrechter heeft de gecertificeerde instelling de opdracht gegeven om de hulpverlening te blijven volgen en te zorgen voor stabiliteit in de situatie van [naam kind].

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/617142 / JE RK 21-1036
Datum uitspraak: 1 juni 2021

Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht,

gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de Raad,
betreffende

[naam kind],

geboren op [geboortedatum kind] 2006 te [geboorteplaats kind], hierna te noemen: [naam kind].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder],

hierna te noemen: de moeder, wonende te [woonplaats moeder],

[naam vader],

hierna te noemen: de vader, wonende te [woonplaats vader].

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van
20 april 2021, ingekomen bij de griffie op 20 april 2021.
Op 1 juni 2021 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden en heeft de kinderrechter de zaak met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- [naam kind], die voorafgaand aan de zitting apart is gehoord;
- de vader;
- de moeder;
- een vertegenwoordigster van de Raad, [naam 1];
- een vertegenwoordigster van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west
(hierna: de GI), [naam 2].

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de ouders.
[naam kind] verblijft met de gezaghebbende vader bij de oma vaderszijde (vz).

Het verzoek

De Raad verzoekt een ondertoezichtstelling van [naam kind] voor de duur van twaalf maanden.
Tevens wordt een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] bij de oma vz verzocht voor de duur van negen maanden.
De Raad verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
De Raad heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. [naam kind] en zijn zus [naam 3] hebben veel meegemaakt. De moeder heeft psychische problematiek en heeft in december 2020 een suïcidepoging gedaan. De vader heeft een alcoholverslaving en in 2020 een forse terugslag gehad, maar is nu weer een periode op de goede weg. Daarnaast zijn er ook conflicten tussen de ouders, waar de kinderen getuige van zijn geweest. Sinds december 2020 verblijven de kinderen met de vader bij oma vz. De ouders hebben ervoor gekozen om hun relatie te herstellen. Het is belangrijk dat de ouders individuele hulpverlening krijgen. In het verleden heeft de moeder de hulpverlening beëindigd omdat het haar teveel werd; zij kon daardoor geen motivatie opbrengen. Een jeugdbeschermer moet ervoor zorgen dat de al ingezette hulpverlening wordt voortgezet en de rust, zoals die er nu is, wordt behouden. Ook is het van belang dat wanneer de vader terug wil naar de moeder, de kinderen in beginsel in hun veilige omgeving, dus bij oma vz blijven wonen. Er moet binnen zes maanden duidelijkheid komen voor de kinderen.

De standpunten

De GI heeft zich ter zitting aangesloten bij het verzoek van de Raad. De GI kent het gezin nog niet, maar heeft in het rapport van de Raad gelezen dat de ouders graag naar een oplossing toe willen, maar door hun problematiek in een situatie belanden die niet wenselijk is. [naam kind] krijgt rust en stabiliteit bij oma vz geboden. De GI wil de samenwerking met de ouders opzoeken en bekijken welke hulpverlening werkt en kan worden voortgezet.
De vader heeft ter zitting aangegeven dat hij niet tegen een ondertoezichtstelling is, maar van mening is dat een ondertoezichtstelling niet noodzakelijk is. Het doel van de ouders is om het gezin bij elkaar te houden en de relatie te herstellen. De ouders zijn er beide bewust van dat er veel nodig is om weer bij elkaar te kunnen wonen. Er is op dit moment al veel hulpverlening betrokken bij zowel [naam kind] als [naam 3] en bij de ouders. De vader vindt het zorgelijk als de hulpverlening voor [naam 3] van het wijkteam moet stoppen, omdat er een ondertoezichtstelling komt. Ook hebben de ouders zich aan het veiligheidsplan gehouden.
De moeder heeft ter zitting aangegeven dat zij nu eindelijk passende hulpverlening heeft gevonden. De moeder wil eerst aan haar eigen problematiek werken en sterker worden, voordat zij kan toewerken naar een herstel van de relatie.

De beoordeling

Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
Op dit moment wordt [naam kind] ernstig in zijn ontwikkeling bedreigd. [naam kind] en zijn bijna meerderjarige zus [naam 3] zijn opgegroeid in een onstabiele en onrustige thuissituatie. Er waren lange tijd spanningen in de relatie van de ouders, wat heeft gemaakt dat de vader (weer) overmatig alcohol heeft gebruikt. Het afgelopen jaar zijn de conflicten tussen de ouders toegenomen. De moeder heeft in december 2020 een zelfmoordpoging gedaan, waar de kinderen getuige van zijn geweest. De kinderen hebben zich toen onveilig en machteloos gevoeld.
Vanwege deze levensingrijpende gebeurtenissen ervaart [naam kind] op dit moment onduidelijkheid over het perspectief van het gezin en de plek waar hij zal opgroeien. Sinds december 2020 verblijft [naam kind] met de vader bij oma vz, waar hij rust en stabiliteit ervaart.
De afgelopen periode is er meer rust gekomen in de situatie van de ouders. De vader heeft hulpverlening gezocht voor zijn alcoholproblematiek en heeft zichzelf weten te stabiliseren. Het is hem gelukt om emotioneel beschikbaar en betrouwbaar te zijn voor de kinderen. Ook de moeder heeft passende hulpverlening gevonden. Bovendien zijn de ouders voornemens om hun relatie te herstellen en samen als gezin verder te gaan.
Gelet op de complexe problematiek is de inzet van een jeugdbeschermer noodzakelijk om de ontwikkeling van [naam kind] te volgen en te bezien of de ouders het belang van [naam kind] (en zijn zus [naam 3]) voorop blijven stellen bij het maken van hun keuzes. Ook is het van belang dat [naam kind] duidelijkheid krijgt over de plek waar hij zal opgroeien. De kinderrechter zal daarom [naam kind] onder toezicht stellen voor de duur van twaalf maanden. De kinderrechter geeft de GI als opdracht mee om ervoor te zorgen dat de reeds ingezette hulpverlening in het vrijwillig kader door blijft lopen, zodat het hele gezin daar profijt van heeft.
Ten aanzien van het verzoek tot een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] overweegt de kinderrechter als volgt.
Zoals hierboven beschreven, zijn er zorgen over de thuissituatie van [naam kind]. [naam kind] verblijft nu ongeveer een half jaar met zijn zus [naam 3] en de vader bij oma vz. Ook gaat hij in het weekend naar de moeder toe. De ouders hebben nooit discussie gehad over de verblijfplaats van [naam kind] of over het contact met de moeder. De kinderrechter ziet op dit moment daarom niet dat er sprake is van een zodanige onveiligheid als [naam kind] bij één van de ouders verblijft. Een machtiging tot uithuisplaatsing is daarom niet noodzakelijk. Het afgelopen jaar hebben de ouders stappen gemaakt wat maakt dat de veiligheid van [naam kind] met afspraken gewaarborgd kan blijven. De ouders dienen wel in gesprek te blijven over de veiligheidsafspraken.
De kinderrechter is van oordeel dat niet wordt voldaan aan artikel 1:265b, eerste lid, BW en wijst het verzoek van de Raad af.

De beslissing

De kinderrechter:
stelt [naam kind] onder toezicht van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west, gevestigd te Dordrecht, met ingang van 1 juni 2021 tot 1 juni 2022;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 1 juni 2021 door mr. M. van Kuilenburg, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. L.M. Ruijgrok, als griffier. Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 10 juni 2021.