ECLI:NL:RBROT:2021:5725

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 juni 2021
Publicatiedatum
22 juni 2021
Zaaknummer
C/10/616749 / JE RK 21-960
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van kinderen in pleegzorg

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 8 juni 2021 uitspraak gedaan over de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van drie kinderen, [naam kind 1], [naam kind 2] en [naam kind 3]. De kinderrechter heeft de verzoeken van de gecertificeerde instelling (GI) en de Raad voor de Kinderbescherming beoordeeld. De GI had verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing voor een jaar, omdat de kinderen in hun ontwikkeling ernstig worden bedreigd en er zorgen zijn over hun welzijn. De Raad heeft dit verzoek ondersteund, maar de GI's verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling werd afgewezen omdat het verzoek niet tijdig was ingediend volgens de richtlijnen van het procesreglement.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de kinderen al geruime tijd in pleeggezinnen verblijven en zich daar positief ontwikkelen. De moeder heeft verweer gevoerd tegen de beschuldigingen van mishandeling en heeft gepleit voor gezinshereniging, maar de kinderrechter oordeelde dat het in het belang van de kinderen is om de huidige situatie voort te zetten. De kinderrechter heeft de kinderen onder toezicht gesteld voor de duur van twaalf maanden en een machtiging tot uithuisplaatsing verleend, met als doel hun verzorging en opvoeding te waarborgen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/616627 / JE RK 21-1094 en C/10/616749 / JE RK 21-960
datum uitspraak: 8 juni 2021

beschikking ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing

in de zaken van

de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht,

hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam,
en

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam kind 1] ,

geboren op [geboortedatum kind 1] 2005 te [geboorteplaats kind 1] , hierna te noemen [naam kind 1] ,
[naam kind 2],
geboren op [geboortedatum kind 2] 2008 te [geboorteplaats kind 2] , hierna te noemen [naam kind 2] ,
[naam kind 3],
geboren op [geboortedatum kind 3] 2015 te [geboorteplaats kind 3] , hierna te noemen [naam kind 3] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] ,

[naam vader] ,

hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats vader] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 12 april 2021, ingekomen bij de griffie op 15 april 2021;
- het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 14 april 2021, ingekomen bij de griffie op 14 april 2021.
Op 31 mei 2021 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. M. Erkens,
- de vader,
- een vertegenwoordigster van de Raad, [naam 1] ,
- een vertegenwoordigster van de GI, [naam 2] .
[naam kind 1] en [naam kind 2] hebben hun mening schriftelijk kenbaar gemaakt.

De feitenHet ouderlijk gezag over [naam kind 1] , [naam kind 2] en [naam kind 3] wordt uitgeoefend door de ouders.

[naam kind 1] , [naam kind 2] en [naam kind 3] verblijven in hun respectievelijke pleeggezinnen.
Bij beschikking van 7 mei 2020 is de ondertoezichtstelling van [naam kind 1] , [naam kind 2] en [naam kind 3] verlengd tot 10 mei 2021. Bij beschikking van 31 juli 2020 is de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 1] , [naam kind 2] en [naam kind 3] in een voorziening voor pleegzorg verlengd tot 10 mei 2021. De maatregelen zijn inmiddels verlopen.

Het verzoek van de GI

Verzoek ingeschreven onder zaaksnummer: C/10/616627
De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling van [naam kind 1] , [naam kind 2] en [naam kind 3] te verlengen voor de duur van een jaar. Tevens is verzocht de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 1] , [naam kind 2] en [naam kind 3] in een voorziening voor pleegzorg te verlengen voor de duur van een jaar.

Het (herstel) verzoek van de Raad

Verzoek ingeschreven onder zaaksnummer: C/10/616749
De Raad heeft de ondertoezichtstelling van [naam kind 1] , [naam kind 2] en [naam kind 3] verzocht voor de duur van twaalf maanden. Tevens is de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 1] , [naam kind 2] en [naam kind 3] in een voorziening voor pleegzorg verzocht voor de duur van twaalf maanden.

De standpunten

De GI heeft het verzoek tijdens de mondelinge behandeling gehandhaafd en als volgt nader toegelicht. In de afgelopen periode gaat het wat slechter met de kinderen. Er is bij [naam kind 1] mogelijk sprake van een beginnende eetstoornis. Zij ontvangt hiervoor hulpverlening. Verder raakt de moeder binnenkort haar woning kwijt. Het is onbekend waar zij zal verblijven. Aan de Raad is verzocht om in de komende periode het ouderlijk gezag te toetsen. De GI verwacht dat het perspectief van de kinderen bij de jeugdbescherming ligt.
De Raad heeft het verzoek tijdens de mondelinge behandeling gehandhaafd en zich aangesloten bij het standpunt van de GI.
Door en namens de moeder is tijdens de mondelinge behandeling verweer gevoerd tegen het verzoek. De kern van het verzoekschrift is dat de moeder haar kinderen tien jaar lang stelselmatig zou hebben mishandeld en dat de kinderen de moeder niet meer willen zien. De GI heeft om die reden gezegd dat het perspectief niet meer thuis ligt en heeft daarom een onderzoek tot een gezagsbeëindigende maatregel aangevraagd. Er wordt echter niet aan waarheidsvinding gedaan en de beeldvorming is onjuist. Het verzoek is gebaseerd op interpretaties van de jeugdbescherming en wordt niet nader onderbouwd. Er is geen sprake geweest van stelselmatige mishandeling, maar hooguit een pedagogische tik. De kinderen ervaren al jarenlang spanningen van de situatie tussen de ouders, maar er is nooit passende hulpverlening ingezet. Het is van belang dat er in de komende periode wordt ingezet op gezinshereniging en dat passende hulpverlening aan zowel de kinderen als de ouders wordt geboden. De moeder hoopt op korte termijn een zelfstandige woning te krijgen waarin zij de kinderen kan ontvangen. Om een vinger aan de pols te houden wordt verzocht de duur van de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing te beperkten tot drie en maximaal zes maanden. De moeder verzet zich verder niet tegen de verlenging van de ondertoezichtstelling.
De vader heeft tijdens de mondelinge behandeling ingestemd met het verzoek. Er wordt gewerkt aan een ontspannen omgangsregeling tussen hem en de kinderen. De vader wenst dat de kinderen in de toekomst spontaan zullen langskomen. Voorop staat dat de kinderen het zelf willen.

De beoordeling

Ten aanzien van het verzoek met zaaksnummer: C/10/616627
Ingevolge artikel 2.4.9. van het procesreglement civiel jeugdrecht dient het verzoek tot een verlenging van de ondertoezichtstelling uiterlijk tijdens de achtste week voor het einde van de geldigheidsduur van de lopende ondertoezichtstelling te worden ingediend. Het verzoekschrift van de GI van 12 april 2021 is echter niet conform de richtlijnen van het procesreglement ingediend. Als gevolg daarvan is de kinderrechter niet tijdig in staat geweest om vóór het aflopen van de termijn van de ondertoezichtstelling het onderhavige verzoek te behandelen en is de kinderbeschermingsmaatregel inmiddels verlopen. De GI is niet bevoegd een (eerste) verzoek tot ondertoezichtstelling te doen, op grond waarvan de kinderrechter het verzoek van de GI zal afwijzen.
Ten aanzien van het verzoek met zaaksnummer: C/10/616749
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat [naam kind 1] , [naam kind 2] en [naam kind 3] nog steeds ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. Bij de kinderen is sprake van een belaste voorgeschiedenis in de thuissituatie bij de moeder. De kinderen ervaren hierdoor veel spanningen en zij wensen geen contact met de moeder. De kinderen verblijven inmiddels al geruime tijd in pleeggezinnen, waar zij met plezier wonen en zich positief ontwikkelen. Volgens de GI ligt het perspectief in de pleeggezinnen. Er is een onderzoek bij de Raad tot beëindiging van het ouderlijk gezag aangevraagd. Totdat hier meer duidelijkheid over is verkregen is het in het belang van de kinderen noodzakelijk dat het verblijf in de pleeggezinnen wordt voortgezet. Het is noodzakelijk dat er rust en stabiliteit komt voor de kinderen en dat zij behandeling krijgen om hun trauma’s te verwerken.
Uit het voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kinderrechter zal daarom [naam kind 1] , [naam kind 2] en [naam kind 3] onder toezicht stellen voor de duur van twaalf maanden. Ook is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 1] , [naam kind 2] en [naam kind 3] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en de opvoeding, zoals genoemd in artikel 1:265b BW.

De beslissing

De kinderrechter:
wijst het verzoek van de GI af;
stelt [naam kind 1] , [naam kind 2] en [naam kind 3] onder toezicht van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, gevestigd te Rotterdam, met ingang van 8 juni 2021 tot 8 tot juni 2022;
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 1] , [naam kind 2] en [naam kind 3] in een voorziening voor pleegzorg, met ingang van 8 juni 2021 tot 8 juni 2022;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.N. Melkert, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. W.A. Graven als griffier en in het openbaar uitgesproken op 8 juni 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.