ECLI:NL:RBROT:2021:574

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 januari 2021
Publicatiedatum
28 januari 2021
Zaaknummer
C/10/609272 / JE RK 20-3383
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van vermoedens van kindermishandeling

Op 6 januari 2021 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in de zaak betreffende de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [voornaam minderjarige]. De kinderrechter heeft de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, de ouders en andere belanghebbenden gehoord tijdens een mondelinge behandeling met gesloten deuren. De ouders, bijgestaan door hun advocaat mr. C.P. Timmers, hebben verweer gevoerd tegen het verzoek van de GI om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen. De GI heeft aangegeven dat er vermoedens zijn van kindermishandeling en dat de terugplaatsing van [voornaam minderjarige] bij de ouders pas kan plaatsvinden als er duidelijkheid is over het politieonderzoek naar de ouders.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de zorgen over de ontwikkeling van [voornaam minderjarige] nog steeds aanwezig zijn en dat de veiligheid van het kind bij de grootouders moederszijde gewaarborgd is. De kinderrechter heeft besloten de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen voor de duur van drie maanden, met de bedoeling om toe te werken naar een gezinsopname, behoudens contra-indicaties. De ouders hebben aangegeven dat zij willen dat [voornaam minderjarige] zo snel mogelijk weer bij hen komt wonen, maar de kinderrechter heeft geoordeeld dat dit op dit moment niet mogelijk is. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en is schriftelijk vastgesteld op 16 januari 2021.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Jeugdrecht
Zaaknummer: C/10/609272 / JE RK 20-3383
Datum uitspraak: 6 januari 2021
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

locatie Rotterdam, hierna te noemen: de GI,
betreffende

[naam minderjarige] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige] 2020 te [geboorteplaats minderjarige] , hierna te noemen: [voornaam minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

Mw. [naam moeder] ,

hierna te noemen: de moeder, wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. C.P. Timmers, te Middelharnis,

Dhr. [naam vader] ,

hierna te noemen: de vader, wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. C.P. Timmers, te Middelharnis.

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek met bijlagen van de GI van 4 december 2020, ingekomen bij de griffie op 4 december 2020;
- aanvullende producties van mr. Timmers, overhandigd ter zitting.
Op 6 januari 2021 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- de ouders, bijgestaan door mr. C.P. Timmers;
- een vertegenwoordigster van de GI, mw. [naam vertegenwoordigster] ;
- een vertrouwensarts van Veilig Thuis, mw. [naam vertrouwensarts] , als informant.
De kinderrechter heeft bijzondere toegang verleend aan de grootvader moederszijde (mz).

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders.
[voornaam minderjarige] verblijft bij de grootouders mz.
Bij beschikking van 8 oktober 2020 is [voornaam minderjarige] onder toezicht gesteld tot 8 oktober 2021.
De kinderrechter heeft bij deze beschikking ook een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg verleend tot 8 januari 2021.

Het verzoek

De GI verzoekt de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] bij een persoon uit het netwerk te verlengen voor de duur van zes maanden.
De GI heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. De GI en de Raad hebben besloten dat [voornaam minderjarige] niet eerder teruggeplaatst kan worden bij de ouders, voordat uit het politieonderzoek duidelijk is geworden of de ouders schuldig zijn aan kindermishandeling. Indien hierover duidelijkheid is, zal toegewerkt worden naar een gezinsopname. In het verzoekschrift heeft de GI aangegeven dat de samenwerking tussen de ouders, het netwerk en de GI stroef verloopt. Gisteren heeft de GI haar excuses aangeboden voor de gebrekkige communicatie naar de ouders en het netwerk.

De standpunten

Door en namens de ouders is verweer gevoerd tegen het verzoek van de GI. De ouders ontkennen dat zij schuldig zijn aan kindermishandeling. De ouders hebben altijd aangegeven dat sprake was van een problematische bevalling en dat deze bevalling onderzocht moet worden als mogelijke oorzaak van het letsel. Het is nog niet uitgesloten dat de bevalling de grondslag is voor het letsel bij [voornaam minderjarige] . De ouders hebben na het verhoor bij de politie niets meer van de politie of het Openbaar Ministerie vernomen. De ouders zijn blij dat [voornaam minderjarige] in het netwerk verblijft, maar zij willen [voornaam minderjarige] thuis hebben. De ouders en grootouders mz steunen elkaar in deze wens. Vanaf oktober 2020 is er niets meer door de GI gedaan. De GI geeft onvoldoende aandacht aan deze zaak en hanteert een standaard aanpak, terwijl het hier om een kwetsbare baby gaat. Er moet zo snel mogelijk gezinshereniging plaatsvinden.
De vertrouwensarts heeft ter zitting verklaard dat het LECK heeft geconcludeerd dat er vrijwel zeker sprake is geweest van kindermishandeling. De verschillende vormen van letsels kunnen niet zijn ontstaan door een problematische bevalling.
De grootvader mz heeft ter zitting aangegeven dat [voornaam minderjarige] 9 oktober 2020 bij de grootouders mz is geplaatst. [voornaam minderjarige] is een gezonde baby. Er is toen voor twee weken hulpverlening ingezet. De GI heeft sindsdien geen contact meer opgenomen met de grootouders. Er is geen duidelijkheid over het veiligheidsplan. De grootouders mz en ouders wilden alle stappen doorlopen, zodat [voornaam minderjarige] vóór de kerst weer bij de ouders zou kunnen worden teruggeplaatst. De grootvader mz vindt het onterecht dat de uithuisplaatsing drie maanden wordt verlengd, terwijl er drie maanden niets is gebeurd. Het is de bedoeling dat [voornaam minderjarige] wordt teruggeplaatst bij de ouders, maar dit gebeurt niet.

De beoordeling

Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat de verlenging van de uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] vooralsnog noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, Burgerlijk Wetboek). Op dit moment wordt [voornaam minderjarige] nog steeds ernstig in haar ontwikkeling bedreigd. De zorgen die de kinderrechter heeft beschreven in de beschikking van 8 oktober 2020 zijn nog steeds aanwezig. De ouders betwisten de conclusies van het LECK en ontkennen dat zij schuldig zijn aan kindermishandeling. Er is nog geen duidelijkheid of het komt tot een strafzaak tegen de ouders. [voornaam minderjarige] verblijft sinds 9 oktober 2020 bij de grootouders mz, waar zij zich positief ontwikkelt en een inhaalslag maakt in haar ontwikkeling. De veiligheid van [voornaam minderjarige] is bij de grootouders mz gewaarborgd. De GI heeft echter zorgen over de samenwerking en communicatie tussen de ouders, het netwerk en de jeugdbeschermer. Ter zitting is gebleken dat de afgelopen periode weinig is gebeurd. De GI heeft haar excuses aangeboden aan de ouders en grootouders voor de gebrekkige communicatie. De GI blijft echter bij het standpunt dat [voornaam minderjarige] nog niet teruggeplaatst kan worden naar huis, voordat er duidelijkheid is in het politieonderzoek tegen de ouders. De volgende stap zal zijn dat de ouders samen met [voornaam minderjarige] deelnemen aan een gezinsopname. Het is belangrijk dat de ontwikkeling van [voornaam minderjarige] gevolgd kan worden en mogelijke trauma’s gesignaleerd worden.
Aangezien de veiligheid van [voornaam minderjarige] voorop staat en zij gelet op bovenstaande zorgen nog niet terug kan naar de ouders, is de kinderrechter van oordeel dat de plaatsing bij de grootouders mz gecontinueerd dient te worden. De kinderrechter heeft ter zitting geconstateerd dat het uitgangspunt is toewerken naar een gezinsopname. De kinderrechter zal de machtiging tot uithuisplaatsing daarom verlengen voor de duur van drie maanden met de bedoeling dat toegewerkt wordt naar een gezinsopname behoudens alsnog gebleken contra-indicaties, mogelijk op grond van nader politieonderzoek. Het overig verzochte wordt afgewezen. Een langere machtiging tot uithuisplaatsing is, in het licht van de voorgenomen hereniging van [voornaam minderjarige] met haar ouders en de mogelijke hechtingsproblematiek bij [voornaam minderjarige] op dit moment gecontra-indiceerd. De komende drie maanden dient voortvarend gewerkt te worden en dient bezien te worden of en wanneer [voornaam minderjarige] met de ouders herenigd kan worden. Mochten de ouders en [voornaam minderjarige] binnen die termijn niet als gezin in de daartoe beoogde instelling kunnen worden opgenomen, dan zouden korte, herhaalde en gecontroleerde proefplaatsingen van [voornaam minderjarige] bij haar ouders overwogen kunnen worden. Het is te betreuren dat in de afgelopen tijd een gezinsopname dan wel korte, herhaalde en gecontroleerde proefplaatsingen niet eerder met de nodige voortvarendheid zijn ingezet.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een (netwerk)voorziening voor pleegzorg, te weten bij de grootouders moederszijde, tot 8 april 2021;
verklaart deze beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 6 januari 2021 door mr. R.H. de Vries, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. L.M. Ruijgrok, als griffier.
Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 16 januari 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.