ECLI:NL:RBROT:2021:5765
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Sanctie voor het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het rijden
In deze zaak heeft de kantonrechter te Dordrecht op 23 juni 2021 uitspraak gedaan in een beroep tegen een sanctie die aan de betrokkene was opgelegd voor het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het rijden. De betrokkene had op 6 januari 2021 een sanctie van € 240,00, vermeerderd met € 9,00 administratiekosten, ontvangen voor de gedraging die plaatsvond op 23 december 2020. De betrokkene ging in beroep bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierna heeft de betrokkene op 27 februari 2021 beroep ingesteld bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting op 9 juni 2021 heeft de kantonrechter de argumenten van de betrokkene gehoord, die betwistte dat hij de gedraging had begaan. De betrokkene voerde aan dat de interpretatie van het begrip 'vasthouden' door het Openbaar Ministerie niet strookte met de feitelijke situatie. De kantonrechter heeft in zijn beoordeling gekeken naar de definitie van 'vasthouden' in de context van artikel 61a RVV 1990 en naar relevante rechtspraak, waaronder uitspraken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.
De kantonrechter concludeerde dat de verweten gedraging, namelijk het los op het been of op schoot hebben liggen van de mobiele telefoon, niet kan worden aangemerkt als 'vasthouden' in de zin van de wet. De kantonrechter oordeelde dat de betrokkene niet duidelijk kon zijn dat deze gedraging onder het verbod viel, en verklaarde het beroep gegrond. De beslissing van de officier van justitie en de inleidende beschikking werden vernietigd, en het teveel aan zekerheid werd terugbetaald.