ECLI:NL:RBROT:2021:5786

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 mei 2021
Publicatiedatum
22 juni 2021
Zaaknummer
C/10/616104 / JE RK 21-823
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderzoek naar de opvoedingssituatie van kinderen in het kader van ondertoezichtstelling

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 25 mei 2021 een beschikking gegeven inzake de ondertoezichtstelling van twee kinderen, [naam kind 1] en [naam kind 2]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling voor de duur van twaalf maanden, omdat er signalen waren van een bedreigde ontwikkeling van de kinderen. De ouders zijn het niet eens over het gezag en de omgangsregeling, wat heeft geleid tot een verzoek tot onderzoek door de rechtbank. De moeder heeft aangegeven dat de kinderen getuige zijn geweest van huiselijk geweld en dat er sprake is van mishandeling door de vader. De vader heeft lange tijd geen contact gehad met de kinderen, wat hun hechting en ontwikkeling negatief beïnvloedt. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de kinderen ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd door ingrijpende levensgebeurtenissen en de complexe gezinsproblematiek. De kinderrechter heeft besloten dat gedwongen hulpverlening noodzakelijk is om het contact tussen de kinderen en de vader te herstellen en heeft de ondertoezichtstelling toegewezen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en kan binnen drie maanden na de uitspraak in hoger beroep worden aangevochten.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens : C/10/616104 / JE RK 21-823
datum uitspraak: 25 mei 2021

beschikking ondertoezichtstelling

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming, regio Rotterdam-Dordrecht,

hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam kind 1] ,

geboren op [geboortedatum kind 1] 2010 te [geboorteplaats kind 1] , hierna te noemen [naam kind 1]
,

[naam kind 2] ,

geboren op [geboortedatum kind 2] 2013 te [geboorteplaats kind 2] , hierna te noemen [naam kind 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres,

[naam vader] ,

hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats vader] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 30 maart 2021, ingekomen bij de griffie op 2 april 2021.
Op 25 mei 2021 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. M.G. Hoogerwerf,
- de advocaat mr. K.E. Vaartjes-de Wit, namens de vader;
- een vertegenwoordigster van de Raad, [naam 1] .
Aangezien de moeder de Nederlandse taal niet of onvoldoende machtig is, maar wel de taal Tigrinya, heeft de kinderrechter het verhoor doen plaatsvinden met bijstand van
[naam 2] , tolk in de taal Tigrinya.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat de tolk is beëdigd overeenkomstig het bepaalde in artikel 12 van de Wet beëdigde tolken en vertalers.
Opgeroepen en niet verschenen is:
- de vader;
- een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west te Dordrecht.

De feitenHet ouderlijk gezag over [naam kind 1] en [naam kind 2] wordt uitgeoefend door de ouders.

[naam kind 1] en [naam kind 2] wonen bij de moeder.

Het verzoek

De Raad heeft de ondertoezichtstelling van [naam kind 1] en [naam kind 2] verzocht voor de duur van twaalf maanden.
De Raad heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. De Raad ontving een verzoek tot onderzoek van de rechtbank inzake gezag- en omgang over de kinderen, omdat de ouders het niet eens zijn over het gezag en de verdeling van zorg- en opvoedtaken of de omgangsregeling. De Raad heeft in een multidisciplinair overleg besloten het onderzoek uit te breiden naar een onderzoek naar de opvoedingssituatie, gezien de signalen van een mogelijke bedreigde ontwikkeling van de kinderen. De vader is al heel lang afwezig in het leven van de kinderen. Het is de Raad niet bekend wat er precies is gebeurd, maar de moeder ervaart veel spanning en stress. De kinderen hebben veel ingrijpende gebeurtenissen in hun leven meegemaakt. Ze zijn meerdere malen verhuisd, waarbij zij in verschillende landen hebben gewoond en zij verbleven ook een tijd in een vrouwenopvang. Volgens de moeder zijn de kinderen getuige geweest van huiselijk geweld.

Het standpunt van belanghebbenden

Namens de vader is ingestemd met het verzochte. De vader wil graag weer omgang met zijn kinderen. Hij heeft zijn kinderen lang niet gezien. De moeder zou iedere twee maanden informatie over de kinderen en een foto sturen, maar dit heeft zij maar eenmaal gedaan. De moeder houdt zich in het vrijwillige kader dus niet aan de afspraken.
Namens en door de moeder is verweer gevoerd. De moeder staat immers open voor de hulpverlening in het vrijwillige kader. De moeder heeft contact met het Sociaal Wijkteam en de traumabehandeling voor de kinderen is gestart. De moeder staat ook achter omgang tussen de vader en de kinderen, eventueel via het Omgangshuis. De moeder vertrouwt de vader evenwel nog niet en zij heeft angst dat hij de kinderen iets aan zal doen.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [naam kind 1] en [naam kind 2] ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. Aan de kinderen is, door ingrijpende levensgebeurtenissen en complexe gezins- en scheidingsproblematiek van de ouders, hun basisveiligheid en stabiliteit ontnomen. [naam kind 1] en [naam kind 2] lijken een zeer onrustige en instabiele start in hun leven te hebben gekend, omdat zij in de eerste jaren van hun leven wisselende verblijfplaatsen in verschillende landen hebben gehad. In Nederland verbleven zij ook een tijd samen met de moeder in een vrouwenopvang.
De moeder stelt dat er zowel in Israël als na haar aankomst in Nederland sprake was van mishandeling en bedreiging door de vader. De moeder zou in extreme mate mishandeld
zijn door de vader en de kinderen zouden hier getuige van zijn geweest. De Raad heeft dit binnen het onderzoek niet kunnen objectiveren, waardoor dit het woord van de moeder tegen het woord van de vader blijft. De kinderen krijgen hiervoor thans traumabehandeling.
Tussen de ouders bestaat al lange tijd geen enkele vorm van communicatie en er is geen ouderschapsplan. Er is een afspraak met betrekking tot informatieregeling, waarbij de moeder elke twee maanden informatie aan de vader zou sturen, vergezeld van een foto, maar volgens de vader wordt deze afspraak onvoldoende nagekomen.
Er is sinds augustus 2018 geen contact meer geweest tussen de vader en de kinderen. Wegens het ontbreken van contact tussen de kinderen met hun vader vanaf een zeer jonge leeftijd heeft er geen hechting en band met hun vader kunnen plaatsvinden. De vader is en blijft echter iemand die onlosmakelijk aan hen verbonden is en die van grote meerwaarde zou kunnen zijn in hun leven. Dit alles heeft mogelijk invloed op de identiteitsontwikkeling van de kinderen. De kinderen geven aan dat zij geen positieve herinneringen aan hun vader hebben, maar de vraag is of dit beeld zelfstandig en autonoom is gevormd, dan wel dat dit beïnvloed is door wat de moeder over de vader aan hen verteld heeft. Daarnaast kunnen bepaalde herinneringen ook vervormd raken door de jaren heen en daarmee groter worden dan dat zij in werkelijkheid waren. Het is van belang dat er stapsgewijs wordt toegewerkt naar een omgangsregeling, eventueel via het Omgangshuis, en dat de omgang gemonitord wordt. Mocht blijken dat de omgangsmomenten met de vader impact hebben op hun algemene welzijn dan dient hier door de hulpverlening direct op te worden geanticipeerd.
Gedwongen hulpverlening is naar het oordeel van de kinderrechter noodzakelijk, opdat de jeugdbeschermer de hulpverlening kan coördineren en het contact tussen de kinderen en de vader kan herstellen. Hulpverlening in het vrijwillige kader is tot nu toe ontoereikend gebleken. Het verzoek van de Raad zal daarom worden toegewezen.
Uit voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kinderrechter zal daarom [naam kind 1] en [naam kind 2] onder toezicht stellen voor de duur van twaalf maanden.

De beslissing

De kinderrechter:
stelt [naam kind 1] en [naam kind 2] onder toezicht van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west, te Dordrecht, met ingang van 25 mei 2021 tot 25 mei 2022;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. M. van Kuilenburg, kinderrechter, in tegenwoordigheid van J.A. van Soest als griffier en in het openbaar uitgesproken op 25 mei 2021.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 8 juni 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.