In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 25 mei 2021 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarige kinderen, [naam kind 1] en [naam kind 2]. De kinderen verblijven in een pleeggezin en de ondertoezichtstelling was eerder verlengd tot 29 mei 2021. De gecertificeerde instelling, William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, heeft verzocht om een verlenging van de ondertoezichtstelling voor een jaar en de uithuisplaatsing voor de duur van de ondertoezichtstelling. De moeder van de kinderen heeft verzocht om een kortere verlenging van de uithuisplaatsing en om de ondertoezichtstelling voor zes maanden te verlengen, met het oog op een mogelijke terugplaatsing van de kinderen.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van een complexe en zorgelijke situatie, waarbij de veiligheid van de kinderen in het geding is. Er zijn zorgen over de opvoedvaardigheden van de moeder, die eerder niet aanwezig waren. De moeder heeft hulpverlening en is therapietrouw, maar er zijn twijfels over haar contact met de vader van de kinderen, wat de situatie bemoeilijkt. De kinderrechter heeft besloten de ondertoezichtstelling te verlengen voor een jaar en de machtiging tot uithuisplaatsing voor zes maanden, met de behandeling van het verzoek voor het overige aan te houden in afwachting van een onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming.
De kinderrechter heeft ook de omgangsregeling beoordeeld en besloten dat deze in stand blijft, omdat het perspectief van de kinderen nog niet duidelijk is. De GI wordt verzocht om rapportages bij te houden van de begeleide bezoeken tussen de moeder en de kinderen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de kinderrechter heeft de Raad voor de Kinderbescherming verzocht om onderzoek te doen naar het ouderlijk gezag van de moeder en de mogelijkheden voor een thuisplaatsing.