ECLI:NL:RBROT:2021:5787

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 mei 2021
Publicatiedatum
22 juni 2021
Zaaknummer
C/10/616393 / JE RK 21-886
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing in jeugdzorgzaak met wijziging zorg- of omgangsregeling

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 25 mei 2021 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarige kinderen, [naam kind 1] en [naam kind 2]. De kinderen verblijven in een pleeggezin en de ondertoezichtstelling was eerder verlengd tot 29 mei 2021. De gecertificeerde instelling, William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, heeft verzocht om een verlenging van de ondertoezichtstelling voor een jaar en de uithuisplaatsing voor de duur van de ondertoezichtstelling. De moeder van de kinderen heeft verzocht om een kortere verlenging van de uithuisplaatsing en om de ondertoezichtstelling voor zes maanden te verlengen, met het oog op een mogelijke terugplaatsing van de kinderen.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van een complexe en zorgelijke situatie, waarbij de veiligheid van de kinderen in het geding is. Er zijn zorgen over de opvoedvaardigheden van de moeder, die eerder niet aanwezig waren. De moeder heeft hulpverlening en is therapietrouw, maar er zijn twijfels over haar contact met de vader van de kinderen, wat de situatie bemoeilijkt. De kinderrechter heeft besloten de ondertoezichtstelling te verlengen voor een jaar en de machtiging tot uithuisplaatsing voor zes maanden, met de behandeling van het verzoek voor het overige aan te houden in afwachting van een onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming.

De kinderrechter heeft ook de omgangsregeling beoordeeld en besloten dat deze in stand blijft, omdat het perspectief van de kinderen nog niet duidelijk is. De GI wordt verzocht om rapportages bij te houden van de begeleide bezoeken tussen de moeder en de kinderen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de kinderrechter heeft de Raad voor de Kinderbescherming verzocht om onderzoek te doen naar het ouderlijk gezag van de moeder en de mogelijkheden voor een thuisplaatsing.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens : C/10/616393 / JE RK 21-886 en C/10/618464 / JE RK 21-1292
datum uitspraak: 25 mei 2021

beschikking verlenging ondertoezichtstelling en verlenging uithuisplaatsing en

beschikking wijziging zorg- of omgangsregeling

in de zaken van
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,hierna te noemen de GI, gevestigd te Amsterdam,
betreffende

[naam kind 1],

geboren op [geboortedatum kind 1] 2017 te [geboorteplaats kind 1], hierna te noemen [naam kind 1],
[naam kind 2],
geboren op [geboortedatum kind 2] 2020 te [geboorteplaats kind 2], hierna te noemen [naam kind 2].
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[naam moeder],

hierna te noemen de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 19 maart 2021, ingekomen bij de griffie op
8 april 2021 (zaaknummer 616393);
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 12 mei 2021, ingekomen bij de griffie op
12 mei 2021 (zaaknummer 618464);
- de brief met bijlagen d.d. 20 mei 2021 van de zijde van de advocaat van de moeder.
Op 25 mei 2021 heeft de kinderrechter de zaken ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. A.L. Witteveen,
- een tweetal vertegenwoordigsters van de GI, [naam 1] en [naam 2].

De feitenHet ouderlijk gezag over [naam kind 1] en [naam kind 2] wordt uitgeoefend door de moeder.

[naam kind 1] en [naam kind 2] verblijven in een pleeggezin.
Bij beschikking van 22 juli 2020 is de ondertoezichtstelling van [naam kind 1] en
[naam kind 2] verlengd tot 29 mei 2021. De kinderrechter heeft bij beschikking van 22 juli 2020 ook de machtiging van [naam kind 1] en [naam kind 2] tot uithuisplaatsing verlengd
in een voorziening voor pleegzorg tot 29 mei 2021.
De verzoeken
Verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling te verlengen van [naam kind 1] en
[naam kind 2] voor de duur van een jaar. Tevens wordt verzocht de uithuisplaatsing van [naam kind 1] en [naam kind 2] te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling in een voorziening voor pleegzorg.
Wijziging zorg- of omgangsregeling
De GI heeft op grond van artikel 1:265g, lid 1, van het Burgerlijk Wetboek (BW) verzocht de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken als volgt te wijzigen:
Omgangsregeling:
Eén keer per week een begeleid bezoek, voor de duur van 1,5 uur.
De GI heeft ter zitting de verzoeken gehandhaafd en als volgt toegelicht.
Op 2 maart 2021 zijn de kinderen met spoed overgeplaatst naar een ander perspectief biedend pleeggezin in verband met zorgen over de (fysieke) veiligheid van de kinderen in het pleeggezin. Er heeft toen een gesprek plaatsgevonden met de moeder en haar advocaat en de GI heeft overwogen om de kinderen bij de moeder te plaatsen. De GI was echter toen en is nog steeds van mening dat de veiligheid van de kinderen bij de moeder niet gegarandeerd kan worden. Het standpunt van de GI is ongewijzigd gebleven, waardoor de kinderen in een ander pleeggezin zijn geplaatst en er is een verzoek tot onderzoek naar een gezagsbeëindigende maatregel bij de Raad voor de Kinderbescherming (hierna te noemen de Raad) ingediend. De onveiligheid is gelegen in het contact tussen de moeder met de vader. De moeder zou geen contact meer met de vader hebben, maar de GI heeft hier twijfels over. De vader was op de hoogte van de overplaatsing van de kinderen, hetgeen niet van de zijde van de GI aan de vader bekend is gemaakt en begin van deze maand heeft de moeder een aanrijding gehad terwijl zij in de auto van de vader zat. De moeder is wispelturig, maakt niet altijd de juiste keuzes en is niet altijd eerlijk in wat zij vertelt. [naam kind 1] gaat nog niet hele dagen naar school, omdat dit nog niet haalbaar is. Zij krijgt nog één-op-één begeleiding. De bezoeken hebben een enorme impact op de kinderen. [naam kind 1] laat veel zelfbepalend gedrag zien en de moeder vindt het lastig om haar hierin te begrenzen. Onlangs zag de moeder weer blauwe plekjes op het lichaam van [naam kind 1]. De moeder heeft foto’s van deze plekjes gemaakt op het toilet en terwijl zij daar met [naam kind 1] was, heeft de moeder tegen haar gezegd dat ze haar mist en dat ze wil dat ze weer thuis komt wonen. Daarmee veroorzaakt de moeder onrust bij [naam kind 1].

Het standpunt van belanghebbenden

Namens en door de moeder is verzocht de ondertoezichtstelling te verlengen voor de duur van zes maanden en de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing primair af te wijzen en subsidiair te verlengen voor de duur van drie maanden. In deze periode kan een gedegen onderzoek plaatsvinden naar een plaatsing van de kinderen bij de moeder thuis. De moeder heeft sinds januari 2021 geen contact meer met de vader en de opvoedsituatie bij de moeder is stabiel. De moeder heeft nog wel contact met de grootouders vaderszijde. Zonder dat de moeder het wist hebben zij geregeld dat de moeder de auto van de vader kon lenen om grofvuil weg te brengen. De moeder heeft niet de vader gesproken maar de grootouders vaderszijde verteld dat de kinderen waren overgeplaatst naar een ander pleeggezin. De moeder heeft hulpverlening van ASVZ en KJP, zij is therapietrouw en zij is weerbaarder geworden. De moeder heeft daarnaast een persoonlijkheidsonderzoek laten uitvoeren. De GI stelt nu dat er zorgen zijn over de opvoedvaardigheden van de moeder, maar hierover werden in eerdere beschikkingen geen zorgen geuit. De stelling van de GI wordt ook niet verder onderbouwd door recente omgangsverslagen. De moeder zou volgens de GI haar aandacht niet kunnen verdelen, maar uit een ouder, wel beschikbaar omgangsverslag dat de advocaat aan de rechtbank heeft gestuurd, blijkt juist dat de moeder haar aandacht wel kan verdelen. Wat de situatie bemoeilijkt, is dat de jeugdbeschermer, de pleegouder en een stagiaire tijdens de begeleide bezoeken aanwezig zijn en dit leidt af. Ten aanzien van het verzoek de omgangsregeling naar anderhalf uur per week terug te brengen is verzocht dit verzoek af te wijzen. Het zorgelijke gedrag van [naam kind 1] kan ook een gevolg zijn van wat zij heeft meegemaakt in het vorige pleeggezin. De moeder is degene geweest die aan de bel heeft getrokken ten aanzien van de mishandelingen in dit gezin, het is dan ook begrijpelijk dat zij zorgen heeft als zij opnieuw blauwe plekken ziet bij [naam kind 1].

De beoordeling

Verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat er sprake is van een complexe zorgelijke situatie. De ouders hebben een zorgwekkende relatie gehad, waarin bij herhaling sprake was van huiselijk geweld. De moeder is meerdere keren niet in
staat gebleken om haar kinderen te beschermen tegen de agressie van vader, ook nadat zij de relatie met de vader definitief beëindigd had en er sprake was van duidelijke veiligheidsafspraken die feitelijk een contactverbod inhielden. De kinderen zijn uiteindelijk in september 2020 uit huis geplaatst. Uit eerdere overgelegde stukken is gebleken dat de moeder een liefdevolle en zeer betrokken moeder is en dat er over haar
opvoedvaardigheden geen zorgen bestaan.
Begin maart 2021 ontstaan er echter ernstige zorgen over de veiligheid van de kinderen in het toenmalige pleeggezin, waardoor de kinderen met spoed elders geplaatst moesten worden. Het lag toen op de weg van de GI om opnieuw een duidelijke overweging te maken en opnieuw te bezien of de kinderen bij de moeder geplaatst konden worden. Ter zitting heeft de GI beaamd dat deze overweging is gemaakt, maar dit blijkt verder niet uit de stukken. Er ontstond destijds een nieuwe situatie, waarbij opnieuw naar de mogelijkheden gekeken had moeten worden. De moeder heeft immers hulp en begeleiding en zij geeft aan dat zij sinds januari 2021 geen contact meer heeft met de vader. De vader was nadien weliswaar op de hoogte van de overplaatsing van de kinderen en de moeder heeft in de auto van de vader gereden en dit maakt het twijfelachtig of de moeder wel of niet nog contact heeft met de vader, maar dit is evenwel ook op een andere manier verklaarbaar.
De GI heeft aangegeven een verzoek bij de Raad te hebben ingediend tot gezagsbeëindiging.
De kinderrechter overweegt dat het onderzoek van de Raad uitgebreid dient te worden en dat er zal moeten worden bezien of het gezag in stand kan blijven en of de kinderen terug bij de moeder geplaatst kunnen worden. Aanvankelijk was de grootste zorg de veiligheid van de kinderen die niet gewaarborgd kon worden vanwege de vader, maar de zorgen van de GI lijken te zijn verschoven naar de opvoedvaardigheden van de moeder, waar eerder geen zorgen over bestonden. Er dient tevens onderzoek plaats te vinden naar het problematische gedrag dat [naam kind 1] vertoont. Zij heeft veel meegemaakt, ook in het vorige pleeggezin, wat maakt dat er meerdere aanleidingen kunnen zijn voor haar gedrag en de onderliggende problematiek. De kinderrechter zal de ondertoezichtstelling verlengen voor de duur van een jaar en de machtiging tot uithuisplaatsing verlengen voor de duur van zes maanden. De behandeling van het verzoek zal de kinderrechter voor het overige aanhouden in afwachting van het onderzoek van de Raad. De GI wordt verzocht in deze aankomende periode omgangsverslagen bij te houden van de begeleide bezoeken tussen de moeder en de kinderen, waarmee feitelijk kan worden onderbouwd waarom de moeder wel of niet voldoet aan de eisen die de GI in het belang van de kinderen aan haar opvoedvaardigheden stelt.
De kinderrechter verzoekt de GI om uiterlijk twee weken voor de hierna te noemen datum een rapportage te doen toekomen omtrent de huidige stand van zaken en daarbij te vermelden of het verzoek (voor het overige) al dan niet wordt gehandhaafd.
Uit voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [naam kind 1] en [naam kind 2] verlengen voor de duur van een jaar.
Ook is de verlenging van de uithuisplaatsing van [naam kind 1] en [naam kind 2]
noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, BW). De kinderrechter zal de machtiging tot uithuisplaatsing verlengen voor de duur van zes maanden en de behandeling van het verzoek voor het overige aanhouden.
Wijziging zorg- of omgangsregeling
Ten aanzien van de omgangsregeling overweegt de kinderrechter dat de huidige omgangsregeling in stand dient te blijven, aangezien nog niet gesteld kan worden dat het perspectief van de kinderen duidelijk is. Het onderzoek van de Raad zal hier straks meer duidelijkheid over geven en daar kan de omgangsregeling dan (eventueel) tegen die tijd op worden aangepast. Het verzoek van de GI zal dus worden afgewezen.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [naam kind 1] en [naam kind 2] tot 29 mei 2022;
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 1] en [naam kind 2] in een voorziening voor pleegzorg, tot uiterlijk 29 november 2021;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het verzoek de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken te wijzigen af;

en alvorens verder te beslissen:

houdt de beslissing voor het overige verzochte ten aanzien van de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing aan en bepaalt dat de behandeling van de zaak wordt aangehouden tot
1 november 2021 pro forma;
bepaalt dat de GI en belanghebbenden op de genoemde pro forma datum niet ter zitting behoeven te verschijnen;

verzoekt de Raad voor de Kinderbescherming, regio Rotterdam-Dordrecht, om

(tevens) onderzoek te doen naar het in stand houden van het ouderlijk gezag van de moeder over de minderjarigen en naar de mogelijkheden van een thuisplaatsing bij de moederen verzoekt de Raad voor de Kinderbescherming
uiterlijk twee wekenvoor de genoemde datum aan de rechtbank te rapporteren en advies uit te brengen;
verzoekt
de GIuiterlijk twee wekenvoor de genoemde datum de kinderrechter de verzochte rapportage te doen toekomen.
Deze beschikking is gegeven door mr. M. van Kuilenburg, kinderrechter, in tegenwoordigheid van J.A. van Soest als griffier en in het openbaar uitgesproken op 25 mei 2021.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 8 juni 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.