ECLI:NL:RBROT:2021:5838

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 juni 2021
Publicatiedatum
23 juni 2021
Zaaknummer
C/10/617096 / KG ZA 21-299
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de voorzieningenrechter in kort geding wegens arbitragebeding tussen vennoten van een vennootschap onder firma

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, hebben eisers [persoon A] en [persoon B] een kort geding aangespannen tegen gedaagde [persoon C]. De eisers vorderen onder andere dat [persoon C] wordt verboden om namens de vennootschap onder firma (VOF) rechtshandelingen te verrichten. De zaak draait om de geldigheid van een addendum dat is opgesteld na het overlijden van een van de vennoten, [persoon E]. Eisers betwisten de echtheid van hun handtekeningen onder dit addendum en stellen dat het addendum en de daaropvolgende overeenkomsten nietig zijn vanwege bedrog en dwaling. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat het addendum geldig is en dat de partijen gebonden zijn aan het arbitragebeding dat daarin is opgenomen. Hierdoor verklaart de voorzieningenrechter zich onbevoegd om kennis te nemen van de vorderingen van eisers, omdat deze vorderingen ook in arbitrage kunnen worden behandeld. De voorzieningenrechter heeft de eisers in de proceskosten veroordeeld, omdat zij in het ongelijk zijn gesteld. De uitspraak is gedaan op 4 juni 2021.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/617096 / KG ZA 21-299
Vonnis in kort geding van 4 juni 2021
in de zaak van

1..[persoon A] ,

wonende te [woonplaats A] ,
2.
[persoon B],
wonende te [woonplaats B] ,
eisers in conventie,
verweerders in (voorwaardelijke) reconventie,
advocaat: mr. N.S. de Haas te Rotterdam,
tegen
[persoon C],
wonende te [woonplaats C] ,
gedaagde in conventie,
eiser in (voorwaardelijke) reconventie,
advocaten: mr. H.G.G. Winnemuller en mr. M.E.C. Lok te Den Haag.
Partijen worden hierna [persoon A] en [persoon B] en [persoon C] genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 7 mei 2021, met producties en aanvullende producties;
  • de akte overlegging producties, exceptie van onbevoegdheid en voorwaardelijke eis in reconventie, met producties;
  • de mondelinge behandeling gehouden op (donderdag) 20 mei 2021
  • de pleitnota van [persoon A] en [persoon B] ;
  • de pleitnota van [persoon C] .
1.2.
In de dagvaarding staat vermeld dat [persoon A] en [persoon B] mede handelen onder de naam “ [naam bedrijf 1] ”. Daarmee is kennelijk bedoeld de vennootschap onder firma waarvan [persoon A] en [persoon B] , tezamen met in ieder geval een derde – niet in dit kort geding betrokken – partij, de vennoten zijn. Desgevraagd heeft mr. De Haas tijdens de mondelinge behandeling geen duidelijk antwoord gegeven op de vraag of bedoeld is dat de vennootschap onder firma procespartij is. Daarom wordt aangenomen dat de vennootschap onder firma geen partij is en is zij niet als partij in de kop van dit vonnis opgenomen.
1.3.
De op dinsdagmiddag vlak voor sluitingstijd van de griffie bij de centrale balie van de rechtbank ingediende akte van [persoon C] beslaat (inclusief producties) meer dan 300 pagina’s. Voorafgaand aan de mondelinge behandeling hebben [persoon A] en [persoon B] bezwaar gemaakt tegen de akte en de producties van [persoon C] , gelet op de hoeveelheid en het late tijdstip van indiening ervan. De voorzieningenrechter heeft [persoon C] erop gewezen dat op grond van het procesreglement stukken zo snel mogelijk moeten worden ingediend. Aan dat voorschrift is niet voldaan, in aanmerking nemende dat de dagvaarding geruime tijd voordien is uitgebracht. Weliswaar hebben de advocaten van [persoon C] verklaard dat zij pas laat over bepaalde stukken (zoals het handtekeningenonderzoek) konden beschikken, maar dat zegt nog niets over de onmogelijkheid om de overige stukken eerder in te dienen. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de advocaat van [persoon A] en [persoon B] desgevraagd laten weten dat hij niet wenst dat de stukken buiten beschouwing worden gelaten en ook niet dat de zaak wordt aangehouden. Vervolgens is de mondelinge behandeling van de zaak aangevangen.
1.4.
Vonnis is bepaald op heden.

2..De feiten

2.1.
In 1985 hebben de broers [persoon D] , [persoon E] , [persoon B] en [persoon A] een vennootschap onder firma opgericht, thans genaamd [naam bedrijf 1] (hierna: de VOF), waarmee een garagebedrijf geëxploiteerd wordt.
2.2.
In de akte houdende vaststelling statuten van de vennootschap onder firma gevestigd te Rotterdam : " [naam bedrijf 2] ” van 23 december 1985 zijn de vennoten overeengekomen dat [persoon E] als enige zelfstandig bevoegd was om de VOF te vertegenwoordigen, dit met uitzondering van bepaalde rechtshandelingen. Voorts bevat deze akte (hierna: de akte van 1985) een arbitragebeding.
2.3.
[persoon C] is de zoon van [persoon E] en mevrouw [persoon F] (hierna: [persoon F] ). [persoon G] is de zus van [persoon C] .
2.4.
Het garagebedrijf wordt geëxploiteerd vanuit twee onroerende zaken: een pand aan de [adres 1] te Rotterdam en een pand aan [adres 2] te Rotterdam.
2.5.
Op 4 augustus 2015 is [persoon D] overleden. Na zijn overlijden is de VOF voortgezet door de overgebleven drie broers, tezamen met [persoon G] . Hiertoe hebben zij in januari 2018 een akte van vennootschap onder firma ondertekend. In deze akte (hierna: de Akte van januari 2018) zijn partijen overeengekomen dat [persoon E] en [persoon G] (met bepaalde uitzonderingen) zelfstandig bevoegd zijn om de VOF te vertegenwoordigen, dat alle vennoten voor 25% delen in de winst, maar dat [persoon G] niet (geheel) meedeelt in de winst bij verkoop van de twee onroerende zaken. In deze akte is voorts bepaald dat de VOF eindigt bij overlijden van een van de vennoten, maar dat de overgebleven vennoten ervoor kunnen kiezen de VOF voort te zetten mits zij dit binnen drie maanden na overlijden schriftelijk kenbaar maken.
In deze akte zijn partijen voorts onder meer overeengekomen dat zij eventuele geschillen oplossen door middel van bindend advies en dat wijzigingen op de akte schriftelijk moeten worden overeengekomen en aan de akte moeten worden aangehecht. De akte is door de vier vennoten ondertekend en op iedere pagina geparafeerd.
2.6.
Met de weduwe van [persoon D] , mevrouw [persoon H] (hierna: [persoon H] ) is een uitkoopregeling getroffen, op grond waarvan zij gedurende 10 jaar een uitkering uit de VOF ontvangt.
2.7.
In 2016 hebben de (vennoten van de) VOF, [persoon A] en [persoon B] en [persoon E] in privé een koopovereenkomst gesloten met betrekking tot de onroerende zaak aan de [adres 1] . Op grond van deze overeenkomst is de onroerende zaak voor een bedrag van € 1,3 miljoen verkocht aan de projectontwikkelaars Van Wijnen en Brukon Beheer. Deze koopovereenkomst is gesloten onder verschillende ontbindende en opschortende voorwaarden waaronder de voorwaarde dat het op de onroerende zaken rustende voorkeursrecht is komen te vervallen.
2.8.
Bij brief van 23 november 2017 heeft Vangoud Advocaten B.V. een advies gegeven met betrekking tot de onroerende zaak aan de [adres 1] en het daaraan verbonden voorkeursrecht en kettingbeding.
2.9.
Op 16 mei 2018 is [persoon E] overleden. Na zijn overlijden is de onderneming voortgezet.
2.10.
In april 2020 heeft [persoon C] zich, met terugwerkende kracht tot 16 mei 2018, in het handelsregister van de Kamer van Koophandel laten inschrijven als vennoot van de VOF.
2.11.
Bij brief van 25 november 2020 heeft notariskantoor Van Dijk Schilperoort Notarissen [persoon A] en [persoon B] verzocht om mee te werken aan de juridische levering van de onroerende zaak aan de [adres 2] aan [persoon C] en [persoon G] . In de bijgeleverde conceptakte wordt melding gemaakt van de volgende overeenkomsten:
2.11.1.
Een addendum op de akte houdende vaststelling statuten van de vennootschap onder firma gevestigd te Rotterdam : " [naam bedrijf 2] (hierna: het Addendum). In dit addendum zijn [persoon A] en [persoon B] , [persoon G] , [persoon C] en [persoon F] aangemerkt als vennoten.
 Met betrekking tot het toetreden van [persoon C] en [persoon F] is onder F. het volgende opgenomen:

in aanmerking genomen dat (...) [persoon G] (...) [achtenaam] , (...) en [persoon C] (...) [achtenaam] , (...) en (...) [persoon F] , (...) de heer [persoon E] hebben opgevolgd als vennoot na diens overlijden op 16 mei 2018
  • Met betrekking tot de vertegenwoordigingsbevoegdheid is overeengekomen dat [persoon C] en [persoon G] , als opvolger van [persoon E] , (met bepaalde uitzonderingen) zelfstandig bevoegd zijn om de VOF te vertegenwoordigen.
  • Met betrekking tot de winstdeling is bepaald dat ieder van de vijf vennoten 20% van de winst ontvangt, met dien verstande dat wanneer hetgeen van het bedrijfsresultaat resteert onvoldoende is om een winstaandeel van 20% uit te keren aan [persoon A] en [persoon B] en/of [persoon F] , zij een jaarlijks in onderling overleg vast te stellen bedrag ten laste van hun kapitaalrekening kunnen krijgen uitgekeerd.
  • Voorts bevat het Addendum in artikel 12 de volgende bedingen:

5. Deze Overeenkomst vormt de volledige overeenkomst van tussen partijen en vervangt alle eventuele voorafgaande overeenkomsten en afspraken (zowel mondeling als schriftelijk) en correspondentie.
10. Alle geschillen, die ter zake van deze Overeenkomst of van nadere daarmede in verband staande overeenkomsten mochten opkomen, zullen tussen partijen en/of hun rechtverkrijgenden, worden beslecht door drie scheidslieden.
11. De scheidslieden zullen door het Nederlands Arbitrage Instituut op verzoek van de meest gerede partij worden benoemd en zij zullen het geschil beslechten met inachtneming van het Arbitragereglement van dit Instituut.
 Onder het Addendum staat het volgende vermeld: “
Aldus mondeling overeengekomen per 16 mei 2018 en vervolgens schriftelijk opgesteld en ondertekend te Rotterdam op”. Daaronder staan handtekeningen van [persoon A] en [persoon B] , [persoon C] , [persoon G] en [persoon F] . De afzonderlijke pagina’s van het Addendum zijn niet geparafeerd. De datum van ondertekening is niet vermeld.
2.11.2.
Een proces-verbaal van rectificatie van het Addendum op de akte houdende vaststelling statuten van de vennootschap onder firma gevestigd te Rotterdam : " [naam bedrijf 2] . In dit proces-verbaal (hierna: de Rectificatie) staat vermeld dat partijen zijn overeengekomen dat de vaststelling dat [persoon F] vennoot is onjuist is en dat zij daarom geacht wordt nooit vennoot van de VOF te zijn geweest.
Onder de Rectificatie staat: “
Mondeling vastgesteld te Rotterdam per 16 mei 2018 en vervolgens schriftelijk opgesteld en ondertekend op”. Daaronder staan handtekeningen van [persoon A] en [persoon B] , [persoon C] , [persoon G] en [persoon F] . De datum van ondertekening is niet vermeld.
2.11.3.
Een viertal overeenkomsten waarbij de economische eigendom van de onroerende zaak aan de Gouderakstraat door Sterkman, [persoon A] en [persoon B] wordt overgedragen aan [persoon C] en [persoon G] . Deze overeenkomsten zijn gedateerd op 1 januari 2018, waarbij [persoon C] en [persoon G] in plaats treden van [persoon E] .
2.12.
[persoon A] en [persoon B] hebben hun medewerking aan het passeren van de leveringsakte met betrekking tot de Gouderakstraat geweigerd.
2.13.
Vanaf november 2020 tot en met maart 2021 hebben partijen (samen met [persoon G] ) onderhandeld. Onderdeel hiervan was een bemiddeling door de heer [persoon I] . Hierbij heeft [persoon C] een voorstel gedaan tot uitkoop van [persoon A] en [persoon B] . Deze bemiddeling is op 18 maart 2021 beëindigd.
2.14.
Na 27 februari 2021 heeft [persoon G] geen werkzaamheden meer verricht voor de VOF.
2.15.
Bij brief van 17 maart 2021 heeft (de advocaat van) [persoon A] en [persoon B] [persoon C] gesommeerd om (onder meer) te bevestigen dat hij geen handelingen meer zal verrichten namens de VOF en om bescheiden met betrekking tot de VOF te verstrekken. In deze brief heeft de advocaat van [persoon A] en [persoon B] zich onder meer op het standpunt gesteld dat [persoon A] en [persoon B] het Addendum nooit hebben ondertekend en dat zij onbekend zijn met de inhoud daarvan. Daarnaast beroept de advocaat van [persoon A] en [persoon B] zich op vernietiging van het Addendum op grond van dwaling of bedrog.
2.16.
In antwoord op voormelde brief heeft de advocaat van [persoon C] (en [persoon G] )
zich bij brief van 22 maart 2021 op het standpunt gesteld dat, op basis van het Addendum. [persoon C] , [persoon G] en [persoon A] en [persoon B] de vennoten zijn van de VOF. In deze brief schrijft de advocaat onder meer dat het Addendum niet op de sterfdag van [persoon E] is vastgelegd, maar dat het een vastlegging is van wat nadien is afgesproken.
De brief bevat daarnaast sommaties aan het adres van [persoon A] en [persoon B] , onder meer met betrekking tot de afgifte van administratie en het verlenen van toegang tot het terrein.
2.17.
Op 20 april 2021 heeft de advocaat van [persoon C] het Nationaal Forensisch Onderzoeksbureau (NFOB) opdracht gegeven om onderzoek te doen naar de echtheid van de handtekeningen van [persoon A] en [persoon B] onder het Addendum. De door NFOB ingeschakelde deskundigen komen in hun rapport van 14 mei 2021 tot de conclusie dat het extreem veel waarschijnlijker is dat de betwiste handtekening van [persoon A] authentiek is dan dat het een vervalsing is. Met betrekking tot de handtekening van [persoon B] luidt de conclusie dat het waarschijnlijker is dat de betwiste handtekening authentiek is dan dat het een vervalsing is.
2.18.
Op 18 mei 2021 hebben [persoon G] en [persoon C] bij het NAI een aanvraag gedaan voor een arbitraal kort geding tegen [persoon A] en [persoon B] .
2.19.
Bij e-mails van 19 mei 2021 heeft (de advocaat van) [persoon A] en [persoon B] de vernietiging ingeroepen van het Addendum, de Rectificatie en de in 2.11.3 vermelde overeenkomsten.
2.20.
In ongedateerde schriftelijke verklaringen hebben [persoon G] en [persoon F] verklaard over de ondertekening van het Addendum die volgens hen in juli 2019 heeft plaatsgevonden. Hierbij heeft [persoon G] onder meer verklaard over een afspraak van [persoon C] en [persoon B] bij Van der Valk in Ridderkerk.

3..Het geschil in conventie en voorwaardelijke reconventie

3.1.
In conventie vorderen [persoon A] en [persoon B] , samengevat:
primair:
I. [persoon C] per direct te verbieden om namens de VOF (rechts)handelingen te verrichten,
waaronder ook verstaan het verrichten van betalingen, met uitzondering van (rechts)handelingen waarvoor [persoon A] en [persoon B] op een datum na dit vonnis
schriftelijk toestemming hebben gegeven,
II. [persoon C] per direct te verbieden om (delen van) de activa/passiva van de VOF
te (laten) verkopen, te (laten) leveren en/of te (laten) bezwaren, waaronder tevens het onroerend goed aan de [adres 1] en [adres 2] ;
III. [persoon C] te gebieden om binnen 48 uur na dit vonnis Van Wijnen Projectontwikkelaar West B.V. en Brukon Beheer B.V. per email te bevestigen dat hij geen vennoot is en niet bevoegd is om de VOF te vertegenwoordigen en een afschrift van dit e-mailbericht in bcc te versturen naar de advocaat van [persoon A] en [persoon B] ;
IV. [persoon C] te gebieden om binnen 48 uur na dit vonnis Van Dijk Schilderpoort Notarissen per e-mail te berichten dat hij geen vennoot is van de VOF en ook niet bevoegd is deze onderneming te vertegenwoordigen en een afschrift van dit e-mailbericht in bcc te versturen naar de advocaat van [persoon A] en [persoon B] ;
V. [persoon C] te gebieden om binnen 48 uur na dit vonnis
(i) een schriftelijke en gespecificeerde opgave te doen van alle aan de VOF toebehorende eigendommen, (digitale) administratie, boekhouding, documenten, overeenkomsten, codes, wachtwoorden, bankpassen en creditcards met codes, rechten en andere bezittingen en
(ii) deze goederen en informatie ter vrije beschikking van [persoon A] en [persoon B] te stellen en voor zover deze goederen en informatie zich in de macht van [persoon C] bevinden of redelijkerwijs kunnen bevinden deze te overhandigen c.q. af te geven aan [persoon A] en [persoon B] ;
Vl. [persoon C] te gebieden om binnen 48 uur na dit vonnis aan [persoon A] en [persoon B] te overhandigen dan wel af te geven het ongecensureerde advies van Goud Advocaten d.d. 23 november 2017 en het daarbij behorende e-mailbericht d.d. 9 november 2020 van de Gemeente Rotterdam alsook het daarbij behorende e-mailbericht d.d. 26 oktober 2017, het gehele dossier van de VOF bij Straatman Koster Advocaten waaronder het door hen
opgestelde advies, het gehele dossier van de VOF bij Brinck Management Advies alsook het door hen opgestelde advies en de taxatie, het gehele dossier van de VOF bij Van Wijnen Projectontwikkeling West B.V. en het gehele dossier van de VOF bij Brukon Beheer B.V.
VII. [persoon C] te gebieden zich binnen 48 uur na dit vonnis uit te schrijven uit de registers van de Kamer van Koophandel;
subsidiair:
VIII. [persoon C] te verbieden om namens of voor de VOF rechtshandelingen te verrichten welke een bedrag van € 5.000,-- te boven gaan of waardoor de onderneming langer dan drie maanden wordt gebonden, geldleningen te verkrijgen of te verstrekken, bedrijfsmiddelen te kopen met een waarde boven de € 500,--, handelingen te verrichten waarmee onroerend goed aan de [adres 1] of [adres 2] of enig ander onroerend goed behorende tot de onderneming direct of indirect vervreemd of bezwaard kan worden;
IX. [persoon C] te gebieden om binnen 48 uur na dit vonnis Van Wijnen Projectontwikkelaar West B.V. en Brukon Beheer B.V. per email te bevestigen dat gedaagde niet bevoegd is om de VOF te vertegenwoordigen aangaande bedragen boven de € 5.000,-- zonder zijn andere vennoten en een afschrift van dit e-mailbericht in bcc te versturen naar de advocaat van [persoon A] en [persoon B] ;
X. [persoon C] te gebieden om binnen 48 uur na dit vonnis Van Dijk Schilderpoort Notarissen per e-mail te berichten dat hij niet bevoegd is om zonder de andere vennoten de VOF
te vertegenwoordigen aangaande bedragen boven de € 5.000,-- en een afschrift van dit e-mailbericht in bcc te versturen naar de advocaat van [persoon A] en [persoon B] ;
XI. [persoon C] te gebieden om binnen 48 uur na dit vonnis (i) een schriftelijke en gespecificeerde opgave te doen van alle aan de VOF toebehorende eigendommen, (digitale) administratie, boekhouding, documenten, overeenkomsten, codes, wachtwoorden, bankpassen en creditcards met codes, rechten en andere bezittingen en (ii) deze goederen en informatie ter vrije beschikking van alle vennoten van de vennootschap waaronder [persoon A] en [persoon B] ;
XII. [persoon C] te gebieden om binnen 48 uur na dit vonnis aan alle vennoten, waaronder [persoon A] en [persoon B] , te overhandigen dan wel af te geven een afschrift of kopie van: het ongecensureerde advies van Goud Advocaten d.d. 23 november 2017 en het daarbij behorende e-mailbericht d.d. 9 november 2020 van de Gemeente Rotterdam alsook het daarbij behorende e-mailbericht d.d. 26 oktober 2017, het gehele dossier van de VOF bij Straatman Koster Advocaten waaronder het door hen opgestelde advies, het gehele dossier
van de VOF bij Brinck Management Advies alsook het door hen opgestelde advies en de taxatie, het gehele dossier van de VOF bij Van Wijnen Projectontwikkeling West B.V. en het gehele dossier van VOF bij Brukon Beheer B.V.;
XIII. [persoon C] te gebieden om binnen 48 uur na dit vonnis per e-mail de Kamer van Koophandel te verzoeken om zijn bevoegdheid met spoed aan te passen van onbeperkt naar een maximum van € 5.000,- en een afschrift van dit bericht per bcc te verzenden naar de advocaat van [persoon A] en [persoon B] ;
Primair en subsidiair steeds op straffe van een dwangsom en met veroordeling van [persoon C] in de proceskosten, waaronder de nakosten.
3.2.
Aan deze vordering leggen [persoon A] en [persoon B] het volgende ten grondslag.
Het Addendum en de Rectificatie bevatten valse data. Daarom zijn ze nietig vanwege strijd met de goede zeden en de openbare orde. Dit geldt ook voor de overeenkomsten met betrekking tot de levering van het economische eigendom van het vastgoed.
Voorts bevat het Addendum meerdere onverklaarbare onregelmatigheden en sluit het niet aan op de Akte van januari 2018. Het Addendum is verder nadelig voor [persoon A] en [persoon B] en juist voordelig voor [persoon C] .
[persoon A] en [persoon B] hebben het Addendum en de Rectificatie en de overeenkomsten tot overdracht van het economische eigendom niet ondertekend. Zij zouden nooit met de inhoud ervan akkoord zijn gegaan. Indien de handtekeningen wel zijn geplaatst, dan zijn deze overeenkomsten onder bedrog, dwaling, dan wel misbruik van omstandigheden tot stand gekomen.
Dit betekent dat [persoon C] zich ten onrechte heeft voorgedaan als vennoot van de VOF. Daarnaast heeft hij in mei of juni 2018 aan [persoon A] en [persoon B] meegedeeld dat de koopovereenkomst met betrekking tot de [adres 1] zou zijn ontbonden, terwijl het [persoon A] en [persoon B] pas tijdens de geschillenbeslechting is gebleken dat dit niet zo is. [persoon A] en [persoon B] hebben er recht op en belang bij dat [persoon C] zich niet langer voor doet als (onbeperkt) bevoegde vennoot. Daarnaast hebben zij recht op de (ongecensureerde) stukken met betrekking tot de onroerende zaak aan de [adres 1] .
3.3.
[persoon C] voert gemotiveerd verweer en concludeert tot onbevoegdverklaring dan wel afwijzing van het gevorderde, met veroordeling van [persoon A] en [persoon B] in de proceskosten, waaronder de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.4.
In voorwaardelijke reconventie, namelijk onder de voorwaarde dat de voorzieningenrechter zich in conventie bevoegd verklaart, vordert [persoon C] , samengevat:
I. [persoon C] (en aan [persoon G] ) onmiddellijk en onbeperkt toegang te bieden tot de garage en overige tot de VOF behorende panden en terreinen;
II. aan [persoon C] (of aan [persoon G] ) binnen 24 uur na het wijzen van het arbitrale vonnis de kas/portemonnee van de VOF en alle overige hen ter beschikking staande administratie van de VOF (waaronder maar niet beperkt tot post, overeenkomsten en binnengekomen facturen) ter beschikking te stellen;
III. te verwezenlijken dat [persoon J] onmiddellijk haar werkzaamheden voor de VOF staakt en gestaakt houdt en te verwezenlijken dat zij alle aan de VOF behorende zaken en administratie binnen 2 dagen na het arbitrale vonnis geordend aan [persoon C] (of [persoon G] ) overhandigt;
IV. aan [persoon C] (of [persoon G] ) binnen 2 dagen na het wijzen van het arbitrale vonnis te verstrekken:
  • een volledig, juiste en up to date (tot op de dag van overhandiging) kasstaat, en [persoon A] en [persoon B] te gebieden zich vanaf dat moment te onthouden van het invullen van de kasstaat;
  • een gedetailleerd overzicht en verantwoording van alle inkomsten en uitgaven (in de breedste zin) sinds 27 februari 2021 tot de datum van overhandiging (inclusief namen van partijen door of aan wie is betaald en een verifieerbare toelichting waarom deze betaling heeft plaatsgevonden, zodat hieruit onder meer de actuele stand crediteuren/debiteuren kan worden afgeleid);
  • een overzicht van wijzigingen in de voorraad sinds 27 februari 2021 tot de datum van verstrekking van dit overzicht;
  • de actuele stand van de voorraad op datum verstrekken van deze informatie;
  • een overzicht van alle namens de VOF verrichte (rechts)handelingen door [persoon B] en/of [persoon A] en/of [persoon J] aangaande de VOF sinds 1 januari 2021 tot de dag waarop dit overzicht wordt verstrekt (waaronder gesloten, beëindigde of gewijzigde rechtsverhoudingen).
V. [persoon B] en [persoon A] te gebieden alle externe vertegenwoordigingshandelingen aangaande de VOF te staken en gestaakt te houden, en derhalve zich te onthouden van het sluiten, wijzigen of beëindigen van overeenkomsten, het doen of ontvangen van betalingen en het doen van mededelingen namens de VOF aan derden.
VI. [persoon B] en [persoon A] te gebieden onmiddellijk, en op eerste verzoek van [persoon C] ieder medewerking te verlenen aan de uitvoering van koopovereenkomsten aangaande de overdracht van het onroerend goed aan de [adres 2] , waarbij het vonnis in de plaats kan treden voor en van alle voor de overdracht nodige (rechts)handelingen en goedkeuringen zijdens [persoon B] en [persoon A] .
VII. Over te gaan tot partiele ontbinding van de VOF in die zin dat [persoon B] en [persoon A] binnen drie maanden (vervroegd) uitreden en [persoon G] en [persoon C] de VOF voortzetten onder dezelfde naam, althans dat [persoon B] en [persoon A] verplicht worden hun medewerking te verlenen aan het vervroegd uittreden uit de VOF conform de voorwaarden in het Addendum, hetgeen dan resulteert in een gedeeltelijke (of partiele) ontbinding, waarbij [persoon G] en [persoon C] de VOF onder dezelfde naam voortzetten.
I. tot en met VI. op straffe van een dwangsom en met hoofdelijke veroordeling van [persoon A] en [persoon B] in de proceskosten, waaronder de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.5.
[persoon A] en [persoon B] voeren gemotiveerd verweer en concluderen tot afwijzing van het gevorderde.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4..De beoordeling in conventie en (voorwaardelijke) reconventie

4.1.
Beoordeeld moet worden of de voorzieningenrechter zich op grond van het in het Addendum opgenomen arbitragebeding onbevoegd moet verklaren. Indien partijen aan dat arbitragebeding gebonden moeten worden geacht, kan de voorzieningenrechter zich op grond van de artikelen 1022a en 1022c Rv uitsluitend bevoegd verklaren indien de gevraagde voorziening niet of niet tijdig in arbitrage kan worden verkregen.
4.2.
[persoon A] en [persoon B] hebben de echtheid van het Addendum betwist. Zij hebben in dit verband verwezen naar de datering ervan op de sterfdag van [persoon E] . Zij hebben voorts betwist dat zij het betreffende Addendum hebben ondertekend. Daarnaast hebben zij een beroep gedaan op de vernietiging van het Addendum.
4.3.
Tussen partijen staat vast dat het Addendum niet op de sterfdag van [persoon E] is ondertekend. Het (bewijs)aanbod van [persoon A] en [persoon B] om getuigen te horen is alleen al daarom niet van belang. Overigens vermeldt het Addendum ook niet dat het op die dag is ondertekend. De vermelding van de datum van 16 mei 2018 en het weglaten van de datum van ondertekening, leidt in ieder geval niet zonder meer tot nietigheid van het Addendum.
De uitleg van [persoon C] dat het een (schriftelijke) uitwerking is van wat partijen naar aanleiding van het overlijden van [persoon E] zijn overeengekomen, is, mede gelet op de voortzetting van de VOF, voorshands niet onaannemelijk, zij het dat de inhoud van wat is overeengekomen door [persoon A] en [persoon B] wordt betwist.
4.4.
Op grond van het handschriftonderzoek van het NFOB is in zeer hoge mate aannemelijk dat de (natte) handtekeningen onder het Addendum wel van [persoon A] en [persoon B] zijn. Tijdens de mondelinge behandeling hebben zij dit ook niet langer betwist. De stellingen met betrekking tot de handtekeningen onder de Rectificatie (die volgens [persoon C] pas veel later is opgesteld) zijn voor het Addendum niet van belang.
4.5.
De handtekeningen van [persoon A] en [persoon B] staan halverwege pagina 12 van het Addendum, naast de namen en handtekening van de andere partijen. Daarboven staan nog enige delen van artikel 12 van het Addendum waarin tot twee keer toe het woord Overeenkomst voorkomt en melding wordt gemaakt van (de onderneming van) de vennootschap (de VOF). Een en ander doet vermoeden dat [persoon A] en [persoon B] bewust een handtekening hebben gezet onder een contract verband houdend met de VOF. Hun stelling dat zij niet (bewust) een vennootschapscontract hebben ondertekend, is ongeloofwaardig. De stelling dat [persoon C] de pagina’s van het Addendum kan hebben verwisseld omdat de afzonderlijke pagina’s niet zijn geparafeerd, leidt niet tot het oordeel dat het Addendum daarom ongeldig is. Die enkele mogelijkheid – die [persoon A] en [persoon B] overigens niet nader hebben onderbouwd – is onvoldoende om aan te nemen dat dit ook zo is gebeurd.
4.6.
Tussen partijen is niet in geschil dat de resterende vennoten de VOF na het overlijden van [persoon E] hebben voortgezet. Voorts staat vast dat partijen ter afwikkeling van het aandeel van [persoon E] tot afspraken moesten komen en dat [persoon C] een hiermee (in ieder geval deels) is belast. Zonder deze afspraken zou de VOF op grond van de Akte van januari 2018 zijn ontbonden en partijen zijn het erover eens dat dat niet het geval is.
4.7.
Hoewel dat in de gegeven omstandigheden wel op hun weg lag, hebben [persoon A] en [persoon B] niet aannemelijk gemaakt wat er volgens hen anders zou zijn overeengekomen naar aanleiding van het overlijden van [persoon E] . Zo is niet gesteld of gebleken dat er gesproken is over een uitkoop van zijn erfgenamen. Het is daarmee onduidelijk wat in de visie van [persoon A] en [persoon B] na 16 mei 2018 de basis van de samenwerking (en de betalingen) was. Het feit dat het Addendum niet aansluit op de Akte van januari 2018 maakt niet dat het daarom ongeldig is, zolang ervan uit mag worden gegaan dat de betrokken partijen met de inhoud – die teruggrijpt op de Akte van 1985 en latere wijzigingen ongedaan maakt – hebben ingestemd.
4.8.
Het beroep van [persoon A] en [persoon B] op dwaling, bedrog en misbruik van omstandigheden is in belangrijke mate gebaseerd op de stelling dat het Addendum (net als de overdracht van de onroerende zaak aan de Gouderakstraat) voor hen nadelig is, terwijl het [persoon C] bevoordeelt. Zij hebben in dit verband onder meer gewezen op de winstdeling en op de overdracht van de onroerende zaak aan de [adres 2] . [persoon C] heeft op dit punt verweer gevoerd en onder meer verwezen naar de financiële positie van de VOF, de fiscale gevolgen van winstdeling en de beperkte inbreng van [persoon A] en [persoon B] . Vervolgens hebben [persoon A] en [persoon B] ook op dit punt niet duidelijk gemaakt wat volgens hen de stand van zaken was en op welk punt zij een verkeerde voorstelling van zaken hebben gehad, die niet voor hun eigen rekening hoort te blijven. Ook het beroep op misbruik van omstandigheden is onvoldoende onderbouwd, aangezien [persoon A] en [persoon B] geen feiten of omstandigheden naar voren hebben gebracht waaruit volgt dat [persoon C] hen had moeten weerhouden van het aangaan van deze rechtshandeling. Het beroep op hun medische toestand en afhankelijkheid van [persoon C] is in dit verband onvoldoende. Gelet op een en ander is het onvoldoende aannemelijk dat een beroep op een wilsgebrek in een eventuele bodemprocedure enige kans van slagen heeft.
4.9.
Op grond van het voorgaande gaat de voorzieningenrechter ervan uit dat partijen na het overlijden van [persoon E] afspraken hebben gemaakt, dat daaraan uitvoering is gegeven, dat deze afspraken op enig moment schriftelijk zijn vastgelegd in het Addendum en dat [persoon A] en [persoon B] dat hebben ondertekend. Vooralsnog is niet aannemelijk dat een beroep op vernietiging van het Addendum kans van slagen heeft. Hierbij merkt de voorzieningenrechter op dat de bezwaren van [persoon A] en [persoon B] zich bovendien niet richten op het arbitragebeding en dat ook de Akte van 1985 een arbitragebeding bevat.
4.10.
In dit kort geding moet het er daarom voor gehouden worden dat het Addendum geldig is en dat partijen zijn overeengekomen alle daaruit voortvloeiende geschillen te beslechten door middel van arbitrage bij het NAI. Zoals in 4.1 al is overwogen kan de voorzieningenrechter zich op grond van artikel 1022c Rv uitsluitend bevoegd verklaren indien de gevraagde beslissing niet of niet tijdig in arbitrage kan worden verkregen.
4.11.
[persoon A] en [persoon B] hebben geen feiten of omstandigheden naar voren gebracht waaruit volgt dat een of meer van de door hen gevorderde voorzieningen niet of niet tijdig in arbitrage kunnen worden verkregen. Hierbij merkt de voorzieningenrechter op dat [persoon A] en [persoon B] ook niet aannemelijk hebben gemaakt dat [persoon C] op dit moment namens de VOF rechtshandelingen verricht of kan verrichten, al dan niet met betrekking tot de onroerende zaken. Daartegenover heeft [persoon C] onweersproken en met verwijzing naar de website van het NAI gesteld dat het Arbitragereglement van het NAI voorziet in een arbitraal kort geding waar op korte termijn een voorziening kan worden verkregen. Hij heeft er daarnaast erop gewezen dat hij tezamen met [persoon G] een aanvraag heeft gedaan voor een arbitraal kort geding. Voorts heeft hij (bij monde van zijn advocaat) toegezegd voor de behandeling daarvan een beperkt aantal verhinderdagen op te geven.
4.12.
Op grond van voorgaande is niet aannemelijk is dat de gevraagde voorzieningen niet tijdig in arbitrage kunnen worden verkregen. De voorzieningenrechter verklaart zich daarom onbevoegd om kennis te nemen van de vorderingen van [persoon A] en [persoon B] .
4.13.
Aangezien de voorzieningenrechter zich voor de vorderingen in conventie onbevoegd verklaard, wordt niet toegekomen aan de vorderingen in voorwaardelijke reconventie.
4.14.
[persoon A] en [persoon B] worden als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld, zoals gevorderd te vermeerderen met de wettelijke rente. De kosten aan de zijde van [persoon C] worden begroot op:
- griffierecht € 309,00
- salaris advocaat €
1.016,00
Totaal € 1.325,00

5..De beslissing

De voorzieningenrechter:
In conventie
5.1.
verklaart zich onbevoegd om kennis te nemen van vorderingen van [persoon A] en [persoon B] ;
5.2.
veroordeelt [persoon A] en [persoon B] in de proceskosten, aan de zijde van [persoon C] tot op heden begroot op € 1.325,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van veertien dagen na dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt [persoon A] en [persoon B] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [persoon A] en [persoon B] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis hebben voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin en in het openbaar uitgesproken op 4 juni 2021.
3077/2009