ECLI:NL:RBROT:2021:5842

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 juni 2021
Publicatiedatum
23 juni 2021
Zaaknummer
C/10/617846 / KG ZA 21-338
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van de notaris om leveringsakte te passeren op basis van misbruik van juridische onkunde en onderzoeksplicht onder de Wwft

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 10 juni 2021 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een eiser en een notaris. De eiser, een eerstejaars student geneeskunde, had een koopovereenkomst gesloten voor appartementsrechten en vorderde dat de notaris zou meewerken aan de levering van deze rechten. De notaris weigerde echter zijn medewerking, onder verwijzing naar artikel 21 lid 2 van de Wet op het notarisambt (Wna) en de Gedragsregels, omdat hij vermoedde dat er misbruik werd gemaakt van de juridische onkunde van de eiser en dat er onvoldoende duidelijkheid was over de herkomst van de financiering.

De rechtbank oordeelde dat de notaris niet lichtvaardig tot zijn beslissing was gekomen, maar dat er onvoldoende bewijs was voor het vermoeden van misbruik. De eiser had verklaard dat hij de appartementsrechten zelf zou bewonen en dat de maandlasten vergelijkbaar waren met de huur van een studentenkamer. De rechtbank concludeerde dat de notaris weliswaar verder onderzoek moest doen naar de herkomst van de middelen, maar dat dit niet leidde tot een onvoorwaardelijke weigering van de transactie. De vordering van de eiser werd toegewezen, met de voorwaarde dat de notaris het onderzoek naar de herkomst van de middelen voortzet.

De rechtbank compenseerde de proceskosten, zodat iedere partij zijn eigen kosten droeg. Dit vonnis benadrukt de verplichtingen van de notaris onder de Wna en de Gedragsregels, evenals de noodzaak voor een zorgvuldige afweging van de belangen van de partijen in dergelijke situaties.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/617846 / KG ZA 21-338
Vonnis in kort geding van 10 juni 2021
in de zaak van
[naam eiser],
wonende te [woonplaats eiser] ,
eiser,
advocaat mr. D.Y. Li te Groningen,
tegen
[naam gedaagde], in haar hoedanigheid van notaris,
kantoorhoudende te [plaatsnaam] ,
gedaagde,
advocaat mr. W.L. Stolk te Rotterdam.
Partijen worden hierna [naam eiser] en de Notaris genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 7 mei 2021, met producties;
  • de conclusie van antwoord, met producties;
  • de mondelinge behandeling gehouden op 27 mei 2021;
  • de pleitnota van [naam eiser] ;
  • de pleitnota van de Notaris.
1.2.
Vonnis is bepaald op heden.

2..De feiten

2.1.
[naam eiser] (geboren op [geboortedatum eiser] ) heeft op 24 april 2020 een koopovereenkomst met [naam verkoper] (hierna: [naam verkoper]) en een aannemingsovereenkomst met [naam aannemer] (hierna: [naam aannemer]) gesloten met betrekking tot de appartementsrechten aan de [adres 1] en [adres 2] (een appartement, een stalling en een berging). De totale koop- en aanneemsom bedraagt € 554.500, exclusief meerwerk en overige kosten. In de koopovereenkomst is de Notaris aangewezen als de passerende notaris.
2.2.
Tussen juni 2020 en januari 2021 is er contact geweest tussen het kantoor van de Notaris (hierna: het Notariskantoor), de moeder van [naam eiser] , de financieel adviseur en [naam eiser] zelf, onder meer in verband met het door de Notaris uit te voeren cliëntonderzoek. Hierbij is de wijze van financiering aan de orde geweest. Onderdeel van de door of namens [naam eiser] voorgestelde financiering was eigen spaargeld en leningen en schenkingen van [naam bedrijf] en van familieleden en kennissen, onder wie familieleden uit China. De door of namens [naam eiser] voorgestelde wijze van financiering is een aantal keer gewijzigd, waarbij onder meer een bancaire hypotheeklening aan de orde is geweest en een particuliere geldlening met bemiddeling van Briqwise.
2.3.
Bij e-mail van 19 juni 2020 heeft [naam eiser] onder meer het volgende geschreven aan het Notariskantoor:

Wij hebben momenteel 400.000 euro gereed, en het overige bedrag zal ik nog krijgen van de lening van mijn ouders en verdien ik nog met mijn eigen werk.
2.4.
Op 14 december 2020 heeft er een bespreking plaatsgevonden door middel van Teams. Hierbij hebben de Notaris en een medewerker van het Notariskantoor in eerste instantie alleen met [naam eiser] gesproken.
2.5.
Bij e-mail van 8 januari 2021 heeft de Notaris aan [naam eiser] te kennen gegeven dat het Notariskantoor heeft besloten om niet mee te werken aan de levering van de appartemensrechten aan [naam eiser] .
2.6.
Bij e-mail van 20 januari 2021 heeft het Notariskantoor aan [naam eiser] meegedeeld dat het besluit tot dienstweigering is gebaseerd op artikel 21 lid 2 van de Wet op het notarisambt (hierna: Wna) in verbinding met artikel 6 van de Verordening beroeps- en gedragsregels 2011 (hierna: de Gedragsregels). In deze e-mail is het besluit tot dienstweigering als volgt onderbouwd:

(i) De indruk dat de aankoop niet op uw eigen initiatief en wens plaatsvindt, maar op initiatief van uw ouders, is onder meer gebaseerd op:
  • het TEAMS-gesprek dat mijn kantoorgenote [naam 1] en ik met u hebben gevoerd. In dat gesprek heeft u onder meer expliciet aangegeven dat u de woning koopt omdat uw ouders het willen; en
  • de feitelijke gang van zaken waarbij uw moeder bij de aankoop een leidende rol had.
Tijdens dit telefoongesprek werd ons voorts duidelijk dat u niet goed overziet welke risico's de transactie met zich brengt.
Denk hierbij aan het risico dat u niet in staat blijkt om uw financiële verplichtingen ter zake van de geldleningen na te komen.
Een ander risico betreft de herkomst van de middelen. Indien daaraan gebreken kleven, kunt u geacht worden daaraan medeplichtig te zijn.
(ii) De wijze waarop onze vragen in dit dossier door uw moeder en (in een enkel geval) door u zijn beantwoord en de naar aanleiding van die vragen ontvangen informatie ten aanzien van de wijze van financieren van de koop- en aanneemsom.
De wijze waarop de appartementsrechten worden gefinancierd is daarbij meermaals gewijzigd.
2.7.
Bij notariële akte van 17 februari 2021 hebben de ouders van [naam eiser] ten behoeve van [naam 2] een recht van hypotheek gevestigd op twee bedrijfspanden met bovenwoningen. De hypotheek strekt tot zekerheid van de nakoming van de overeenkomst van geldlening van € 430.000,00.
2.8.
Bij brief van 9 maart 2021 heeft de advocaat van [naam verkoper] en [naam aannemer] de koop- en aannemingsovereenkomst ontbonden.
2.9.
Bij brief van 9 maart 2021 heeft de advocaat van [naam eiser] de Notaris verzocht om de beslissing tot dienstweigering te heroverwegen. Deze brief bevat een voorstel tot financiering, met een aantal onderliggende bewijsstukken. Het voorstel houdt het volgende in:
  • Geld van de ouders van [naam eiser] in de vorm van een geldlening ten bedrage van € 470.000,-- (€ 430.000,-- door middel van een hypothecaire lening van [naam 2] (hierna: [naam 2] ) waarbij Briqwise als tussenpersoon fungeert en € 40.000,- eigen geld van de ouders);
  • Eigen spaargeld van [naam eiser] ten bedrage van € 80.000,00.
2.10.
Bij e-mail van 15 maart 2021 heeft het Notariskantoor laten weten niet over te gaan tot heroverweging van de beslissing om dienst te weigeren.
2.11.
Bij e-mail van 26 april 2021 heeft de advocaat van [naam verkoper] en [naam aannemer] aan [naam eiser] meegedeeld dat zij bij een veroordelend vonnis in dit kort geding de ontbinding van de koop- en aannemingsovereenkomst niet zal handhaven, tenzij de Notaris hiertegen in hoger beroep gaat.

3..Het geschil

3.1.
[naam eiser] vordert – samengevat – de Notaris te veroordelen om medewerking te verlenen aan de levering van de appartementsrechten overeenkomstig de als productie 1 en 2 door [naam eiser] overgelegde overeenkomsten, althans een in goede justitie te bepalen te bepalen voorziening te treffen, met veroordeling van Notaris in de proceskosten.
3.2.
Aan deze vordering legt [naam eiser] het volgende ten grondslag.
Op grond van artikel 21 Wna is de Notaris verplicht om de opgedragen werkzaamheden te verrichten. Slechts in bijzondere, in de wet bepaalde, omstandigheden is dit anders. Dergelijke omstandigheden zijn niet aan de orde en de Notaris heeft onvoldoende gemotiveerd waarom dit wel het geval zou zijn.
[naam eiser] is een eerstejaars student geneeskunde met een goede toekomst en hij verwacht meerdere jaren in Rotterdam te wonen. Zijn ouders wensen daaraan bij te dragen. De appartementsrechten vormen bovendien een goede investering. De risico’s voor [naam eiser] zijn gering, aangezien hij tegen zachte voorwaarden leent van zijn ouders en de appartementsrechten nu al overwaarde hebben. Daarnaast heeft [naam eiser] een netto-inkomen van ongeveer € 1.200,- per maand door een bijbaan in de onderneming van zijn ouders.
De wijze van financiering is gewijzigd om aan de bezwaren van de Notaris tegemoet te komen. Aangezien het geld in het meest recente voorstel afkomstig is van een Nederlandse bankrekening en reeds tweemaal een toets in het kader van de Wet ter voorkoming van witwassen en financiering van terrorisme heeft plaatsgevonden, is er ook geen reden om de transactie op grond van die wet te weigeren. De Notaris is daarom gehouden om haar medewerking te verlenen aan het passeren van de leveringsakte.
Aangezien het risico bestaat dat [naam verkoper] en [naam aannemer] alsnog overgaan tot ontbinding van de koop- en aanemingsovereenkomst, heeft [naam eiser] bij zijn vordering een spoedeisend belang.
3.3.
De Notaris voert gemotiveerd verweer en concludeert tot afwijzing van het gevorderde, met veroordeling van [naam eiser] in de proceskosten.
Zij voert daartoe – samengevat – het volgende aan.
De Notaris heeft niet lichtvaardig tot dienstweigering besloten.
Het besluit is in de eerste plaats gebaseerd op artikel 21 lid 2 Wna in verbinding met artikel 6 lid 1 van de Gedragsregels. In de contacten met [naam eiser] , zijn moeder en de financieel adviseur heeft de Notaris de indruk gekregen dat de moeder van [naam eiser] het initiatief had en dat [naam eiser] niet op de hoogte was van de herkomst van de middelen en de financiële risico’s. Daar komt bij dat het een ongebruikelijke transactie betreft. Gelet op de onkunde van [naam eiser] en de leidende rol van zijn moeder, heeft de Notaris het redelijke vermoeden dat sprake is van misbruik van juridische onkunde dan wel feitelijk overwicht in de zin van artikel 6 lid 1 van de Gedragsregels.
Het besluit tot dienstweigering is in de tweede plaats gebaseerd op van artikel 21 lid 2 Wna in verbinding met artikel 5 lid 3 Wet ter voorkoming van witwassen en financiering van terrorisme (Wwft). Op grond hiervan dient de Notaris onderzoek te doen naar de herkomst van de aangewende gelden. Bij de gevraagde transactie is sprake van een zeer verhoogd risico in verband met de aanwezigheid van aan informatie van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (KNB) en Bureau Financieel Toezicht (BFT) ontleende risicofactoren. Dit betreft onder meer het sociaal-economisch profiel van [naam eiser] , het feit dat het door de ouders vermelde spaargeld niet uit hun IB-aangiften blijkt, het feit dat vragen onbeantwoord zijn gelaten en in plaats daarvan de wijze van financiering een aantal keren is gewijzigd, het feit dat Rabobank niet bereid was om (met het huis of bedrijfspand als onderpand) een lening te verstrekken.
Ook op basis van de in dit kort geding aanleverde informatie kan de Notaris het noodzakelijke cliëntenonderzoek niet afronden. Zo is de herkomst van de door [naam 2] geleende gelden nog onduidelijk en daarnaast is er nog geen afdoende verklaring voor de herkomst van het spaargeld van [naam eiser] zelf, waarbij opvalt dat hij nu € 80.000,- wenst te financieren, waarbij dat een eerder voorstel € 30.000,- was. Gelet hierop kan de vordering van [naam eiser] niet onvoorwaardelijk worden toegewezen.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4..De beoordeling

4.1.
In dit kort geding moet worden beoordeeld of de Notaris op goede gronden met een beroep op artikel 21 lid 2 Wna weigert om de leveringsakte te passeren. Hierbij gaat het erom of de Notaris op basis van het meest recente voorstel haar diensten mag weigeren. De vraag of een eerdere weigering terecht was, is daarbij in minder mate van belang.
4.2.
Op grond van artikel 21 lid 2 Wna is de Notaris verplicht zijn dienst te weigeren wanneer naar zijn redelijke overtuiging of vermoeden de werkzaamheid die van hem verlangd wordt leidt tot strijd met het recht of de openbare orde, wanneer zijn medewerking wordt verlangd bij handelingen die kennelijk een ongeoorloofd doel of gevolg hebben of wanneer hij andere gegronde redenen voor weigering heeft.
4.3.
De Notaris beroept zich hierbij enerzijds op artikel 6 van de Gedragsregels en anderzijds op de bepalingen van de Wwft, deels in samenhang bezien.
4.4.
Op grond van artikel 6 van de Gedragsregels is de Notaris verplicht zijn dienst te weigeren indien hij de redelijke overtuiging of het vermoeden heeft dat misbruik wordt gemaakt van juridische onkunde of feitelijk overwicht.
4.5.
Het vermoeden van de Notaris houdt in dat de ouders, althans de moeder van [naam eiser] , misbruik maken van de juridische onkunde dan wel afhankelijkheid van [naam eiser] . De Notaris heeft hierbij verwezen naar het gesprek van 14 december 2020, waaruit de Notaris heeft afgeleid dat [naam eiser] niet weet hoe de appartementsrechten worden gefinancierd, daarvoor verwezen heeft naar zijn moeder en niet op de hoogte lijkt te zijn van de aan de transactie verbonden risico’s.
4.6.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is het gestelde misbruik onvoldoende aannemelijk geworden. Het feit dat [naam eiser] voor de aankoop van de appartementsrechten geld leent van zijn ouders en dat die ouders dat geld zelf weer (grotendeels) lenen van een derde, tegen een relatief hoge rente, betekent niet dat sprake is van misbruik. Hierbij is onder meer van belang dat [naam eiser] , bijgestaan door zijn advocaat, ter zitting heeft verklaard dat hij de appartementsrechten zelf gedurende zijn studie en mogelijk daarna gaat bewonen, dat de maandlasten vergelijkbaar zijn met de huur van zijn studentenkamer, dat hij de maandlasten kan bekostigen en dat hij de appartementsrechten nog altijd wenst af te nemen.
4.7.
Met betrekking tot de op de Wwft (en de richtlijnen van de KNB) gebaseerde bezwaren van de Notaris wordt als volgt overwogen.
4.8.
Hoewel niet alle communicatie is vastgelegd, heeft [naam eiser] onvoldoende weersproken dat de wijze van financiering van de appartementsrechten ten minste vijf keer is gewijzigd. Opvallend hierbij is dat [naam eiser] in juni 2020 nog te kennen heeft gegeven dat er zo’n € 400.000,- beschikbaar was, terwijl zijn ouders later voor € 430.000,- een overeenkomst van geldlening zijn aangegaan tegen een rente van 6,3%. Aannemelijk is dat [naam eiser] , althans zijn ouders, de herkomst van de eerder aangeboden middelen (afkomstig van familie en een werknemer) niet afdoende konden aantonen. Dit roept de vraag op of de eerder door [naam eiser] vermelde € 400.000,- gebruikt gaat worden voor de (vervroegde) aflossing van de lening aan [naam 2] , waardoor de appartementsrechten alsnog indirect gefinancierd worden met middelen waarvan de herkomst niet is aangetoond.
4.9.
De hiervoor vermelde mogelijkheid is naar het oordeel van de voorzieningenrechter evenwel onvoldoende om – zonder nader onderzoek – de transactie te weigeren. Duidelijke aanwijzingen voor de bedoeling tot – kort gezegd – witwassen, zijn er immers niet. Het feit dat vragen onbeantwoord zijn gelaten en dat de wijze van financiering is gewijzigd, rechtvaardigt wel nader onderzoek, dat nog niet volledig is gedaan. Dit betekent dat de herkomst van de door [naam 2] geleende gelden, alsmede het eigen geld van de (onderneming van) de ouders van [naam eiser] en het spaargeld van [naam eiser] nader dient te worden onderzocht. Ter zitting heeft [naam eiser] op dit punt geen verweer gevoerd en verklaard dat hij de herkomst van deze gelden desgewenst (nader) kan aantonen.
4.10.
De slotsom is dat de vordering van [naam eiser] op hierna te vermelden wijze wordt toegewezen, waarbij de Notaris voortgezet onderzoek dient te doen naar de herkomst van de middelen. Partijen doen er hierbij goed aan om hun communicatie met betrekking tot de aan te leveren bewijsmiddelen goed te documenteren.
4.11.
Hiermee zijn partijen over en weer in het (on)gelijk gesteld. De voorzieningenrechter ziet daarin en in de aard van het geschil aanleiding de proceskosten te compenseren, in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten draagt.

5..De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
veroordeelt de Notaris om medewerking te verlenen aan de levering van de appartemensrechten aan [naam eiser] , zulks onder het voorbehoud dat de uitkomst van het voorgezet onderzoek naar de herkomst van de middelen naar het oordeel van de Notaris geen belemmering voor die levering oplevert,
5.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.3.
compenseert de kosten in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten draagt,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Bouwman. Het is ondertekend en in het openbaar uitgesproken door mr. C. Sikkel op 10 juni 2021.
3077/676