ECLI:NL:RBROT:2021:5857

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 juni 2021
Publicatiedatum
23 juni 2021
Zaaknummer
8466455 CV EXPL 20-12513
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding en afgifte van ruwe beeldopnamen in het kader van een overeenkomst van opdracht

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, heeft de kantonrechter op 11 juni 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen [persoon A] en [persoon B] over een overeenkomst van opdracht met betrekking tot de videoproductie van de bruiloft van [persoon A]. De oorspronkelijke eiser, [persoon A], had [persoon B] aangesproken op tekortkomingen in de geleverde huwelijksvideo en vorderde schadevergoeding en afgifte van ruwe beeld- en geluidsopnamen. De procedure begon met een dagvaarding op 24 december 2019, gevolgd door een verstekvonnis op 28 januari 2020, waartegen [persoon B] in verzet is gekomen. De mondelinge behandeling vond plaats op 14 april 2021 via een beeldverbinding in het kader van de COVID-19 maatregelen.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat [persoon B] zijn verplichtingen uit de overeenkomst behoorlijk is nagekomen. [persoon A] had gesteld dat de huwelijksvideo niet voldeed aan de afgesproken kwaliteit en dat er gebreken waren in de montage, waaronder het gebruik van verkeerde geluidsopnamen en het niet opnemen van bepaalde scènes. De rechter heeft echter geoordeeld dat [persoon B] voldoende heeft aangetoond dat hij alles in het werk heeft gesteld om de video naar behoren te monteren en dat de gebreken niet aan hem te wijten zijn. De vorderingen van [persoon A] zijn afgewezen, en hij is veroordeeld in de proceskosten.

De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van partijen in een overeenkomst van opdracht en de mate van artistieke vrijheid die een opdrachtnemer heeft bij het uitvoeren van zijn werkzaamheden. De rechter heeft ook opgemerkt dat een eerdere toezegging van [persoon B] om ruwe beelden te verstrekken niet automatisch een verplichting tot afgifte met zich meebrengt, vooral niet als er geen duidelijke afspraken zijn gemaakt over de levering van deze materialen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8466455 CV EXPL 20-12513
uitspraak: 11 juni 2021 (bij vervroeging)
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van:
[persoon A] ,
wonende te [woonplaats A] ( [land A] ),
oorspronkelijk eiser,
gedaagde in verzet,
gemachtigde: mr. M.W. Fakiri,
tegen
[persoon B] ,h.o.d.n. [bedrijf B] ,
wonende te [woonplaats B] ,
oorspronkelijk gedaagde,
eiser in verzet,
gemachtigde: mr. A.F.M. den Hollander.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘ [persoon A] ’ en ‘ [persoon B] ’.

1..Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
de oorspronkelijke dagvaarding van 24 december 2019, met bijlagen;
het verstekvonnis van 28 januari 2020;
het exploot van dagvaarding in verzet van 9 maart 2020, met bijlagen;
het herstelexploot van 9 april 2020;
de conclusie van antwoord in oppositie;
de conclusie van repliek in oppositie;
de rolbeslissing van 28 augustus 2020, waarin [persoon A] in de gelegenheid is gesteld beelden in te dienen;
de akte uitlaten van [persoon A] , met bijlagen op een usb-stick;
de akte uitlaten van [persoon B] ;
het tussenvonnis van 5 februari 2021 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
de aantekening dat de mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 14 april 2021 overeenkomstig artikel 2 lid 1 van de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid via een beeld- en geluidverbinding met het programma Skype voor bedrijven.
Het vonnis is bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds niet weersproken, staat het volgende tussen partijen vast.
Ten aanzien van het verstekvonnis
2.1
Op 28 januari 2020 is er tussen partijen een verstekvonnis uitgesproken (zaaknummer 8255224 \ CV EXPL 20-1081), waarin – voor zover hier van belang – het volgende is beslist:
“De kantonrechter:
I. veroordeelt gedaagde tot betaling van de vervangende schadevergoeding van € 750,00, vermeerderd met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW over € 750,00 vanaf de dag van de dagvaarding tot de dag van algehele voldoening;
II. veroordeelt gedaagde het ruwe beeld- en geluidmateriaal van de bruiloft van eiser van 12 augustus 2018 binnen veertien dagen na betekening van hel vonnis ter beschikking te stellen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag dat gedaagde hieraan niet voldoet, met een maximum van € 10.000,00;
[…]”
2.2
[persoon B] is tegen dit verstekvonnis tijdig in verzet gekomen.
Ten aanzien van de feiten
2.3
Op 19 april 2018 hebben partijen een overeenkomst van opdracht gesloten, ten einde de diensten van [persoon B] als foto- en videograaf op de bruiloft van [persoon A] te gebruiken.
2.4
In de overeenkomst van opdracht staat – voor zover hier van belang – het volgende:
“[…]
Onderdelen foto en video:
  • Fotoshoot en videoclip met drone
  • Foto en video in de zaal
[…]

Wij gebruiken externe geluidsrecorder om het geluid goed en zuiver op te nemen. Hiervoor moet de band wel akkoord voor geven, want deze sluiten wij aan op hun mixer.

Drone zit inbegrepen en wordt ingezet als dit veilig en toegestaan is.
Levering:
  • Alle foto’s op USB minimaal 100 bewerkt, restant goede foto’s ook meegeleverd, geen limiet.
  • Videoclip en Zaal video op USB
Prijs: 2300euro
[…]”.
2.5
De bruiloft heeft plaatsgevonden op 12 augustus 2018 waarbij [persoon B] zoals overeengekomen opnamen heeft gemaakt.
2.6
[persoon B] heeft de foto’s, de videoclip en de zaal video afgeleverd aan [persoon A] , waarna zij tussen 15 november 2018 en 15 december 2018 telefonisch contact hebben gehad over de wensen van [persoon A] om de huwelijksvideo op bepaalde punten aan te passen. Op 15 december 2018 heeft [persoon A] deze wensen per e-mail aan [persoon B] kenbaar gemaakt.
2.7
Op 3 maart 2019 maakt [persoon B] aan [persoon A] kenbaar dat hij de gemonteerde huwelijksvideo niet meer kan vinden op zijn pc en dat hij niet (langer) over de backups van de huwelijksvideo beschikt. [persoon B] heeft daarom opnieuw de video moeten monteren.
2.8
Op 29 maart 2019 heeft [persoon B] de huwelijksvideo naar [persoon A] gestuurd. Omdat deze volgens [persoon A] incompleet was heeft hij op dat moment per sms [persoon B] in gebreke gesteld.
2.9
[persoon B] heeft daarop de gewenste aanpassingen van [persoon A] doorgevoerd in de huwelijksvideo en heeft op 5 juli 2019 per e-mail het resultaat verstuurd aan [persoon A] .
2.1
Op 13 juli 2019 heeft [persoon A] per e-mail opnieuw zijn aanpassingswensen kenbaar gemaakt aan [persoon B] . Omdat de huwelijksvideo nog steeds niet naar wens van [persoon A] was, heeft hij [persoon B] op 9 augustus 2019 opnieuw in gebreke gesteld.

3..Het geschil

3.1
[persoon A] heeft oorspronkelijk gevorderd dat bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. [persoon B] wordt veroordeeld om binnen 3 werkdagen na het vonnis, tegen overlegging van behoorlijk bewijs van kwijting aan [persoon A] te betalen vervangende schadevergoeding van € 750,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 december 2019 tot de dag der algehele voldoening;
II. [persoon B] wordt veroordeeld om binnen 3 werkdagen na het vonnis, tegen overlegging van behoorlijk bewijs van kwijting aan [persoon A] ter beschikking te stellen het ruwe beeld- en geluidmateriaal van de bruiloft van [persoon A] van 12 augustus 2018 op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,- voor iedere dag dat hij niet aan deze veroordeling voldoet, met een maximum van € 10.000,-;
III. [persoon B] wordt veroordeeld in de kosten van dit geding, te vermeerderen met de nakosten en een en ander te voldoen binnen 14 dagen na dit vonnis en – voor het geval voldoening van de nakosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente over de nakosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening.
3.2
[persoon A] legt aan zijn vordering ten grondslag dat [persoon B] de huwelijksvideo niet conform de overeenkomst van opdracht heeft opgeleverd. [persoon A] heeft [persoon B] de gelegenheid gegeven tot herstel van de gebreken. [persoon B] heeft daar niet (volledig) gebruik van gemaakt en dient dus de door de tekortkoming ontstane schade te vergoeden. De nakomingsvordering is omgezet in een vordering tot schadevergoeding. Daarnaast heeft [persoon A] rechtmatig belang bij het ruwe beeld- en geluidsmateriaal omdat hij zijn huwelijksvideo bij een derde wil laten monteren.
3.3
[persoon B] heeft verweer gevoerd. Daarop zal – voor zover van belang voor de uitkomst van de procedure – hierna worden ingegaan.

4..De beoordeling

4.1
[persoon B] heeft in opdracht van [persoon A] foto’s, een videoclip en een zaalvideo van de bruiloft van [persoon A] en zijn vrouw gemaakt en geleverd aan [persoon A] . Het betreft hier een overeenkomst van opdracht.
4.2
[persoon A] stelt dat de huwelijksvideo niet conform de aanwijzingen van hem is bewerkt. [persoon B] heeft de gebreken niet (tijdig en volledig) hersteld, hoewel hij daartoe volgens [persoon A] wel in de gelegenheid is gesteld. [persoon B] betwist dit. [persoon A] stelt – kort weergegeven – dat er drie gebreken zijn aan de huwelijksvideo: 1) op meerdere momenten in de huwelijksvideo zijn er verkeerde geluidsopnamen gebruikt, waardoor het geluid niet de gewenste kwaliteit heeft, 2) het gedicht van [persoon A] zijn vader is onvolledig en op een verkeerd moment in de huwelijksvideo gemonteerd en 3) de eerder opgenomen dansscene in het kasteel, is niet gemonteerd in de eerste dansscene van de huwelijksvideo.
4.3
Om te beoordelen waaraan de huwelijksvideo op grond van de overeenkomst moet voldoen, moet de overeenkomst worden uitgelegd. In dat kader is doorslaggevend wat partijen over en weer redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Daarbij spelen onder meer de aard en de inhoud van de overeenkomst en de persoon van de opdrachtgever en de opdrachtnemer een rol. In deze zaak is daarbij van belang dat [persoon B] enige artistieke vrijheid toekomt bij het monteren van de video. Gelet op de door [persoon A] gestelde gebreken, zal de overeenkomst aan de hand daarvan afzonderlijk worden uitgelegd.
geluidskwaliteit
4.4
[persoon A] stelt dat er op een viertal momenten in de huwelijksvideo geen gebruik is gemaakt van een externe geluidsrecorder, waardoor het geluid niet de gewenste kwaliteit heeft. Op de mondelinge behandeling heeft hij aangegeven dat het hier om voorbeelden gaat en dat dit gebrek op meerdere momenten in de video voorkomt. [persoon A] stelt dat dit in strijd is met hetgeen partijen zijn overeengekomen en verwijst hier naar de offerte van 18 april 2018, waarin expliciet is opgenomen dat [persoon B] gebruik maakt van een externe geluidsrecorder. [persoon B] betwist niet dat het geluid op bovenvermelde momenten van mindere kwaliteit is, maar verweert zich door te stellen dat dit niet zijn schuld is. De geluidsrecorder stond op de juiste plekken, maar door externe factoren is het mogelijk dat het geluid alsnog niet goed is opgenomen. Dit kan bijvoorbeeld komen doordat de persoon te ver van de microfoon staat. Op dat moment dient [persoon B] daarom een andere geluidsbron te gebruiken in de huwelijksvideo. [persoon B] betwist dan ook dat partijen zijn overeengekomen dat uitsluitend gebruik zou worden gemaakt van een externe geluidsrecorder en voert aan dat partijen zijn overeengekomen dat waar nodig, gebruik zou worden gemaakt van het geluid van de videorecorder.
4.5
Als volgt wordt overwogen. Uit de offerte blijkt voldoende dat [persoon B] gebruik zou maken van een externe geluidsrecorder. In de offerte is echter niet uitdrukkelijk opgenomen wat [persoon B] zou doen wanneer een geluidsopname niet de juiste kwaliteit heeft. In een dergelijke situatie mag juist van [persoon B] verwacht worden dat hij, bij gebreke van een goede geluidsopname, een alternatieve geluidsbron gebruikt. Als [persoon B] immers in dat geval wel gebruik zou maken van de opname van een externe geluidsrecorder, dan heeft dat fragment van de video in ieder geval niet de gewenste kwaliteit. [persoon B] heeft daarom terecht gebruik gemaakt van het geluid van de videorecorder, ten einde de huwelijksvideo zo goed mogelijk te monteren. Ten aanzien van de gebrekkige kwaliteit stelt [persoon B] gemotiveerd dat hij alles heeft gedaan wat binnen zijn macht ligt, om het geluid zo goed mogelijk te krijgen. [persoon A] heeft onvoldoende feiten en omstandigheden aangevoerd waaruit blijkt dat [persoon B] hiermee is tekortgeschoten.
het gedicht van [persoon A] vader
4.6
[persoon A] stelt dat het fragment van het gedicht van zijn vader onvolledig en op een verkeerd moment in de huwelijksvideo is gemonteerd. Ten eerste ontbreekt het eerste deel van het gedicht. Ten tweede dient het fragment vóór in plaats van ná het eten in de huwelijksvideo te staan. [persoon A] stelt dat hij [persoon B] per e-mail op 15 december 2018 en 13 juli 2019 heeft verzocht dit aan te passen. [persoon B] betwist het bovenstaande en voert in dit kader het volgende aan. Het fragment van het gedicht van [persoon A] vader is opgenomen nadat [persoon B] de beelden van het eten heeft opgenomen. Chronologisch klopt het dan ook dat het gedicht na het eten in de huwelijksvideo is opgenomen. [persoon B] heeft vervolgens pas voor het eerst op 13 juli 2019, na de tweede oplevering van de huwelijksvideo, van [persoon A] vernomen dat hij dit fragment voor het eten wenst te hebben. Dat was te laat om de aanpassing (kosteloos) door te voeren.
4.7
Als volgt wordt overwogen. Ter zitting erkent [persoon A] dat het chronologisch klopt dat het gedicht van zijn vader is opgenomen ná de beelden van het eten. Dit kwam doordat [persoon A] vader zonder aankondiging begonnen was met zijn speech terwijl [persoon B] het eten aan het filmen was. [persoon B] is toen met spoed opgetrommeld om het gedicht van [persoon A] zijn vader te filmen. Omdat [persoon A] zijn vader al was begonnen heeft [persoon B] het eerste deel van het gedicht gemist. Gelet op het bovenstaande is het begrijpelijk dat [persoon B] het eerste deel van het gedicht niet heeft kunnen opnemen. [persoon B] was immers niet op de hoogte van het feit dat [persoon A] vader zijn gedicht al zou opdragen. Ook begrijpelijk is dat [persoon B] het gedicht ná in plaats van vóór het eten heeft gemonteerd, omdat dit in lijn is met de chronologie van de bruiloft zelf. [persoon A] zijn eerste verzoek om dit fragment aan te passen is van 15 december 2018, waarin – kort weergegeven – het volgende word gezegd:
“[…]
Mijn vader’s gedicht volledig erin monteren. Er is namelijk een stukje eruit. Geluid verbeteren indien mogelijk. Deze scène komt net voordat het eten begint. In dit gedicht worden o.a. de band, de fotograaf en de kok bedankt voor hun inbreng en hun talenten worden geprezen en de gasten uitgenodigd voor het eten.
[…]”
Gelet op de gemotiveerde betwisting van [persoon B] blijkt uit bovenstaand citaat onvoldoende dat [persoon A] [persoon B] verzocht om het fragment in de huwelijksvideo te verplaatsen. [persoon B] heeft aan dit verzoek dan ook voldaan door het geluid te verbeteren en toe te lichten waarom een deel van dit fragment ontbreekt. Toen [persoon A] op 13 juli 2019 [persoon B] heeft verzocht om het fragment te verplaatsen, heeft [persoon B] dit terecht geweigerd kosteloos te doen. [persoon B] had op dat moment immers zijn product al conform de verzoeken van [persoon A] opgeleverd.
dansscene in het kasteel
4.8
[persoon A] stelt dat [persoon B] heeft nagelaten om, zoals overeengekomen, de vooraf opgenomen dansscene in het kasteel te monteren in de eerste dansscene van de huwelijksvideo. [persoon A] verwijst hierbij naar zijn e-mail van 13 juli 2019, waarin hij – kort weergegeven – het volgende opmerkt:
“[…]
Tijdens onze eerste meeting hebben wij ook gesproken over de dansscene van de bruidspaar. Hier zou een kleine moment in gemonteerd worden van mij en mijn vrouw, waarin wij alleen dansen. Hiervoor zijn beelden in het kasteel geschoten. Het beste moment om deze in te monteren is wanneer jij (in de zaal) een halve cirkel om de dansende bruidspaar maakt en langs een dikke laag wolk filmt. Graag hier een kleine moment van onze dans alleen monteren.
[…]”
[persoon B] betwist dat partijen dit zijn overeengekomen en voert in dit kader het volgende aan. Het is gebruikelijk dat er diverse scenes worden opgenomen vooraf. Dat betekent echter nog niet dat deze scenes per se in de eindvideo komen. Dit hangt af onder meer af van de verzoeken van de opdrachtgever en de creatieve vrijheid die [persoon B] heeft/krijgt.
4.9
Als volgt wordt overwogen. Uit de stukken blijkt dat [persoon A] voor het eerst op 13 juli 2019 spreekt over de dansscene in het kasteel. [persoon A] overlegt geen stukken waaruit blijkt dat partijen zijn overeengekomen dat deze scene zou worden opgenomen in de huwelijksvideo. Ook het feit dat [persoon A] in zijn e-mail van 15 december 2018 niet heeft gesproken over deze scene, ondersteunt het bovenstaande. De kantonrechter gaat er hier dan ook vanuit dat partijen dergelijke afspraak niet hebben gesloten.
conclusie
4.1
Uit het in 4.2 – 4.9 overwogene blijkt dat [persoon B] zijn verplichtingen uit de overeenkomst behoorlijk is nagekomen. Er is dan ook geen sprake van een tekortkoming, die [persoon A] een recht geeft op een schadevergoeding jegens [persoon B] . Gelet hierop bestaat ook geen grond om [persoon B] te veroordelen tot afgifte van het ruwe beeld- en geluidmateriaal, op straffe van verbeurte van een dwangsom. De vorderingen worden afgewezen.
ten overvloede
4.11
Ten overvloede wordt het volgende overwogen. Ter zitting toont [persoon A] een whatsappbericht van [persoon B] , waarin [persoon B] toezegt dat [persoon A] een kopie van de ruwe beeld- en geluidmaterialen mag hebben. Desondanks heeft [persoon A] deze materialen nooit in zijn bezit gekregen. Dat [persoon A] aan de hand van dit whatsappbericht nog altijd recht heeft op de ruwe beeld- en geluidmaterialen is onjuist. Dat [persoon B] dit op enig moment heeft toegezegd, maakt namelijk nog niet dat hij ook een lange tijd daarna nog kan worden verplicht een kopie van de materialen te verstrekken aan [persoon A] .
4.12
Ter zitting hebben partijen getracht tot een minnelijke oplossing te komen. In dit kader heeft [persoon B] aangeboden om kosteloos het fragment van het gedicht van de vader te verplaatsen. Partijen hebben hierover echter geen overeenstemming bereikt. De kantonrechter raadt partijen aan om hierover nog in gesprek te treden.
4.13
[persoon A] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.

5..De beslissing

De kantonrechter
:
vernietigt het onder zaaknummer 8255224 CV EXPL 20-1081 op 28 januari 2020 gewezen verstekvonnis;
en opnieuw rechtdoende:
wijst de vorderingen jegens [persoon B] af;
veroordeelt [persoon A] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak van de zijde van [persoon B]
vastgesteld op € 100,89 aan dagvaardingskosten en € 434,- (3,5 punten x € 124,- per punt) aan salaris voor de gemachtigde;
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Fiege en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
44236