In deze zaak heeft de kinderrechter op 2 juni 2021 uitspraak gedaan over de ondertoezichtstelling van twee kinderen, [naam kind 1] en [naam kind 2], op verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming. De Raad verzocht om de ondertoezichtstelling voor de duur van negen maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de kinderen ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd door de instabiliteit en onzekerheid in hun leven, veroorzaakt door de wisselende relatie tussen de ouders en de afwezigheid van een stabiele omgeving.
De feiten tonen aan dat de moeder recent een zorgverzekering voor [naam kind 2] heeft afgesloten, maar er zijn zorgen over het contact met het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG), waardoor [naam kind 2] zijn vaccinaties niet heeft gekregen. De Raad heeft ook zorgen geuit over de taalontwikkeling van [naam kind 1] en de onduidelijkheid over de relatie tussen de ouders. De kinderrechter heeft de standpunten van de betrokken partijen gehoord, waaronder de moeder, de vader en vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling (GI).
De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de ouders, ondanks hun inzet, niet in staat zijn om de kinderen de noodzakelijke structuur en duidelijkheid te bieden. De kinderrechter heeft daarom besloten om de kinderen onder toezicht te stellen van de Stichting Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, met ingang van 2 juni 2021 tot 2 maart 2022. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. R.H. de Vries, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. S. de Leeuw, als griffier. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 13 juni 2021.