ECLI:NL:RBROT:2021:5904

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 juni 2021
Publicatiedatum
23 juni 2021
Zaaknummer
C/10/617079 / JE RK 21-1024
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van jeugdrecht

In deze zaak heeft de kinderrechter op 2 juni 2021 uitspraak gedaan over de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft op 19 april 2021 een verzoek ingediend tot ondertoezichtstelling van [naam kind] voor de duur van negen maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. De kinderrechter heeft de zaak mondeling behandeld met gesloten deuren, waarbij de moeder, de vader, en vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling (GI) aanwezig waren.

De feiten wijzen op een onrustige thuissituatie voor [naam kind], die bij zijn moeder woont. Er zijn zorgen over de stabiliteit van de thuissituatie, de relatie tussen de moeder en haar stiefvader, en de schoolgang van [naam kind]. De Raad heeft geconstateerd dat de moeder zich inzet voor [naam kind], maar dat zij niet in staat is om de nodige structuur en duidelijkheid te bieden. Er zijn echter positieve ontwikkelingen, zoals de recente omgang tussen [naam kind] en zijn vader en de openheid van de moeder over de biologische vader van [naam kind].

De kinderrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van een ontwikkelingsbedreiging voor [naam kind] door de instabiliteit en onzekerheid in zijn leven. De ouders dienen samen met de GI te werken aan stabiliteit en structuur in het leven van [naam kind]. De kinderrechter heeft besloten om [naam kind] onder toezicht te stellen van Stichting Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond voor de duur van negen maanden, met de beslissing dat deze beschikking uitvoerbaar is bij voorraad. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door de kinderrechter, met de griffier aanwezig.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Jeugdrecht
Zaaknummer: C/10/617079 / JE RK 21-1024
Datum uitspraak: 2 juni 2021

Beschikking ondertoezichtstelling

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht,

gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de Raad,
betreffende

[naam kind],

geboren op [geboortedatum kind] 2015 te [geboorteplaats kind], hierna te noemen: [naam kind].
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[naam moeder],

hierna te noemen: de moeder, wonende te [woonplaats moeder],

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de GI.
De kinderrechter merkt als informant aan:

[naam vader],

hierna te noemen: de vader, wonende te [woonplaats vader].

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoek met bijlagen van de Raad van 19 april 2021, ingekomen bij de griffie op 19 april 2021.
Op 2 juni 2021 heeft de kinderrechter de zaak mondeling behandeld ter terechtzitting met gesloten deuren. Verschenen zijn:
- de moeder;
- de vader;
- een vertegenwoordiger van de Raad, [naam 1];
- een vertegenwoordiger van de GI, [naam 2].

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de moeder.
[naam kind] woont bij de moeder.

Het verzoek

De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [naam kind] voor de duur van negen maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De Raad handhaaft het verzoek en licht het als volgt toe. Er is sprake van veel onrust in het leven van [naam kind]. De relatie tussen zijn moeder en stiefvader is onduidelijk en dit heeft geleid tot spanningen en meerdere tijdelijke verhuizingen. Daarnaast is [naam kind] vaak afwezig op school en is de moeder niet goed bereikbaar voor de school en de hulpverlening. Ook heeft de moeder kwetsbaarheden die zichtbaar worden als spanningen oplopen. De Raad ziet dat de moeder zich voor [naam kind] inzet, maar dat het haar onvoldoende lukt om [naam kind] de duidelijkheid en structuur te geven die hij nodig heeft. De afgelopen periode is er echter sprake van een positieve ontwikkeling. De moeder heeft recent aan [naam kind] verteld dat zijn stiefvader niet zijn biologische vader is en er vindt sinds kort omgang plaats tussen [naam kind] en zijn vader. Het is van belang dat deze positieve ontwikkeling vastgehouden wordt door een ondertoezichtstelling.

De standpunten

De GI stemt in met het verzoek van de Raad.
De moeder stemt in met het verzoek van de Raad. De omgang heeft in het verleden ook vaak geen doorgang kunnen vinden vanwege instanties die afspraken afzegden. Het gaat de goede kant op, maar er zijn nog verbeteringen mogelijk. De moeder kan binnenkort urgentie aanvragen en zal met de kinderen naar een eigen woning verhuizen. De moeder begrijpt dat een ondertoezichtstelling een passende maatregel is om te verzekeren dat de situatie de goede kant op blijft gaan.
De vader stemt in met het verzoek van de Raad. Voorheen verliep de omgang tussen [naam kind] en de vader niet soepel omdat de moeder afspraken heeft afgezegd. De hulpverlening heeft hierin niets kunnen betekenen omdat er slechts sprake was van een drangkader. De afgelopen weken heeft de omgang wel plaatsgevonden. De ondertoezichtstelling is een passende maatregel om de omgang te verzekeren.

De beoordeling

Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. De ontwikkelingsbedreiging van [naam kind] is hoofdzakelijk gelegen in de instabiliteit en onzekerheid die hij in zijn leven heeft gekend. [naam kind] is samen met zijn moeder meermaals verhuisd en [naam kind] gaat in wisselende mate naar school. Daarnaast heeft de moeder een wisselende relatie met de stiefvader van [naam kind]. Verder heeft de moeder recent aan [naam kind] statusvoorlichting gegeven en is de communicatie tussen de ouders van [naam kind] verstoord. De omgang tussen [naam kind] en zijn vader heeft met regelmaat geen doorgang gevonden. Voorts zijn er zorgen over de persoonlijke en financiële problematiek van de moeder. Er zijn zorgen over het mogelijk bestaan van psychische problematiek bij de moeder waarvoor zij geen behandeling ontvangt.
De afgelopen periode heeft er een prille positieve vooruitgang plaatsgevonden. Er heeft omgang tussen [naam kind] en zijn vader plaatsgevonden en er zijn niet langer zorgen over de overbelasting van de moeder in de zorg voor [naam kind] en zijn twee halfbroertjes. Daarnaast lijkt de relatie tussen de moeder en de stiefvader op dit moment rustig te verlopen.
De komende periode dienen de ouders in samenwerking met de GI te werken aan het stabiliseren van de woonplek van de moeder en [naam kind] en het structureel vormgeven van de omgang van [naam kind] met zijn vader. Daarnaast is het van belang dat [naam kind] voldoende wordt gestimuleerd in zijn ontwikkeling en dagelijks naar school gaat. Voorts is het van belang dat de moeder met behulp van passende hulpverlening werkt aan haar persoonlijke problematiek. Verder is het van belang dat de ouders werken aan hun onderlinge communicatie en dat de moeder werkt aan haar relatie met de stiefvader van [naam kind]. De moeder dient hierbij rekening te houden met het belang van haar kinderen bij een stabiele omgeving, duidelijkheid en structuur. Vanwege de complexiteit van de problematiek acht de kinderrechter de verzochte duur van de maatregel passend en noodzakelijk. De kinderrechter zal daarom [naam kind] onder toezicht stellen voor de duur van negen maanden.

De beslissing

De kinderrechter:
stelt [naam kind] onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond met ingang van 2 juni 2021 tot 2 maart 2022;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 2 juni 2021 door mr. R.H. de Vries, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. S. de Leeuw, als griffier. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 13 juni 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.