Uitspraak
mr. E.M. Moerman, rechters in de rechtbank Rotterdam, team straf 1 (hierna: mrs. Laukens en Moerman).
1.Het procesverloop en de processtukken
2.Het verzoek en de reacties daarop
not done’, een magistraat onwaardig en grond voor wraking. De vooringenomenheid blijkt ook uit het feit dat de schorsing per direct werd opgeheven terwijl daar geen reden toe was. De raadkamer had immers geschorst tot de einduitspraak. Bovendien was de gehele houding van mr. Rabbie bijzonder onaangenaam.
3.De ontvankelijkheid van het verzoek
4.De beoordeling
not done, zoals de raadsman aanvoert. De wrakingskamer heeft alleen te oordelen over de vraag of de door mr. Rabbie gebezigde woorden niet anders kunnen worden begrepen dan als blijk van zijn vooringenomenheid jegens verzoeker. De wrakingskamer is van oordeel dat dit niet het geval is. Uit deze woorden van mr. Rabbie blijkt niet en kan evenmin worden afgeleid dat hij vooringenomen is ten aanzien van de vragen, die de strafkamer in de strafzaak tegen verzoeker nog heeft te beantwoorden op grond van de artikelen 348 tot en met 352 van het Wetboek van Strafvordering.