ECLI:NL:RBROT:2021:5935

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 juni 2021
Publicatiedatum
24 juni 2021
Zaaknummer
C/10/618136 / KG ZA 21-351
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • C. Sikkel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige uitlatingen over psychische stoornissen in kort geding

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een kort geding waarin de vrouw vorderingen heeft ingesteld tegen de man vanwege onrechtmatige uitlatingen over haar psychische gesteldheid. De partijen, die gehuwd zijn geweest en gezamenlijk gezag uitoefenen over hun dochter, zijn verwikkeld in een conflict dat voortvloeit uit de uitlatingen van de man over de vrouw, die hij koppelt aan haar vermeende psychische stoornissen. De vrouw vordert dat de man wordt verboden om zich op onrechtmatige wijze uit te laten over haar en hun dochter, en dat hij zijn uitlatingen intrekt. De man voert verweer en stelt dat hij zich zorgen maakt over de ontwikkeling van hun dochter en dat zijn uitlatingen binnen de grenzen van de vrijheid van meningsuiting vallen.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de uitlatingen van de man onvoldoende steun vinden in de feiten en dat deze de eer en goede naam van de vrouw aantasten. De rechter heeft geoordeeld dat de vrouw een spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen, gezien de impact van de uitlatingen op haar reputatie en de relatie tussen de ouders. De vorderingen van de vrouw zijn deels toegewezen, waarbij de man is verboden om bepaalde uitlatingen te doen en hem is opgedragen om zijn onjuiste uitlatingen schriftelijk in te trekken bij betrokken instanties. De vordering van de man in reconventie om inzage in de rapportage van De Waag is afgewezen, omdat hij deze niet voldoende heeft onderbouwd. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/618136 / KG ZA 21-351
Vonnis in kort geding van 23 juni 2021
in de zaak van
[naam eiseres],
wonende te [woonplaats eiseres],
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. V.M. Weski te Rotterdam,
tegen
[naam gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde],
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. W.J.G. Schröder te Rotterdam.
Partijen worden hierna de vrouw en de man genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 28 mei 2021, met producties 1 tot en met 19,
  • de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie,
  • de aanvullende producties 20 tot en met 26 van de vrouw,
  • de mondelinge behandeling, gehouden op 9 juni 2021,
  • de pleitaantekeningen van mr. Weski.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De feiten

2.1.
Partijen zijn op 8 augustus 2016 gehuwd. Uit dit huwelijk is op [geboortedatum kind] 2017 een dochter, [naam kind], geboren, over wie partijen gezamenlijk het gezag uitoefenen.
2.2.
Begin 2018 zijn partijen met een verwijzing van Veilig Thuis Rotterdam Rijnmond (hierna: VTRR) een relatietherapie gestart bij De Waag. Omdat dit niet tot positief resultaat leidde, zijn vervolgens individuele gesprekken met de vrouw en de man gevoerd. Daarbij heeft de vrouw een psychodiagnostisch onderzoek ondergaan. De vrouw heeft de (schriftelijke) uitkomsten van dit onderzoek niet met de man gedeeld.
2.3.
Op 9 mei 2019 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen de man en twee medewerkers van VTRR. In het verslag van dit gesprek staat vermeld:
“(…) Meneer geeft aan dat de problematiek van mevrouw voort komt uit het autisme wat mevrouw heeft. Meneer geeft aan dat mevrouw syndroom van Asperger heeft. Deze diagnose is voortgekomen uit het psychodiagnostisch onderzoek wat mevrouw heeft gedaan tijdens de behandeling bij de Waag. (…) Meneer geeft aan dat het autisme van mevrouw een oorzaak is voor het gedrag wat zij tijdens de zwangerschap liet zien. Het autisme kwam voor meneer pas tot uiting vanaf de zwangerschap. (…) Mevrouw ziet niet in wat de gevolgen van haar agressieve gedrag zijn. (…) Meneer vult hierop aan dat mevrouw vlug in paniek slaat, kan verbaal en fysisch heel agressief zijn, gebrek aan realiteitszin, beschouwt [naam kind] als haar prive eigendom, kan zich niet verplaatsen in anderen, (…)
Meneer wilt voorkomen dat [naam kind] in de toekomst het gedrag van haar moeder gaat kopiëren. (…)”
2.4.
Bij beschikking van deze rechtbank van 15 mei 2019 is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. Daarbij is de hoofdverblijfplaats van [naam kind] bij de vrouw bepaald. Op 2 juli 2019 is de echtscheiding ingeschreven in de registers van de burgerlijk stand.
2.5.
In een rapport van de Raad voor de Kinderbescherming staat dat de man op 21 mei 2019 heeft medegedeeld:
“(…) Vader wil er aan toevoegen dat indien de mentale toestand/stoornis van moeder toeneemt inzake agressie, etc. en [naam kind] meer beschermd moet worden (…)”
2.6.
Bij beschikking van deze rechtbank van 16 oktober 2019 is [naam kind] voor de duur van een jaar onder toezicht gesteld van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (hierna: JBRR). Bij beschikking van 29 september 2020 is de ondertoezichtstelling van [naam kind] verlengd tot 16 oktober 2021.
2.7.
Bij afzonderlijke beschikking van deze rechtbank van 16 oktober 2019 is een zorgregeling vastgesteld, waarin de omgang tussen de man en [naam kind] is geregeld. Daarbij is aan JBRR de opdracht gegeven om de omgang tussen [naam kind] en haar vader zorgvuldig uit te breiden en daarnaast te werken aan de communicatie tussen de vrouw en de man.
2.8.
Op 31 maart 2021 heeft JBRR een verzoek tot wijziging van de zorgregeling en een gezinsplan bij deze rechtbank ingediend. Volgens JBRR is het maken van (structurele) afspraken met partijen niet mogelijk en is bij de vrouw een patroon van weerstand en het terugdraaien van gemaakte afspraken te zien. De reacties van partijen op het verzoek en het gezinsplan zijn als bijlagen bij het verzoek gevoegd. Bij de reactie van de man zit een brief van De Waag van 31 mei 2018. Verder staat in de reactie van de man vermeld:
“(…) Op basis van de gebeurtenissen van de afgelopen 5 jaar, het traject bij de Waag de feiten die JBBR [vzr: JBRR] zelf heeft kunnen vaststellen dient [naam kind] beschermd te worden als KOPP kind (https://www.kopp-kind.nl). Hoe eerder hier mee aan de slag wordt gegaan des te vlugger [naam kind] kan beschermd worden en ontwikkelingsdreigingen kunnen weggenomen worden.
Moeder is fysiek en verbaal agressief, verleent geen medewerking, heeft psychoses, stelt het belang van [naam kind] niet voorop, legt de schuld steeds bij iemand anders, is labiel, komt afspraken niet na…. en dit duurt reeds meer dan 5 jaar!!! (…)”
2.9.
Bij brief van 19 april 2021 heeft de advocaat van de vrouw aan de advocaat van de man laten weten dat de man met zijn uitlatingen de eer en goede naam van de vrouw aantast en dat deze daarmee onrechtmatig zijn. Daarbij is de man – kort gezegd – in de gelegenheid gesteld om tegenover de vrouw, JBRR en de rechtbank te erkennen dat zijn uitlatingen over de psychische gesteldheid van de vrouw niet waar zijn, een bij De Waag ingediend verzoek om het gehele dossier in te trekken en te bevestigen dat hij een onjuiste versie van de brief van De Waag van 31 mei 2018 bij de reactie op het verzoek en gezinsplan heeft gevoegd.
2.10.
Bij brief van 23 april 2021 heeft de advocaat van de man aan de advocaat van de vrouw bericht dat de man zich ernstige zorgen maakt over de ontwikkeling van [naam kind] en dat hij niet schuwt om zijn zorgen daarover met de betrokken instanties te delen. Volgens de advocaat blijft de man daarbij steeds binnen de grenzen van het toelaatbare.
2.11.
Bij beschikking van deze rechtbank van 27 mei 2021 is de zorgregeling gewijzigd, waarbij de omgang tussen de man en [naam kind] is uitgebreid.

3..Het geschil

in conventie
3.1.
De vrouw vordert dat de voorzieningenrechter bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
de man verbiedt zich na betekening van het vonnis op enigerlei wijze, schriftelijk, per e-mail, via internet of enig ander openbaar of niet openbaar medium op onrechtmatige wijze uit te laten jegens derden over de vrouw en [naam kind], waaronder het mededelen dat [naam kind] een KOPP-kind is, dat de vrouw lijdt aan een psychiatrische stoornis en het hebben van psychosen, lijdt aan autisme, het syndroom van Asperger, fysiek en/of verbaal agressief gedrag dan wel labiel gedrag vertoont,
de man verbiedt op enigerlei wijze, rechtstreeks of indirect contact op te nemen met enige relatie van de vrouw, instanties of familie van de vrouw en zich uit te laten op vergelijkbare wijze als in de dagvaarding omschreven,
de man verbiedt na betekening van dit vonnis de onjuiste versie van de brief van De Waag van 24 [vzr: bedoeld is 31] mei 2018 als juiste versie van deze brief te gebruiken in procedures of te tonen aan derden,
de man beveelt om binnen twee dagen na betekening van het vonnis schriftelijke opgave te doen wie op vergelijkbare wijze is benaderd als in de dagvaarding omschreven,
de man beveelt om binnen twee dagen na betekening van het vonnis aan JBRR schriftelijk te bevestigen dat de uitingen zoals weergegeven in 2.5. en 2.8. tweede alinea worden ingetrokken, dat deze uitingen niet op waarheid berusten en onrechtmatig zijn en van deze bevestiging een afschrift te verstrekken aan de vrouw,
de man beveelt om binnen twee dagen na betekening van het vonnis aan VTRR schriftelijk te bevestigen dat de uitingen gedaan tegenover deze instantie zoals weergegeven in 2.3. worden ingetrokken, dat deze uitingen niet op waarheid berusten en onrechtmatig zijn en van deze bevestiging een afschrift aan de vrouw te verstrekken,
de man beveelt om binnen twee dagen na betekening van het vonnis aan het consultatiebureau (CJG) schriftelijk te bevestigen dat de uitingen die daar zijn gedaan (dat [naam kind] thuis bij de vrouw in een onveilige situatie zou verkeren), worden ingetrokken, omdat deze niet op waarheid berusten en onrechtmatig zijn en van deze bevestiging een afschrift te verstrekken aan de vrouw,
de man beveelt om zijn verzoek aan De Waag om verstrekking van het dossier betreffende de relatietherapie en het psychodiagnostisch onderzoek dat door De Waag is uitgevoerd in te trekken en een afschrift van de brief tot intrekking van het verzoek te verstrekken aan de vrouw,
zulks op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 per overtreding tot een maximum van
€ 20.000,00 en met veroordeling van de man in de kosten van dit geding.
3.2.
De man voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen, met compensatie van de proceskosten.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.
in reconventie
3.4.
De man vordert dat de voorzieningenrechter bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
bepaalt dat de vrouw haar toestemming dient te verlenen tot inzage in de volledige rapportage, inclusief het psychodiagnostisch onderzoek dat over de vrouw is opgemaakt door De Waag, welke inzage dient te worden gegeven aan de man en/of JBRR, althans,
bepaalt dat het vonnis kan worden gebruikt als vervanging van de door de vrouw te verlenen toestemming (aan De Waag),
de kosten compenseert.
3.5.
De vrouw voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.

4..De beoordeling

in conventie

4.1.
De man betwist dat de vrouw een spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen, omdat hij recent geen uitlatingen over de vrouw heeft gedaan. In zijn reactie op het door JBRR ingediende verzoekschrift heeft de man slechts een resumerende input gegeven. Dat maakt de zaak volgens hem niet spoedeisend. De voorzieningenrechter volgt de man hier niet in. In dit kort geding is de botsing van fundamentele rechten aan de orde. Daarmee is de spoedeisendheid in voldoende mate gegeven. Bovendien volgt uit de vaststaande feiten dat sprake is van een patroon waarbij de man het standpunt inneemt dat de vrouw aan diverse (psychische) stoornissen lijdt. Dit patroon belast het contact tussen partijen waardoor de verhouding tussen partijen verstoord raakt. Partijen zijn de ouders van de vierjarige [naam kind]. Zij oefenen gezamenlijk het gezag over haar uit. De bij partijen over en weer ervaren machteloosheid en het gevoel tekort te worden gedaan, maakt dat de behoefte aan een ordemaatregel is gegeven.
4.2.
In conventie ligt de vraag voor of de man met zijn uitlatingen onrechtmatig jegens de vrouw handelt. Het gaat daarbij om een botsing van twee fundamentele rechten, te weten het recht van de vrouw op eerbiediging van de eer en goede naam (recht op privacy) en het recht van de man op vrijheid van meningsuiting. Het antwoord op de vraag welke van deze rechten zwaarder weegt moet worden gevonden door een afweging van alle in onderling verband te beschouwen feiten en omstandigheden van het geval.
4.3.
In dit kort geding moeten de uitlatingen van de man worden getoetst aan de vrijheid van meningsuiting en de daarop te maken beperkingen. De uitlatingen van de man kunnen de vrouw in haar eer en goede naam aantasten en haar reputatie en perspectieven schaden. De man heeft dat ook niet weersproken. De vraag die moet worden beantwoord, is of de man mede met het oog op de belangen van de vrouw voldoende zorgvuldig heeft gehandeld bij het doen van de uitlatingen. Hierbij is in de eerste plaats van belang of de uitlatingen voldoende steun vinden in de (op het moment van het uiten daarvan bekende) feiten. In een kort geding zijn de regels omtrent bewijs niet van toepassing en kan worden volstaan met beantwoording van de vraag of op grond van het ter kennis van de voorzieningenrechter gebrachte bewijsmateriaal de stellingen waarop de gevraagde voorziening wordt gegrond voldoende aannemelijk zijn geworden.
4.4.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter vinden de hiervoor in 2.3., 2.5. en 2.8. weergegeven uitlatingen onvoldoende steun in de (op het moment van het uiten daarvan bekende) feiten. Vooropgesteld wordt dat nergens uit blijkt dat de vrouw aan een (psychische) stoornis lijdt en dat [naam kind] een KOPP-kind (een kind van ouders met psychische problemen) is. De huisarts van de vrouw heeft op 12 april 2021 verklaard dat de vrouw niet bekend is met ADHD, psychose, bipolaire stoornis of een andere psychiatrische aandoening. Ook heeft de huisarts diezelfde dag verklaard dat [naam kind] geen KOPP-kind is. Hoewel de man meent dat daaruit niet kan worden afgeleid dat de vrouw dus geen stoornis heeft, heeft hij geen stukken overgelegd waaruit het tegendeel blijkt. Zijn uitlatingen dienen dan ook als onrechtmatig te worden aangemerkt. De vorderingen van de vrouw worden daarom toegewezen met inachtneming van het hierna volgende.
4.5.
Het onder 1 gevorderde verbod wordt toegewezen voor zover dit betrekking heeft op schriftelijke uitlatingen en uitlatingen per e-mail. Niet gebleken is immers dat de man mededelingen over de vrouw en [naam kind] via internet of enig ander openbaar of niet-openbaar medium heeft gedaan. Hij heeft zich enkel tot de betrokken instanties gericht. Daarnaast wordt het verbod beperkt tot het doen van de mededelingen dat [naam kind] een KOPP-kind is, dat de vrouw aan een psychiatrische stoornis lijdt en psychosen heeft, dat zij lijdt aan autisme, het syndroom van Asperger en/of dat zij verbaal agressief gedrag dan wel labiel gedrag vertoont.
4.6.
De vordering onder 2 wordt afgewezen. Uit de in het geding gebrachte stukken volgt niet dat de man zich tegenover familie en relaties van de vrouw op onrechtmatige wijze over de vrouw en [naam kind] heeft uitgelaten. Daar komt bij dat de vrouw door de toewijzing van de vordering onder 1 niet langer belang heeft bij een verbod aan de man om zich tegenover instanties (want dat zijn ook derden) uit te laten op vergelijkbare wijze als in de dagvaarding omschreven.
4.7.
De vordering onder 3 wordt toegewezen. Uit een brief van De Waag aan de vrouw van 2 april 2019 volgt dat door een interne miscommunicatie bij de Waag twee versies van een brief aan VTRR van 31 mei 2018 zijn ontstaan en dat per abuis de niet door de vrouw geaccordeerde versie aan VTRR is gezonden. In een e-mail van 13 februari 2019 schrijft De Waag aan de vrouw dat De Waag de verkeerde versie heeft teruggetrokken en dat de door de vrouw geaccordeerde versie aan VTRR is gezonden. Dat is dus de versie waarvan dient te worden uitgegaan. Nu de man bij zijn reactie op het verzoekschrift van JBRR als bijlage de verkeerde versie van de brief heeft gevoegd, wordt het hem verboden om de onjuiste versie van die brief in procedures te gebruiken en/of te tonen aan derden.
4.8.
De vordering onder 4 wordt afgewezen. De vrouw heeft deze vordering niet voldoende onderbouwd, nu de man stelt enkel de betrokken instanties te hebben benaderd.
4.9.
Nu de uitlatingen van de man zoals weergegeven in 2.3., 2.5. en 2.8. tweede alinea onvoldoende steun vinden in de feiten, worden de vorderingen onder 5 en 6 toegewezen. Daarbij wordt het bevel beperkt tot een bevestiging dat de uitingen niet op waarheid berusten. De man heeft zijn uitlatingen onder meer gedaan tijdens gesprekken met VTRR en de Raad voor de Kinderbescherming, van welke gesprekken door deze instanties verslagen zijn gemaakt. De man kan deze verslagen zelf niet intrekken, maar wel aan VTRR en JBRR laten weten dat de door hem gedane uitlatingen niet op waarheid berusten.
4.10.
De vordering onder 7 wordt afgewezen. De vrouw heeft haar stelling dat de man aan het consultatiebureau zou hebben laten weten dat [naam kind] thuis bij de vrouw in een onveilige situatie zou verkeren, niet aan de hand van stukken onderbouwd. Daardoor is niet gebleken dat de man richting het consultatiebureau uitlatingen over de vrouw en/of [naam kind] heeft gedaan.
4.11.
De vordering onder 8 wordt eveneens afgewezen. De vrouw heeft geen belang bij deze vordering, nu De Waag heeft laten weten het verzoek van de man tot verstrekking van het dossier en het psychodiagnostisch onderzoek niet in behandeling te nemen.
4.12.
Als prikkel tot nakoming wordt aan de veroordelingen een dwangsom verbonden. Deze wordt beperkt tot € 250,00 per overtreding, met een maximum van € 5.000,00.
in reconventie
4.13.
De man vordert dat de vrouw toestemming geeft tot inzage in de volledige rapportage van De Waag, inclusief het psychodiagnostisch onderzoek. Volgens de man is het in het belang van [naam kind] dat professionele hulp wordt ingezet om partijen in staat te stellen om als volwaardig betrokken ouders te kunnen functioneren. Om inzicht te krijgen in welke hulp noodzakelijk is, is, zo stelt de man, inzicht nodig in de mogelijkheden en beperkingen van beide ouders. De rapportage van De Waag kan dat inzicht volgens hem verschaffen. De vrouw beroept zich op haar recht op privacy. Zij wil de man geen inzage in de volledige rapportage geven. Ook geeft zij aan dat er niets noemenswaardigs uit het psychodiagnostisch onderzoek is gekomen en dat JBRR dat heeft bevestigd.
4.14.
De vordering van de man wordt afgewezen. Daartoe overweegt de voorzieningenrechter dat de man de grondslag van zijn vordering niet heeft onderbouwd. De man heeft enkel verwezen naar een uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag van 19 september 2016, ECLI:NL:RBDHA:2016:11303. Daarmee miskent hij echter dat in die zaak door een instantie verstrekking van een onderzoeksrapport door een andere instantie werd gevorderd, terwijl daarvan in deze zaak geen sprake is. De man kan ook niet namens JBRR om inzage vragen. Daar komt bij dat [naam] van JBRR in een e-mail van 14 juli 2020 aan de man heeft laten weten dat het opvragen van onderzoeksverslagen of rapporten van De Waag niet nodig is. Zij schrijft dat zij de verslagen zelf gelezen heeft en dat het tot zover geen meerwaarde heeft voor het vervolgtraject. Met die mededeling moet de man genoegen nemen.
in conventie en in reconventie
4.15.
Gelet op de relatie tussen partijen worden de proceskosten tussen hen gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5..De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
5.1.
verbiedt de man om schriftelijk, al dan niet per e-mail, aan derden mede te delen dat [naam kind] een KOPP-kind is, dat de vrouw lijdt aan een psychiatrische stoornis en psychosen heeft, dat zij lijdt aan autisme, het syndroom van Asperger en/of dat zij verbaal agressief gedrag dan wel labiel gedrag vertoont,
5.2.
verbiedt de man om de onjuiste versie van de brief van De Waag van 31 mei 2018 als juiste versie van deze brief te gebruiken in procedures of te tonen aan derden,
5.3.
beveelt de man om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis schriftelijk aan JBRR te bevestigen dat de uitingen zoals weergegeven in 2.5. en 2.8. tweede alinea niet op waarheid berusten en van deze bevestiging een afschrift aan de vrouw te verstrekken,
5.4.
beveelt de man om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis schriftelijk aan VTRR te bevestigen dat de uitingen zoals weergegeven in 2.3. niet op waarheid berusten en van deze bevestiging een afschrift aan de vrouw te verstrekken,
5.5.
veroordeelt de man om aan de vrouw een dwangsom te betalen van € 250,00 voor iedere keer dat hij niet aan de in 5.1., 5.2., 5.3. of 5.4. uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 5.000,00 is bereikt,
5.6.
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.8.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.9.
wijst de vorderingen af,
5.10.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Sikkel en in het openbaar uitgesproken op 23 juni 2021.
[2971/1573]