ECLI:NL:RBROT:2021:6055

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 juni 2021
Publicatiedatum
28 juni 2021
Zaaknummer
8980519
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming taxateur in erfrechtelijke geschil tussen broer en zus

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 28 juni 2021 een beschikking gegeven in een erfrechtelijk geschil tussen verzoekster en verweerder, die zus en broer zijn. De zaak betreft de benoeming van een taxateur voor de woning van hun overleden moeder, erflaatster, die in Barendrecht is overleden. Verzoekster heeft de kantonrechter verzocht om een taxateur te benoemen om de waarde van de woning te taxeren, en om inzage te krijgen in de huurovereenkomsten en bankafschriften met betrekking tot de woning. Verweerder heeft verweer gevoerd en betwist dat de woning al aan hem is toebedeeld.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de woning nog niet is verdeeld en dat er geen formele afspraak is gemaakt over de toebedeling aan verweerder. De rechter heeft geoordeeld dat het verzoek van verzoekster om een taxateur te benoemen toewijsbaar is, en heeft een taxateur aangewezen die de actuele marktwaarde van de woning moet vaststellen. Daarnaast heeft de kantonrechter bepaald dat verweerder verplicht is om verzoekster inzage te geven in de huurovereenkomsten, met een dwangsom voor het geval hij hieraan niet voldoet. De kosten van de procedure worden door beide partijen zelf gedragen.

De beschikking benadrukt het belang van een eerlijke en transparante verdeling van de nalatenschap, en de rol van de rechter in het faciliteren van een oplossing in erfrechtelijke geschillen. De uitspraak is een voorbeeld van hoe de rechter kan ingrijpen in geschillen over de verdeling van een nalatenschap en de benoeming van deskundigen ter ondersteuning van de partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8980519 VZ VERZ 21-547
uitspraak: 28 juni 2021
beschikking van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam
op het verzoek van:
[verzoekster],
wonende te [woonplaats verzoekster] (België),
verzoekster,
gemachtigde: mr. J.G. Borgesius te Tilburg,
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats verweerder] (gemeente [gemeente] ),
verweerder,
gemachtigde: mr. J.P.M. Borsboom te Rotterdam.
Verzoekster wordt hierna ‘ [verzoekster] ’ genoemd, verweerder ‘ [verweerder] ’.

1..De procedure

De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
• het verzoekschrift en de twee aanvullingen daarop;
• het verweerschrift en de aanvulling daarop;
• de door [verzoekster] en [verweerder] overgelegde stukken;
• de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling op 1 juni 2021.

2..De feiten

De kantonrechter gaat uit van de volgende feiten:
2.1
[verzoekster] en [verweerder] zijn zus en broer. Hun moeder [erflaatster] , hierna: ‘erflaatster’, is overleden in Barendrecht op [overlijdensdatum 1] [verzoekster] en [verweerder] zijn haar erfgenamen en hebben de nalatenschap zuiver aanvaard.
2.2
Erflaatster had nog een dochter. Deze dochter is voor erflaatster overleden. De dochter van deze vooroverleden dochter, en dus een kleindochter van erflaatster, is door erflaatster onterfd.
2.3
De echtgenoot van erflaatster (de vader van [verzoekster] en [verweerder] ) is overleden op [overlijdensdatum 2] . Hij had een testament opgemaakt met een ouderlijke boedelverdeling. Hierdoor hebben [verzoekster] , [verweerder] en hun zus (die toen nog in leven was) uit hoofde van de nalatenschap van hun vader een vordering op hun moeder gekregen.
2.4
Naast voormelde vorderingen valt in de nalatenschap van erflaatster (onder meer) de woning op [adres 1] in Barendrecht.
2.5
[verweerder] heeft de woning in Barendrecht gerenoveerd en daarna verhuurd.
2.6
[verzoekster] heeft in 2015 € 28.500,- geleend van [naam bedrijf] , de onderneming van [verweerder] .
2.7
[verzoekster] is in 2016 in België failliet verklaard. Dit faillissement is in 2018 opgeheven.

3..Het verzoek

3.1
[verzoekster] vraagt de kantonrechter in haar op 24 februari 2021 gedateerde aanvulling op haar verzoekschrift:
1. op grond van artikel 679 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv)
een taxateur te benoemen om de woning in Barendrecht te taxeren;
2. voor recht te verklaren dat de lening van de onderneming van [verweerder] aan
[verzoekster] vernietigd is op basis van de redelijkheid en billijkheid, dwaling of onrechtmatige daad, dat de vordering die hieruit voortkomt ten laste komt van [verweerder] en zijn onderneming en dat [verweerder] bij de verdeling van de nalatenschap van erflaatster dit voorschot zonder rente kan verrekenen dan wel meenemen in de verdeling;
3. [verweerder] te veroordelen inzage te geven in (1) de huurovereenkomst(en), (2)
de bankafschriften waarop de huur is gestort en (3) de bankafschriften van de ervenrekening vanaf het overlijden, met het opleggen van een dwangsom voor het geval [verweerder] hieraan niet voldoet.
3.2
[verweerder] voert verweer tegen de verzoeken.
3.3
Voor zover voor de beoordeling van belang, wordt hierna ingegaan op de stellingen waarmee [verzoekster] en [verweerder] het verzoek en het verweer daartegen onderbouwen.

4..De beoordeling

mondelinge behandeling
4.1
Het geschil tussen [verzoekster] en [verweerder] is op de mondelinge behandeling op 1 juni 2021 breed besproken met als doel het geschil (op dat moment) op te lossen. Dat is niet gelukt. Van wat op de mondelinge behandeling besproken is, komt in deze beschikking alleen aan de orde wat nodig is om de verzoeken van [verzoekster] te beoordelen.
ontvankelijkheid
4.2
[verweerder] heeft aangevoerd dat de verzoeken in feite strekken tot (nadere) verdeling van de nalatenschap. Het gaat dus om een verdelingskwestie en die behoort te worden ingeleid met een dagvaarding. De kantonrechter gaat aan dit verweer voorbij. Het gaat in de voorliggende kwestie niet om een vordering tot verdeling, maar om verzoeken die gedaan zijn om uiteindelijk tot een verdeling te komen. Het verweer is dus op onjuiste feitelijke gronden gebaseerd.
verzoek 1: benoeming taxateur
4.3
Als partijen het niet eens worden over de benoeming van een deskundige om de waarde van een te verdelen goed te schatten, kan de kantonrechter een deskundige benoemen, aldus artikel 679 lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). [verzoekster] verzoekt om de benoeming van een taxateur om de waarde van de in de nalatenschap vallende woning van erflaatster op [adres 1] in Barendrecht vast te stellen. [verweerder] voert verweer tegen dit verzoek. Volgens hem hebben partijen in 2015 al overeenstemming bereikt over de waarde van de woning, namelijk € 125.000,-, en voor dat bedrag is de woning volgens [verweerder] aan hem toebedeeld, althans hierop heeft hij gerechtvaardigd mogen vertrouwen. [verzoekster] betwist een en ander.
4.4
De stelling van [verweerder] dat de woning op [adres 1] in Barendrecht al is verdeeld, is naar het oordeel van de kantonrechter, gebaseerd op wat in deze procedure naar voren is gekomen, niet houdbaar. De kantonrechter baseert dit oordeel, naast het feit dat [verzoekster] de stelling van [verweerder] betwist en er wat dat betreft dus op dit moment niets vaststaat, op het feit dat de woning nooit aan [verweerder] is geleverd. Partijen hebben de door [verweerder] gestelde maar door [verzoekster] betwiste afspraak dat de woning toebedeeld is aan [verweerder] dus nooit geformaliseerd.
4.5
Het kan zo zijn dat [verweerder] sinds 2015 alle kosten voor de woning heeft betaald en dat hij de woning heeft gerenoveerd, maar dit maakt hem nog niet de eigenaar van de woning. [verweerder] voert aan dat [verzoekster] na de gestelde afspraak in 2015 jarenlang niets meer van zich heeft laten horen, maar dat geldt dan ook voor [verweerder] . Ook hij heeft kennelijk nooit tegen [verzoekster] gezegd dat de afspraak nog geformaliseerd moest worden (door het op zijn naam zetten van de woning). In het als productie 4 bij het verweerschrift gevoegde overzicht gaat [verzoekster] inderdaad uit van een waarde van de woning van € 125.000,- (waarbij ze het woord ‘gekocht’ gebruikt), maar deze berekening moet worden gezien in het licht van de wens van [verzoekster] op enig moment tot verdeling te komen, waarbij opgemerkt wordt dat [verzoekster] ook niet betwist dat verkoop van de woning aan [verweerder] wel ter sprake geweest is tussen partijen, maar volgens haar nooit definitief is geregeld. De redelijkheid en de billijkheid die [verweerder] tot slot noemt moeten terughoudend worden toegepast. Daarvoor is slechts in uitzonderlijke omstandigheden plaats. Van die uitzonderlijke omstandigheden is op dit moment onvoldoende gebleken.
4.6
Er wordt gelet op het voorgaande van uitgegaan dat de woning op [adres 1] in Barendrecht nog niet is verdeeld. Dat partijen destijds een afspraak hebben gemaakt dat als er in de toekomst verdeeld zou worden dit tegen een vaste prijs van € 125.000,- zou worden gedaan, is evenmin komen vast te staan. Uitgangspunt is dat bij een verdeling uitgegaan wordt van de waarde ten tijde van de verdeling. Uit de stellingen van [verweerder] volgt niet dat partijen de bedoeling hebben gehad bewust van dit uitgangspunt af te wijken.
4.7
[verzoekster] wil uiteindelijk tot verdeling komen en haar verzoek om een taxateur te benoemen om de waarde van de woning vast te stellen is daarom toewijsbaar. De kantonrechter heeft de griffier contact op laten nemen met [naam taxateur] van [makelaarskantoor] in Barendrecht en hij is bereid voor € 650,- een taxatie uit te voeren. Het gaat om een taxatie van de actuele marktwaarde van de woning in verhuurde staat en in niet-verhuurde en niet-bewoonde staat. [verzoekster] en [verweerder] hebben geen bezwaren geuit tegen de persoon van de taxateur, de hoogte van de kosten en de aan hem te stellen vragen. Omdat de woning nog in de nalatenschap valt, moeten [verzoekster] en [verweerder] de makelaar samen de taxatieopdracht geven, uiterlijk op 15 juli 2021. Zij moeten ieder de helft van de rekening van de makelaar betalen.
verzoek 2: lening van onderneming
4.8
[verzoekster] heeft tijdens de mondelinge behandeling haar onder 3.1 onder 2. genoemde verzoek ingetrokken. Dat verzoek hoeft dus niet meer besproken te worden.
verzoek 3: stukken overleggen
4.9
Hij die daar een rechtmatig belang bij heeft, kan op grond van artikel 843a Rv kopieën vorderen van bepaalde stukken die zien op een rechtsbetrekking waar hij partij bij is, van degene die die stukken heeft.
4.1
[verzoekster] heeft naar het oordeel van de kantonrechter op grond van het genoemde artikel recht op de door haar gevraagde inzage in de huurovereenkomst(en) met betrekking tot de woning op [adres 1] in Barendrecht. Zoals hiervoor is overwogen, wordt er op dit moment vanuit gegaan dat de woning nog niet is verdeeld. Deze valt dus nog in de nalatenschap van erflaatster en [verzoekster] is deelgenoot in de gemeenschap die die nalatenschap is. Zij heeft er recht op te weten wat de woning door de tijd heen aan huur heeft opgebracht. Dit verzoek is daarom toewijsbaar. Zij heeft geen belang bij de bankafschriften van de rekening waarop de huur is gestort, omdat de huuropbrengsten blijken uit de huurovereenkomsten.
4.11
De dwangsom die [verzoekster] wat het afgeven van de stukken betreft vordert is ook toewijsbaar. Als [verweerder] , zoals hij verklaart, gehoor geeft aan een veroordeling tot inzage in de stukken, hoeft hij de dwangsom ook niet betalen. [verzoekster] vraagt om stukken binnen dertig dagen na de betekening van deze beschikking. [verweerder] heeft een gemachtigde en daar wordt deze beschikking heen gestuurd. Betekening van deze beschikking is daarom niet nodig. [verweerder] moet de stukken uiterlijk op 31 juli 2021 aan [verzoekster] ter beschikking stellen.
4.12
De bankafschriften van de ervenrekening vanaf het overlijden van erflaatster, waar [verzoekster] ook om verzoekt, zijn inmiddels door [verweerder] overgelegd (als productie 5 bij zijn aanvullend verweerschrift). [verzoekster] heeft hier op de mondelinge behandeling niets meer over gezegd. De kantonrechter gaat er daarom van uit dat dit punt niet verder besproken hoeft te worden.
verklaring voor recht artikel 3:194 BW
4.13
[verzoekster] verzoekt onder nummer 7 van haar verzoekschrift voor recht te verklaren dat de opbrengsten uit de huur tot aan de verdeling van de woning enkel aan haar toekomen. Dit verzoek komt echter niet terug in het petitum van het verzoekschrift en hoeft daarom niet besproken te worden.
kosten van de procedure
4.14
[verzoekster] en [verweerder] zijn zus en broer. De kantonrechter ziet daarin aanleiding te bepalen dat ieder van hen de eigen kosten van deze procedure draagt.

5..De beslissing

De kantonrechter:
- benoemt tot taxateur om de actuele marktwaarde van de woning op [adres 1] in Barendrecht in verhuurde staat en in niet-verhuurde en niet-bewoonde staat te taxeren:
[naam taxateur]
[makelaarskantoor]
[adres 2]
[postcode] BARENDRECHT
[telefoonnummer]
[e-mailadres]
- bepaalt dat partijen de taxateur uiterlijk op 15 juli 2021 de opdracht tot taxatie moeten geven en dat ieder van de partijen de helft van de rekening aan de taxateur betaalt;
- veroordeelt [verweerder] om [verzoekster] uiterlijk op 31 juli 2021 inzage te geven in de huurovereenkomst(en) met betrekking tot de woning op [adres 1] , met de bepaling dat als hij dit niet doet, hij vanaf 1 augustus 2021 een dwangsom van
€ 150,- moet betalen voor iedere dag dat hij in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen, met een maximum van € 5.000,-;
- bepaalt dat ieder van de partijen de eigen kosten van deze procedure draagt;
- wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. M. Fiege en uitgesproken op de openbare terechtzitting.
686