ECLI:NL:RBROT:2021:6152
Rechtbank Rotterdam
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Ontruiming van een woning na overlijden van de huurder
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 25 mei 2021 een mondeling vonnis uitgesproken in een kort geding tussen Stichting Woonplus Schiedam (eiseres) en [gedaagde] (gedaagde). De zaak betreft de ontruiming van een woning na het overlijden van de moeder van [gedaagde], die de huurovereenkomst had afgesloten met Woonplus. De moeder van [gedaagde] overleed op 2 mei 2020, waarna [gedaagde] verzocht om in de woning te mogen blijven wonen. Dit verzoek werd door Woonplus afgewezen, en er werden afspraken gemaakt over de ontruiming van de woning. Ondanks deze afspraken heeft [gedaagde] de woning niet verlaten, wat heeft geleid tot de vordering van Woonplus om ontruiming te vorderen.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde] zonder recht of titel in de woning verblijft, aangezien de huurovereenkomst is geëindigd door het overlijden van haar moeder. De rechter heeft geoordeeld dat er een spoedeisend belang is voor Woonplus om de ontruiming te vorderen, omdat [gedaagde] niet vrijwillig de woning verlaat en er een dringende behoefte is aan beschikbare woningen. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat een bodemrechter waarschijnlijk tot hetzelfde oordeel zou komen en heeft [gedaagde] veroordeeld om de woning uiterlijk op 1 september 2021 te ontruimen.
Daarnaast heeft de kantonrechter de vordering tot betaling van toekomstige schadevergoeding afgewezen, omdat [gedaagde] de huur tot op heden stipt heeft betaald. De proceskosten zijn voor rekening van [gedaagde], die grotendeels in het ongelijk is gesteld. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat Woonplus direct kan overgaan tot ontruiming indien nodig.