ECLI:NL:RBROT:2021:6170

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 juli 2021
Publicatiedatum
30 juni 2021
Zaaknummer
ROT 20/412
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuurlijke boete wegens overtreding van de Arbeidstijdenwet zonder deugdelijke registratie van arbeids- en rusttijden

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 1 juli 2021 uitspraak gedaan in een beroep tegen een bestuurlijke boete van € 7.500,- die aan eiseres was opgelegd wegens overtreding van artikel 4:3, eerste lid, van de Arbeidstijdenwet (Atw). De boete werd opgelegd omdat eiseres geen deugdelijke registratie van de arbeids- en rusttijden van haar werknemers had bijgehouden. Eiseres had eerder al een waarschuwing ontvangen voor een soortgelijke overtreding in 2015, maar voldeed opnieuw niet aan de registratieverplichtingen. Eiseres voerde aan dat zij in de veronderstelling verkeerde dat registratie niet noodzakelijk was, omdat haar personeel volgens een vast rooster werkte. De rechtbank oordeelde echter dat eiseres onvoldoende had aangetoond dat zij alles had gedaan om de overtreding te voorkomen. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van verminderde verwijtbaarheid en dat de boete terecht was opgelegd. Eiseres had ook geen financiële noodsituatie aangetoond die zou rechtvaardigen dat de boete gematigd zou moeten worden. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de opgelegde boete.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Zittingsplaats Dordrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 20/412

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 juli 2021 in de zaak tussen

[naam eiseres], te [vestigingsplaats eiseres], eiseres,

gemachtigde: [naam 1],
en

de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, verweerder,

gemachtigde: mr. P. Boer-Wiegersma.

Procesverloop

Bij besluit van 7 augustus 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiseres een bestuurlijke boete opgelegd van € 7.500,- wegens overtreding van artikel 4:3, eerste lid, van de Arbeidstijdenwet (Atw).
Bij besluit van 13 december 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 april 2021. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar vennoot [naam 1]. Tevens zijn aan de zijde van eiseres verschenen [naam 2] en [naam 3], de boekhouder van eiseres. Verweerder heeft zich via beeldbellen laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst om verweerder in de gelegenheid te stellen te reageren op de financiële stukken van eiseres. Op 6 mei 2021 heeft eiseres de financiële stukken overgelegd. Verweerder heeft op 21 mei 2021 gereageerd op de financiële stukken.
Nu partijen niet hebben verklaard nader ter zitting te willen worden gehoord, sluit de rechtbank het onderzoek.

Overwegingen

1.1
In 2015 hebben arbeidsinspecteurs van verweerder een inspectie uitgevoerd naar de naleving van de Atw door eiseres. Bij die controle is geconstateerd dat eiseres, in strijd met artikel 4:3, eerste lid, van de Atw, geen registratie van de arbeids- en rusttijden van haar werknemers had bijgehouden. Op 13 juli 2015 heeft verweerder eiseres hiervoor een schriftelijke waarschuwing gegeven.
1.2
Op 24 december 2018 hebben arbeidsinspecteurs van de Inspectie SZW opnieuw een inspectie uitgevoerd bij [naam eiseres] en onderzoek verricht naar de periode van 14 oktober 2018 tot en met 10 november 2018. Naar aanleiding hiervan hebben de arbeidsinspecteurs het boeterapport van 8 juli 2019 opgemaakt waarin zij geconstateerd hebben dat eiseres geen deugdelijke registratie van de arbeids- en rusttijden van haar werknemers over de periode 14 oktober 2018 tot en met 10 november 2018 heeft gevoerd.
1.3
Bij kennisgeving van 12 juli 2019 heeft verweerder eiseres bericht dat het voornemen bestaat haar een bestuurlijke boete op te leggen van € 7.500,-. Eiseres heeft daartegen een zienswijze ingediend. Verweerder heeft vervolgens het primaire besluit genomen en het boeterapport aan het primaire besluit ten grondslag gelegd.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd. Verweerder stelt zich op het standpunt dat het voor de inspecteurs niet mogelijk was om te controleren of de bepalingen inzake de arbeids- en rusttijden werden nageleefd omdat eiseres geen deugdelijke registratie van de arbeids- en rusttijden voerde. Verweerder heeft geen reden gezien om de boete te matigen omdat de financiële situatie onvoldoende inzichtelijk is gemaakt.
3. Eiseres voert aan dat het personeel geen recht heeft op (koffie)pauze en op vaste dagen en volgens vaste uren werkt. Hierdoor was eiseres in de veronderstelling dat een registratie van de uren niet meer noodzakelijk was. Zij meent dan ook dat het onterecht is dat zij een boete heeft gekregen wegens het ontbreken van de registratie van de arbeids- en rusttijden. Daarnaast voert zij aan dat het nu wel goed geregeld is, omdat de administratie sinds januari 2019 wel correct wordt bijgehouden en geregistreerd. Verder stelt eiseres zich op het standpunt dat haar financiële draagkracht onvoldoende is om de boete te kunnen betalen. Zij meent dan ook dat verweerder haar verzoek om de boete te matigen ten onrechte heeft afgewezen.
4. Het wettelijk kader wordt gevormd door de Atw en de Beleidsregel boeteoplegging Arbeidstijdenwet en Arbeidstijdenbesluit 2013 (de Beleidsregel). De belangrijkste toepasselijke bepalingen zijn opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
5.1
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat er geen sprake is van een deugdelijke registratie ten aanzien van de arbeids- en rusttijden. Allereerst blijkt uit het beroepschrift dat eiseres in de veronderstelling was dat een registratie niet noodzakelijk was. Daarnaast blijkt uit de door [naam 2] ondertekende verklaring van 24 december 2019 dat hij heeft gezegd dat hij niet kan aantonen wanneer de werknemers gewerkt hebben en wat de begin- en eindtijden zijn. Ook heeft hij gezegd dat er geen rooster is en dat niet wordt bijgehouden wanneer de werknemers vrij hebben. De stelling van [naam 2] ter zitting dat hij de uren digitaal heeft bijgehouden acht de rechtbank dan ook niet aannemelijk. In de Memorie van Toelichting behorende bij artikel 4:3, eerste lid, van de Atw (Kamerstukken II, 1993/1994, 23 646, nr. 3, pagina 96) is overwogen dat, om het toezicht op het bij of krachtens de wet bepaalde mogelijk te maken, in ieder geval moet zijn aangegeven welke werknemer op een bepaald tijdstip met de arbeid begint en wanneer hij die arbeid heeft beëindigd, alsmede de daartussen gelegen feitelijke pauzes. Nu eiseres geen arbeids- en rusttijdenregistratie heeft kunnen verstrekken met betrekking tot de periode 14 oktober 2018 tot en met 10 november 2018 is naar het oordeel van de rechtbank voldoende vast komen te staan dat eiseres artikel 4:3, eerste lid, van de Atw heeft overtreden. Hierdoor was het niet mogelijk voor de inspecteurs om te controleren of de Atw en de bepalingen die hierop zijn gebaseerd worden nageleefd. De rechtbank overweegt dat op grond van bijlage 2, onder a, van de Beleidsregel het niet hebben van een deugdelijke arbeids- en rusttijdenregistratie een overtreding is waarvoor direct een boete wordt opgelegd indien hierdoor een volledige inspectie over de gehele te onderzoeken periode niet mogelijk is. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat verweerder bevoegd was aan eiseres voor de overtreding van artikel 4:3, eerste lid, van de Atw een bestuurlijke boete op te leggen.
5.2
Bij de aanwending van zijn bevoegdheid een bestuurlijke boete op te leggen moet verweerder, op grond van artikel 5:46, tweede lid, van de Awb, de hoogte van de boete afstemmen op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten. Daarbij moet rekening worden gehouden met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd. In situaties waarin verwijtbaarheid volledig ontbreekt, moet van boeteoplegging worden afgezien. Een verminderde mate van verwijtbaarheid kan aanleiding geven de opgelegde boete te matigen.
5.3
Voor zover eiseres heeft betoogd dat aan haar geen bestuurlijke boete kan worden opgelegd, omdat de overtreding niet aan haar kan worden verweten, overweegt de rechtbank als volgt. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) - zie bijvoorbeeld de uitspraak van 28 augustus 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:2919) - moet verweerder in situaties, waarin sprake is van het volledig ontbreken van verwijtbaarheid van boeteoplegging afzien. De rechtbank ziet in de door eiseres aangevoerde omstandigheden geen aanleiding om te concluderen dat sprake is van het volledig ontbreken van verwijtbaarheid. Daarvan is namelijk slechts sprake indien eiseres aannemelijk heeft gemaakt dat zij al hetgeen redelijkerwijs mogelijk was, heeft gedaan om de overtreding te voorkomen. Daarvan is de rechtbank niet gebleken. Het is voor eiseres immers wel mogelijk gebleken om een deugdelijke administratie te voeren ten aanzien van de werknemers na haar eerste overtreding van artikel 4:3, eerste lid, van de Atw in 2015. De rechtbank overweegt dat eiseres ook geen omstandigheden heeft aangevoerd die tot het oordeel leiden dat haar minder verwijt van de overtreding kan worden gemaakt. Dat eiseres in de veronderstelling was dat een registratie niet meer noodzakelijk was omdat het personeel volgens een vast rooster werkt, leidt volgens de rechtbank niet tot verminderde verwijtbaarheid. Het zich informeren over de wettelijke verplichtingen en hoe daaraan te voldoen is een verantwoordelijkheid die alle werkgevers in Nederland hebben. Daar komt bij dat eiseres op 13 juli 2015 een waarschuwing heeft gekregen wegens het niet voeren van een deugdelijke administratie. Gelet hierop had eiseres in ieder geval vanaf dit moment op de hoogte moeten zijn van de geldende wetgeving. Vooral nu - zoals door [naam 2] is verklaard - het in de praktijk wegens verlof en ziekte niet altijd mogelijk was voor het personeel om volgens een vast rooster te werken. Dat eiseres sinds de overtreding wel een deugdelijke administratie bijhoudt, kan dan ook niet leiden tot verminderde verwijtbaarheid.
5.4
Voor zover eiseres heeft betoogd dat de opgelegde boete moet worden gematigd, overweegt de rechtbank als volgt. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling - zie onder meer de uitspraak van 21 maart 2012 (ECLI:NL:RVS:2012:BV9509) - bestaat reden tot matiging van de opgelegde boete indien op basis van de door de beboete werkgever overgelegde financiële gegevens moet worden geoordeeld dat hij door de opgelegde boete onevenredig wordt getroffen. De boete van € 7.500,- is conform het beleid van verweerder. Dit beleid is in de rechtspraak niet onredelijk of anderszins onrechtmatig geacht. Zoals hiervoor is overwogen kan de overtreding aan eiseres worden verweten, zodat verweerder daarin geen reden heeft hoeven zien om de boete te matigen. Verweerder heeft verder in redelijkheid kunnen besluiten dat er geen aanleiding bestond om van het beleid af te wijken. Op basis van de in bezwaar en beroep overgelegde financiële gegevens is niet gebleken dat de vennoten in een financiële noodsituatie zullen verkeren door het betalen van de boete of dat de vennoten onevenredig getroffen worden door de boete. Gelet op het netto inkomen van de vennoten van eiseres en het feit dat zij in het bezit zijn van een auto met een dagwaarde van ongeveer € 19.941,- is het al mogelijk om de boete van € 7.500,- te voldoen uit het eigen vermogen. Dat de boete eiseres financieel zwaar treft, is ook geen reden tot matiging. Volgens vaste rechtspraak - bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 28 januari 2015, ECLI:NL:RVS:2015:192) - vormt het feit dat de opgelegde boete zwaarwegende financiële consequenties heeft, geen reden om tot matiging van de opgelegde boete over te gaan indien de beboete werkgever niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij door de opgelegde boete onevenredig wordt getroffen. Gelet hierop heeft verweerder geen aanleiding hoeven zien om de boete op grond van artikel 5:46, tweede lid, van de Awb te matigen.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Vaz, rechter, in aanwezigheid van A.L.G. Willems, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 1 juli 2021.
de griffier is buiten staat de rechter is verhinderd te tekenen
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

BIJLAGE

Wet- en regelgeving

Arbeidstijdenwet

Artikel 4:3
1. Een werkgever en een persoon als bedoeld in artikel 2:7, eerste lid, voert een deugdelijke registratie terzake van de arbeids- en rusttijden welke het toezicht op de naleving van deze wet en de daarop berustende bepalingen mogelijk maakt.
(…)

Beleidsregel boeteoplegging Arbeidstijdenwet en Arbeidstijdenbesluit 2013

Artikel 2. Correctie aantal werknemers
1. De in bijlage 1 genoemde boetenormbedragen zijn uitgangspunt voor de berekening van op te leggen bestuurlijke boetes voor een werkgever die 50 of meer, maar minder dan 100 werknemers in dienst heeft (middelgroot bedrijf).
2. Voor de werkgever die een van het eerste lid afwijkend aantal werknemers in dienst heeft, worden de volgende uitgangspunten gehanteerd voor de berekening van op te leggen bestuurlijke boetes:
a. 0,5 maal het boetenormbedrag voor de werkgever die minder dan 10 werknemers in dienst heeft (kleinbedrijf);
(…)
Artikel 6. Correctie overtreding waarvoor direct een bestuurlijke boete wordt opgelegd
Het op grond van voorgaande artikelen bepaalde boetebedrag wordt met anderhalf vermenigvuldigd, indien er sprake is van een overtreding waarvoor direct een bestuurlijke boete wordt opgelegd zoals genoemd in de lijst die is opgenomen als bijlage 2 bij deze beleidsregel.

Bijlage 1

Tarieflijst boetenormbedragen bestuurlijke boete Arbeidstijdenwet
Onderwerp
Boetenormbedrag
(…)
(…)
Algemene verplichtingen
– arbeids- en rusttijdenregistratie
€ 10.000,–
(…)
(…)

Bijlage 2

Lijst overtredingen waarvoor direct een boete wordt opgelegd
a. Het niet hebben van een deugdelijke arbeids- en rusttijdenregistratie indien hierdoor een volledige inspectie over de gehele te onderzoeken periode niet mogelijk is.
(…)