ECLI:NL:RBROT:2021:6175
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bestuursdwang en kostenverhaal bij wegslepen voertuig in Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 29 juni 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, eigenaar van een voertuig, en het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam. De zaak betreft de toepassing van bestuursdwang waarbij het voertuig van de eiser is verwijderd vanwege een tijdelijk parkeerverbod dat gold van 11 mei 2020 tot en met 18 juni 2020. Eiser heeft tegen het besluit van de gemeente bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het parkeerverbod was aangegeven met een verkeersbord, maar dat dit bord pas op 9 mei 2020 was geplaatst, terwijl het verbod op 11 mei 2020 inging. Eiser heeft aangevoerd dat het wegslepen van zijn voertuig onterecht was, omdat het verkeersbord niet tijdig was geplaatst volgens de geldende werkinstructies. De rechtbank oordeelde dat de gemeente in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van haar bevoegdheid tot bestuursdwang, maar dat de kosten van deze bestuursdwang niet redelijk op eiser konden worden verhaald. Dit omdat de korte termijn tussen het plaatsen van het verkeersbord en de toepassing van bestuursdwang niet in verhouding stond tot de belangen van eiser.
De rechtbank heeft het beroep van eiser gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en zelf in de zaak voorzien door het primaire besluit te herroepen voor zover het de kosten van bestuursdwang betreft. De rechtbank heeft bepaald dat er geen kostenverhaal op eiser plaatsvindt en dat de gemeente het door eiser betaalde griffierecht en de kosten van bestuursdwang moet vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. M.C. Snel-van den Hout, rechter, en is openbaar uitgesproken op 29 juni 2021.