ECLI:NL:RBROT:2021:6239

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 juni 2021
Publicatiedatum
1 juli 2021
Zaaknummer
C/10/590117 / FA RK 20-400
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor inschrijving bij een andere school en uitbreiding van de zorgregeling voor een minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 22 juni 2021 een beschikking gegeven met betrekking tot de zorgregeling en vervangende toestemming voor de inschrijving van de minderjarige [voornaam minderjarige] bij een andere basisschool. De ouders, de man en de vrouw, zijn in een geschil verwikkeld over de opvoeding en zorg voor hun kind, dat geboren is in 2012. De man verzoekt om een co-ouderschapregeling, terwijl de vrouw vervangende toestemming vraagt voor de schoolwisseling van hun kind. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw onvoldoende heeft onderbouwd waarom de huidige school niet meer geschikt is, maar heeft ook erkend dat de wisseling van school kan bijdragen aan de ontwikkeling van de minderjarige. De rechtbank heeft besloten dat de vrouw vervangende toestemming krijgt om [voornaam minderjarige] in te schrijven bij basisschool [naam school 2] en dat de ouders samen moeten zoeken naar een middelbare school voor hun kind. Tevens is er een hulpverleningstraject voor ouderschapsbemiddeling opgelegd om de communicatie tussen de ouders te verbeteren. De rechtbank heeft de zaak pro forma aangehouden voor de duur van negen maanden om de resultaten van het hulpverleningstraject af te wachten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team familie
zaaknummer / rekestnummer: C/10/590117 / FA RK 20-400
Beschikking van 22 juni 2021 betreffende de zorgregeling en vervangende toestemming voor de inschrijving bij een andere school
in de zaak van:
[naam man], de man
wonende te [woonplaats man] ,
advocaat mr. E.B. Warmerdam-Wolfs te Alkmaar,
t e g e n
[naam vrouw], de vrouw,
wonende te [woonplaats vrouw] ,
advocaat mr. S. Imdahl te Rotterdam.

1..De verdere procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • de beschikking van 4 november 2020;
  • het bericht met bijlage van de zijde van de man van 16 november 2020;
  • het bericht van de zijde van de vrouw van 19 november 2020;
  • de akte aanvullende petitum van de zijde van de vrouw van 10 februari 2021;
  • het bericht van de zijde van de vrouw van 15 maart 2021;
  • het rapport van de raad voor de kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht van
  • 21 april 2021;
  • het bericht met bijlagen van de zijde van de vrouw van 12 mei 2021;
  • het aanvullend gewijzigd verzoek van de man, ingekomen op 28 mei 2021.
1.2.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 1 juni 2021. Daarbij zijn verschenen:
  • de man, bijgestaan door zijn advocaat;
  • de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
  • de raad voor de kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht (hierna: de raad), vertegenwoordigd door [naam vertegenwoordiger] .

2..De vaststaande feiten

2.1.
Partijen zijn de ouders van de minderjarige:
[naam minderjarige] , hierna: [voornaam minderjarige] , geboren op [geboortedatum minderjarige] 2012 te [geboorteplaats minderjarige] , [geboorteland minderjarige] .
2.2.
Bij beschikking van de rechtbank Rotterdam van 4 november 2020 is een voorlopige zorgregeling bepaald die inhoudt dat [voornaam minderjarige] eenmaal per twee weken op zaterdag van 9.00 uur tot 19.00 uur omgang heeft met de man.
Verder werd een door de man te betalen kinderbijdrage bepaald en werd de raad om onderzoek of andere bemoeienis (Ouderschap in Overleg) verzocht met betrekking tot de zorgregeling.
2.3.
Bij vonnis in kort geding van 19 februari 2021 is de raad verzocht om het verzoek van de vrouw tot vervangende toestemming voor inschrijving van [voornaam minderjarige] op een andere school, mee te nemen in het al lopende onderzoek van de raad naar de zorgregeling.

3..De verdere beoordeling

3.1.
Deze zaak gaat voornamelijk over twee geschilpunten:
I het uitbreiden van contact tussen [voornaam minderjarige] en de man; de man verzoekt primair een co-ouderschapregeling en subsidiair een tweewekelijks weekend en elke week woensdag uit school tot donderdag naar school, met verdeling van de vakanties bij helfte.
II het wijzigen van de school van [voornaam minderjarige] ; de vrouw verzoekt vervangende toestemming daarvoor.
3.1.1.
Op grond van artikel 1:253a BW kan de rechtbank op verzoek van de gezaghebbende ouders of een van hen een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vaststellen, met overeenkomstige toepassing van artikel 1:377a lid 3 BW.
3.1.2.
Op grond van artikel 1:253a lid 1 BW kunnen geschillen over de gezamenlijke uitoefening van het gezag op verzoek van de ouders of één van hen aan de rechtbank worden voorgelegd. De rechtbank neemt een zodanige beslissing als haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Bij een dergelijke beslissing moeten alle omstandigheden van het geval in acht worden genomen, wat er soms ook toe kan leiden dat andere belangen zwaarder wegen dan het belang van het kind, hoezeer ook dat belang een overweging van de eerste orde moet zijn bij de afweging van belangen.
Co-ouderschap
3.2.
De man stelt terecht dat de vrouw niet een co-ouderschap behoort te kunnen omzeilen door het bewust in stand houden van een slechte communicatie. In het midden gelaten of de vrouw dat ook doet, is de rechtbank met de raad van oordeel dat nu aan belangrijke voorwaarden voor een kansrijk co-ouderschap niet wordt voldaan in deze zaak, zoals een constructieve samenwerking tussen de ouders, wonen op een voor [voornaam minderjarige] makkelijk zelf af te leggen reisafstand en het op hoofdlijnen delen van de visie over het opvoeden van [voornaam minderjarige] . In de toekomst kan dit anders zijn, met name na het succesvol doorlopen van het hierna vermelde traject Ouderschapsbemiddeling. De rechtbank zal daarom niet overgaan tot het vaststellen van een co-ouderschapsregeling.
Basisschool [voornaam minderjarige] , zorgregeling, middelbare school
3.3.
De man stelt onweersproken dat de vrouw eenzijdig heeft beslist tot de overstap van [voornaam minderjarige] van een vorige school naar de huidige school [naam school 1] , begin september 2018. De reistijd naar deze school, volgens de vrouw circa 35 minuten met de auto, vormde kennelijk geen beletsel voor de vrouw. De man stelt terecht dat de vrouw zelf onvoldoende onderbouwt waarom de reisafstand toen geen probleem was en nu wel.
De vrouw legt aan haar verzoek ook ten grondslag dat, en dat staat vast tussen partijen, [voornaam minderjarige] wordt gepest door een medeleerling. Haar stelling dat zij alles heeft gedaan om het pesten aan te pakken, onderbouwt de vrouw onvoldoende. De vrouw heeft niet overlegd met de man om gezamenlijk tot een oplossing te komen voor [voornaam minderjarige] . De vrouw is niet het gesprek aangegaan met de ouders van de medeleerling. Uit de stukken volgt alleen dat de vrouw een e-mail aan de leerkracht van [voornaam minderjarige] heeft gestuurd. Tijdens de mondelinge behandeling is besproken of een volgende wisseling van school voor [voornaam minderjarige] de beste oplossing is voor het pestgedrag. Daarbij is er ook op gewezen dat volgens het raadsrapport [voornaam minderjarige] leerkrachten verklaren dat hij ook een aandeel heeft in de onenigheden (pagina 5 van het rapport van de raad).
In beginsel leidt het voorgaande de rechtbank tot het oordeel om het verzoek van de vrouw af te wijzen.
3.4.
Echter, om twee redenen komt de rechtbank tot een ander oordeel.
In de eerste plaats verklaart de man tijdens de mondeling behandeling onder voorwaarden akkoord te kunnen gaan met plaatsing van [voornaam minderjarige] op de school [naam school 2] .
In de tweede plaats heeft [voornaam minderjarige] een betere ondersteuning nodig van zijn ouders in zijn ontwikkeling van kind naar volwassene en kan de wisseling van school daaraan bijdragen. Nota bene [voornaam minderjarige] zelf benoemt volgens het rapport van de raad dat hij zich ook door zijn ouders onvoldoende gesteund voelt bij het pesten op school (pagina 8). Verder constateert de raad dat [voornaam minderjarige] in vergelijking met leeftijdgenootjes een kwetsbare indruk maakt wat betreft zijn emotionele en fysieke weerbaarheid (pagina 8).
De verwachting is reëel dat als [voornaam minderjarige] , met akkoord van de man, van school kan wisselen, de vrouw dan beter in staat zal zijn om 1) [voornaam minderjarige] te ondersteunen in zijn ontwikkeling en om 2) het contact tussen [voornaam minderjarige] en de man in woord en in houding te ondersteunen. De wisseling van school geeft de vrouw namelijk geestelijk en feitelijk in tijd meer ruimte daarvoor.
Terzijde vermeldt de rechtbank dat de vrouw dit ook nodig heeft vanwege de zorg voor haar dochter [naam dochter] van nog geen 1 jaar, haar werk en haar partner.
Meer tijd en vermoedelijk geestelijke ruimte krijgt de vrouw ook als wordt voldaan aan de eerste voorwaarde die man stelt voor zijn akkoord voor het wisselen van school, namelijk het vaststellen van een zorgregeling zoals subsidiair door de man verzocht:
  • om de week van vrijdagmiddag uit school tot zondagavond 19.00 uur, waarbij de man [voornaam minderjarige] uit school haalt en de vrouw [voornaam minderjarige] ophaalt bij de man,
  • iedere woensdagmiddag uit school tot donderdagochtend naar school, waarbij de man haalt en brengt;
  • verdeling bij helfte van de vakantie- en feestdagen.
Net als de raad ziet de rechtbank in de bezwaren die de vrouw stelt, geen reden af te zien van de uitbreiding van de zorgreling of om deze gefaseerd uit te breiden. Deze uitbreiding van de zorgregeling stelt de man in staat beter contact te hebben met [voornaam minderjarige] .
3.5.
Omdat de rechtbank het in het belang van [voornaam minderjarige] acht dat zijn vader in kan stemmen met een schoolwijziging die zijn moeder verzoekt, dat zijn moeder in staat is om hem ondersteunen (in zijn ontwikkeling en in het contact met zijn vader) en dat het contact met zijn vader beter kan worden, zal de rechtbank zowel het subsidiaire verzoek van de man als het verzoek om vervangende toestemming van de vrouw toewijzen.
3.6.
Tot slot is de rechtbank met de man van oordeel dat het belangrijk is voor [voornaam minderjarige] dat zijn ouders hem ook tijdens zijn middelbare schoolperiode zo goed mogelijk in staat stellen om contact te hebben met beide ouders. Over het geschil waar de man en de vrouw in eerste instantie zullen zoeken naar een middelbare school voor [voornaam minderjarige] , zal de rechtbank beslissen dat dit zal zijn op een plek die is gelegen rond het middelpunt tussen Hoogvliet en (nu) Hillegersberg (en in de toekomst mogelijk regio Zestienhoven), zoals de man verzoekt.
Ouderschapsbemiddeling
3.7.
De raad benadrukt dat het van belang is dat partijen in het belang van [voornaam minderjarige] gaan werken aan hun onderlinge verstandhouding en verbetering van de communicatie.
Partijen hebben tijdens de mondelinge behandeling hun bereidheid uitgesproken om deel te nemen aan het hulpverleningstraject ouderschapsbemiddeling. De rechtbank zal hen in de gelegenheid stellen deel te nemen aan dit hulpverleningstraject, zoals is vermeld in het proces-verbaal dat partijen hebben ontvangen. Dit proces-verbaal is al verstuurd naar het routeringspunt voor aanmelding bij de betreffende uitvoerende hulpverleningsinstantie. De rechtbank zal ook deze beschikking versturen naar het routeringspunt.
3.7.1.
De rechtbank verzoekt de uitvoerende hulpverleningsinstantie om, zoals tijdens de mondelinge behandeling met partijen is besproken, het eindverslag over het verloop van het hulpverleningstraject in te dienen op de hierna vermelde wijze.
3.7.2.
De rechtbank zal de behandeling van de zaak (in eerste instantie) in afwachting van de resultaten van dit hulpverleningstraject pro forma aanhouden voor de duur van negen maanden.
3.7.3.
Indien het hulpverleningstraject is beëindigd, zal de hulpverleningsinstantie het eindverslag versturen naar het routeringspunt. Het routeringspunt zal zorgdragen voor verzending van dit eindverslag aan de rechtbank. De rechtbank zal, indien het hulpverleningstraject is geslaagd, partijen en hun advocaten in de gelegenheid stellen om binnen een termijn van twee weken schriftelijk te reageren op het eindverslag. Na ontvangst van de reactie van (de advocaten van) partijen geeft de rechtbank, zonder nadere mondelinge behandeling, een eindbeschikking.
3.7.4.
Indien het hulpverleningstraject voortijdig is beëindigd dan wel de doelen niet (geheel) zijn behaald, zal het routeringspunt het eindverslag ook sturen aan de raad. De raad zal aan de hand van het eindverslag van de hulpverleningsinstantie bezien of een raadsonderzoek noodzakelijk wordt geacht. De raad wordt verzocht binnen twee weken na ontvangst van het eindverslag de rechtbank te informeren of een raadonderzoek noodzakelijk wordt geacht.
3.7.5.
Een raadsonderzoek blijft achterwege indien de rechter meent voldoende ingelicht te zijn om een eindbeschikking te geven. De rechtbank zal de raad hierover berichten binnen uiterlijk een week nadat de raad de rechtbank heeft geïnformeerd over de noodzakelijkheid van een raadsonderzoek. De rechtbank bericht de raad slechts indien zij geen raadsonderzoek nodig acht.
3.7.6.
Indien de rechtbank met de raad een onderzoek noodzakelijk acht, geldt deze beschikking als een voorwaardelijke opdracht aan de raad om onderzoek te verrichten, indien het hulpverleningstraject (deels) niet is geslaagd. De raad wordt verzocht dit onderzoek te verrichten en daarvan bij de rechtbank, uiterlijk binnen vier maanden, een raadsrapport in te dienen. In dat geval volgt dus een nadere aanhouding van de zaak.
3.7.7.
Gelet op het vorenstaande wordt de raad voorwaardelijk verzocht om, indien het eindverslag van de hulpverleningsinstantie daartoe aanleiding geeft, aan de rechtbank advies uit te brengen ter beantwoording van de navolgende vragen:
  • Hoe dient de bepaalde zorgregeling vorm gegeven te worden?
  • Welke andere feiten en/of omstandigheden die uit het onderzoek zijn gekomen, zijn niet in voorgaande vragen aan de orde gesteld en zijn wel van belang om in het advies te vermelden?
3.7.8.
Na ontvangst van het raadsrapport zullen partijen vervolgens in de gelegenheid worden gesteld hierop binnen een termijn van twee weken schriftelijk te reageren en zich uit te laten of zij een nieuwe mondelinge behandeling wensen.
3.8.
Proceskosten
3.8.1.
Omdat ten aanzien van de zorgregeling nog geen eindbeslissing wordt gegeven, wordt nu ook nog geen beslissing genomen over de proceskosten.

4..De beslissing

De rechtbank:
4.1.
verleent de vrouw vervangende toestemming om [voornaam minderjarige] in te schrijven bij basisschool [naam school 2] in Rotterdam Hoogvliet;
4.2.
bepaalt dat partijen voor [voornaam minderjarige] naar een middelbare school zullen zoeken op een plek die is gelegen rond het middelpunt tussen Hoogvliet en (nu) Rotterdam Hillegersberg (en in de toekomst mogelijk regio Zestienhoven);
4.3.
wijzigt de beschikking van 10 december 2018 en het daarvan deel uitmakende ouderschapsplan van 24 en 25 april 2018 en stelt vast dat [voornaam minderjarige] in het kader van de zorgregeling bij de man zal zijn als volgt:
- eenmaal per veertien dagen van vrijdagmiddag uit school tot zondagavond
19
uur; de man haalt [voornaam minderjarige] uit school en de vrouw haalt [voornaam minderjarige] op bij de man;
  • iedere woensdagmiddag uit school tot donderdagochtend naar school, waarbij de man [voornaam minderjarige] ophaalt uit school en hem naar school brengt;
  • de helft van de vakantie en feestdagen volgens onderstaand schema;
even
oneven
voorjaarsvakantie
man
vrouw
Paasweekend
vrouw
man
Koningsdag
man
vrouw
meivakantie week 1
vrouw
man
meivakantie week 2
man
vrouw
Moederdag
vrouw
vrouw
Hemelvaartsdag
vrouw
man
Pinksterweekend
man
vrouw
Vaderdag
man
man
zomervakantie week 1
vrouw
man
zomervakantie week 2 en 3
man
vrouw
zomervakantie week 4 en 5
vrouw
man
zomervakantie week 6
man
vrouw
herfstvakantie
vrouw
man
kerstvakantie week 1
man
vrouw
kerstvakantie week 2
vrouw
man
4.4.
stelt vast dat partijen, te weten:
[naam man] ,
wonende te [woonplaats man] ,
en
[naam vrouw] ,
wonende te [woonplaats vrouw] ,
bij proces-verbaal van doorverwijzing zijn verwezen naar(De Rotterdamse omgangsbegeleiding voorziet blijkens haar folder in omgangsbegeleiding voor de duur van in beginsel maximaal zes maanden, overeenkomend met acht à negen contacten.) het hulpverleningstraject ouderschapsbemiddeling en dat het routeringspunt zorgdraagt voor aanmelding bij de uitvoerende hulpverleningsinstantie;
4.5.
bepaalt voor de uitvoering van de wat frequentie betreft definitief bepaalde zorgregeling, voorlopig met behulp van dit hulpverleningstraject bewerkstelligen dat zij op een constructieve wijze met elkaar overleggen en samenwerken in het belang van de minderjarige(n) en dat zij nadere afspraken zullen maken ten behoeve van onbelast en regelmatig contact tussen de minderjarige en beide partijen;
4.6.
beveelt de griffier binnen twee dagen na heden een afschrift van deze beschikking te zenden naar:
Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond
t.a.v. het routeringspunt
Dynamostraat 16, 3083 AK Rotterdam
e-mailadres: zorgbemiddeling@jbrr.nl;
4.7.
bepaalt dat het routeringspunt vóór na te melden pro formadatum het eindverslag van de hulpverleningsinstantie aan de rechtbank verzendt en daarvan gelijktijdig een afschrift aan de raad voor de kinderbescherming verzendt, indien het hulpverleningstraject niet dan wel deels is geslaagd;
4.8.
beveelt de griffier na ontvangst van het eindverslag een afschrift daarvan aan beide partijen en hun advocaten te versturen;
4.9.
verzoekt partijen, na ontvangst van het eindverslag van een geslaagd hulpverleningsverslag, binnen een termijn van twee weken schriftelijk hierop te reageren;
4.10.
verzoekt de raad voor de kinderbescherming bij een geheel of gedeeltelijk niet geslaagd hulpverleningstraject:
- te bezien of raadsonderzoek noodzakelijk is met inachtneming van hetgeen de rechtbank daarover in de overwegingen heeft opgenomen;
- de rechtbank daarover binnen twee weken te informeren; en
- indien dat onderzoek noodzakelijk geacht wordt, dit onderzoek te verrichten met het hiervoor omschreven doel; en
- daarover aan de rechtbank te rapporteren en advies uit te brengen,
met dien verstande dat de rechtbank kan beslissen, mits voldoende ingelicht, om zonder voormeld raadsonderzoek een eindbeschikking te geven;
4.11.
verklaart deze beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.12.
houdt iedere verdere beslissing ten aanzien van de zorgregeling aan tot
1 april 2022 PRO FORMA.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.J. Klomp, rechter, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.I.J. de Roo op 22 juni 2021.
Voor zover in deze beschikking een of meer eindbeslissingen zijn opgenomen, staat tegen deze beschikking hoger beroep open bij het gerechtshof Den Haag. Het hoger beroep kan slechts worden ingesteld door een advocaat.
Door verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden moet het hoger beroep worden ingesteld binnen drie maanden na de dag van de beschikking. Voor andere belanghebbenden geldt een termijn van drie maanden na de betekening van de beschikking of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden voor het instellen van hoger beroep.