In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 11 juni 2021 uitspraak gedaan in het kader van de schuldsaneringsregeling van de schuldenares, [naam 1]. De rechtbank heeft eerder op 2 november 2016 de toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken. De termijn van deze regeling is meerdere keren verlengd, met de laatste verlenging tot 2 mei 2021. De bewindvoerder, K.F. Petridis, heeft in verschillende rapportages aan de rechtbank gerapporteerd over de voortgang van de schuldsaneringsregeling. Tijdens de zitting op 28 mei 2021 is de beëindiging van de regeling behandeld, waarbij zowel de schuldenares als de waarnemend bewindvoerder, dhr. [naam 2], zijn gehoord.
De bewindvoerder heeft verklaard dat de schuldenares aan al haar verplichtingen heeft voldaan en heeft de rechtbank geadviseerd om haar een schone lei te verlenen. Hoewel de bewindvoerder de schuldenares bij de Belastingdienst had aangemeld als mogelijk gedupeerde van de toeslagenaffaire, heeft de Belastingdienst bevestigd dat dit niet het geval is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de schuldenares niet tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling en heeft geoordeeld dat er geen redenen zijn om tot een ander oordeel te komen.
De rechtbank heeft besloten om de schuldenares de schone lei te verlenen, wat betekent dat de vorderingen die voortvloeien uit de schuldsaneringsregeling, voor zover deze onvoldaan zijn gebleven, niet langer afdwingbaar zijn. Tevens is het salaris van de bewindvoerder vastgesteld op maximaal € 4.272,98. De uitspraak is openbaar uitgesproken door mr. W.J. Roos-van Toor, rechter, in aanwezigheid van A. Vervoorn, griffier.