In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 11 juni 2021 uitspraak gedaan in het kader van de schuldsaneringsregeling van een schuldenares die door de Belastingdienst is aangemerkt als gedupeerde van de toeslagenaffaire. De rechtbank heeft vastgesteld dat de schuldenares niet toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling. De bewindvoerder heeft verklaard dat alle verplichtingen zijn nagekomen en heeft de rechtbank geadviseerd om de schuldenares een schone lei te verlenen. De schuldenares heeft aangegeven dat zij in de afgelopen periode veel heeft geleerd en is ervan overtuigd dat zij niet opnieuw in de problemen zal komen. De rechtbank heeft ook geconstateerd dat de Belastingdienst heeft bevestigd dat de geverifieerde schulden van de schuldenares zullen worden betaald, maar dat deze betalingen nog niet hebben plaatsgevonden ten tijde van de uitspraak. Hierdoor was er geen sprake van een situatie zoals bedoeld in artikel 350 lid 1 en 3 sub a van de Faillissementswet. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten om de schuldenares de schone lei te verlenen, waardoor de na de beëindiging van de schuldsaneringsregeling bestaande vorderingen niet langer afdwingbaar zijn. De financiële afwikkeling van de schuldsaneringsregeling zal plaatsvinden zodra de Belastingdienst de geverifieerde schulden heeft voldaan. De rechtbank heeft ook het salaris van de bewindvoerder vastgesteld en aangegeven dat de schuldsaneringsregeling eindigt op het moment dat de slotuitdelingslijst verbindend is geworden.