ECLI:NL:RBROT:2021:6317

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 juli 2021
Publicatiedatum
2 juli 2021
Zaaknummer
9071292 CV EXPL 21-8996
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurachterstand bedrijfsruimte tussen Vivada Properties VII Rotterdam B.V. en gedaagde

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 2 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen Vivada Properties VII Rotterdam B.V. en een gedaagde die huurde van Vivada. De eiseres, Vivada, vorderde betaling van een huurachterstand van € 5.009,10, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. De gedaagde had een huurachterstand laten ontstaan van de bedrijfsruimte die hij huurde van Vivada, met een huurprijs van € 1.669,70 per maand. Ondanks sommaties had de gedaagde niet volledig voldaan aan zijn betalingsverplichtingen. De gedaagde betwistte de vordering van Vivada, maar erkende dat er een huurachterstand was, die hij inmiddels had afgelost. De kantonrechter oordeelde dat de vordering tot betaling van de huurachterstand toewijsbaar was, omdat de gedaagde in gebreke was gebleven met de betaling van de huurtermijnen. De kantonrechter wees de gevorderde wettelijke rente en een deel van de buitengerechtelijke kosten toe, maar wees de vordering tot betaling van toekomstige huurtermijnen af, aangezien deze al voortvloeide uit de huurovereenkomst. De gedaagde werd veroordeeld tot betaling van het verschuldigde bedrag aan Vivada, inclusief de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9071292 CV EXPL 21-8996
uitspraak: 2 juli 2021
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Vivada Properties VII Rotterdam B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
gemachtigde: mr. E. Doornbos te Badhoevedorp,
tegen
[gedaagde] , (mede) handelend onder de naam [naam bedrijf] ,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
die procedeert in persoon.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘Vivada’ en ‘ [gedaagde] ’.

1..Het verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
• de dagvaarding van 2 maart 2021, met producties;
• de aantekeningen van de griffier van het mondelinge antwoord van gedaagde;
• de akte met daarin tevens een vermindering van eis, met een productie van eiseres;
• de schriftelijke reactie conclusie van dupliek met bijlagen, alsmede de aantekeningen van de griffier van het mondelinge antwoord van gedaagde.
1.2
De kantonrechter heeft de uitspraak van het vonnis bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen, voor zover van belang, het volgende vast.
2.1
[gedaagde] huurt van Vivada de bedrijfsruimte aan de [adres] te Rotterdam (hierna: ‘het gehuurde’), tegen een huurprijs van laatstelijk € 1.669,70 per maand, welk bedrag bij vooruitbetaling dient te worden voldaan. In de betaling van de huurpenningen is een achterstand ontstaan.

3..Het geschil

3.1
Vivada vordert - na vermindering van eis - dat [gedaagde] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld:
tot betaling aan Vivada van € 5.009,10 aan huurachterstand berekend tot en met 1 april 2021, te vermeerderen met € 37,75 aan wettelijke rente berekend tot en met 5 maart 2021, alsmede te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 maart 2021 tot aan de dag van algehele voldoening;
tot betaling aan Vivada van € 1.669,70 per maand aan huur vanaf 1 mei 2021;
tot betaling aan Vivada van € 855,61 verhoogd met btw aan buitengerechtelijke kosten;
met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2
Vivada heeft nakoming van de huurovereenkomst aan haar vordering tot betaling van de achterstallige huurpenningen ten grondslag gelegd. [gedaagde] is op grond van deze overeenkomst verplicht de maandelijkse huur te betalen. Hij is deze verplichting niet volledig nagekomen, waardoor een huurachterstand is ontstaan. Aangezien [gedaagde] ondanks sommaties niet tot volledige betaling van de huurachterstand is overgegaan, is hij tevens wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten verschuldigd geworden.
3.3
[gedaagde] is het niet eens met de vordering van Vivada. Hij voert daartegen aan dat er weliswaar een huurachterstand was, maar dat hij dit bedrag inmiddels volledig heeft afgelost. [gedaagde] vindt daarom dat hij geen kosten verschuldigd is.

4..De beoordeling

4.1
Vaststaat dat [gedaagde] een huurachterstand heeft laten ontstaan en dat hij na het uitbrengen van de dagvaarding betalingen heeft gedaan ter aflossing van het openstaande bedrag. Vivada heeft haar eis voor wat betreft de huurachterstand gedurende deze procedure dan ook verminderd tot € 5.009,10, berekend tot en met 1 april 2021. [gedaagde] heeft de hoogte van de door Vivada bij repliek gestelde achterstand niet betwist. De vordering tot betaling van de verminderde hoofdsom is dan ook toewijsbaar.
4.2
De verschuldigdheid van de gevorderde wettelijke rente is door [gedaagde] betwist. Aangezien [gedaagde] in gebreke is gebleven met (tijdige) betaling van de huurtermijnen, is hij op grond van artikel 6:119 BW wettelijke rente verschuldigd geworden. De verschenen rente ad € 37,75 zal daarom worden toegewezen. De gevorderde wettelijke rente vanaf 6 maart 2021 zal worden toegewezen als in het dictum vermeld.
4.3
De vordering tot betaling van de (toekomstige) huurtermijnen vanaf 1 mei 2021 wordt afgewezen. Deze verplichting van [gedaagde] vloeit immers al voort uit de huurovereenkomst.
4.4
Vivada maakt aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De vordering dient beoordeeld te worden aan de hand van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: ‘het Besluit’). De kantonrechter stelt vast dat Vivada voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief. De kantonrechter zal het bedrag dan ook toewijzen tot het wettelijke tarief berekend over de toegewezen hoofdsom, zijnde € 756,81
.
4.5
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot betaling aan Vivada van € 5.009,10 aan hoofdsom, € 37,75 aan verschenen wettelijke rente en € 756,81 aan buitengerechtelijke incassokosten. Eventuele betalingen die na de conclusie van repliek door [gedaagde] zijn verricht, zoals de door [gedaagde] gestelde betalingen van 17 en 18 mei 2021 ten bedrage van € 5.050,- in totaal, strekken uiteraard in mindering op het door [gedaagde] nog aan Vivada te betalen bedrag.
4.6
Vaststaat dat [gedaagde] ten tijde van het uitbrengen van de dagvaarding een openstaande huurschuld had, waardoor niet kan worden gezegd dat onderhavige procedure nodeloos door Vivada aanhangig is gemaakt. Evenmin is [gedaagde] door Vivada rauwelijks gedagvaard. [gedaagde] wordt als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij daarom veroordeeld in de proceskosten.

5..De beslissing

De kantonrechter
:
veroordeelt [gedaagde] aan Vivada te betalen een bedrag van € 5.046,85, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over het saldo dat aan huurachterstand, exclusief kosten, vanaf 6 maart 2021 na iedere credit- en debetmutatie heeft uitgestaan, tot de dag van algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] aan Vivada te betalen een bedrag van € 756,81 aan buitengerechtelijke kosten;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Vivada vastgesteld op € 507,- aan griffierecht, € 111,89 aan dagvaardingskosten en € 466,50 aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. D.L. Spierings en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
43416