In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 2 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen [bedrijf A] en [bedrijf B] over een huurovereenkomst voor bedrijfsruimte. [bedrijf A] vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde, alsook betaling van huurachterstand en andere kosten. [bedrijf B] had een huurachterstand van ongeveer anderhalve maand en voerde aan dat zij de huurbetalingen had opgeschort vanwege gebreken in het gehuurde, met name lekkages die niet waren verholpen. De kantonrechter oordeelde dat de huurachterstand niet ernstig genoeg was om ontbinding van de huurovereenkomst te rechtvaardigen, en wees de vordering tot ontruiming af. Wel werd [bedrijf B] veroordeeld tot betaling van de huurachterstand en de kosten voor juridische bijstand in verband met een procedure voor vergunningvrije horeca. De kantonrechter oordeelde dat de contractuele boete voor de huurachterstand en de kosten voor de vergunningverlening toewijsbaar waren, maar dat de vordering tot huurprijsvermindering en schadevergoeding door [bedrijf B] werd afgewezen. De proceskosten werden toegewezen aan [bedrijf A].