Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 juli 2021 in de zaak tussen
[eiser] , te [plaats] , eiser,
de heffingsambtenaar van de Regionale Belasting Groep, verweerder,
Procesverloop
Overwegingen
.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 6 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil over de vastgestelde waarde van een onroerende zaak voor het belastingjaar 2020. Eiser, de eigenaar van de onroerende zaak gelegen aan [adres 1] te Delft, heeft beroep ingesteld tegen de beschikking van de heffingsambtenaar van de Regionale Belasting Groep, die de waarde op € 500.000,- heeft vastgesteld. Eiser betwist deze waarde en stelt dat de waarde € 410.000,- bedraagt. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar de waarde op een deugdelijke wijze heeft gemotiveerd, waarbij hij gebruik heeft gemaakt van een taxatierapport en verkoopcijfers van vergelijkingsobjecten. De rechtbank oordeelt dat de motivering van het bestreden besluit voldoende is en dat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de vastgestelde waarde niet te hoog is. De rechtbank heeft daarbij gekeken naar de vergelijkbaarheid van de onroerende zaak met andere objecten en de wijze waarop de waarde is berekend.
Eiser heeft ook aangevoerd dat er sprake is van bodemverontreiniging op zijn perceel, maar de rechtbank oordeelt dat deze stelling niet voldoende is onderbouwd. De rechtbank wijst erop dat de heffingsambtenaar niet op de hoogte was van deze informatie en dat eiser deze pas tijdens de zitting heeft ingebracht. De rechtbank concludeert dat er onvoldoende bewijs is voor de gestelde bodemverontreiniging en dat dit geen invloed heeft op de vastgestelde WOZ-waarde.
Tot slot merkt de rechtbank op dat de heffingsambtenaar in de toekomst taxatieverslagen zou moeten voorzien van foto's van de onroerende zaak zelf. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.