Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 juli 2021 in de zaak tussen
[eiser] , te [plaats] , eiser,
de heffingsambtenaar van de Regionale Belasting Groep, verweerder,
Procesverloop
Overwegingen
“Opmeting vanaf bouwtekening”en begane grond 320,73 m³ + eerste verdieping 411,06 m³ = 731,79 m³, en met zijn stelling dat de werkvoorbereiders de bouwtekeningen inmeten in een softwareprogramma waaruit de berekening volgt. Eiser betwist dat gemotiveerd met een kopie van de bouwtekening, voorzien van het stempel “DEFINITIEF”, waarop staat dat de bruto inhoud van het hoofdgebouw 708 m³ is. Verweerder onderbouwt zijn berekening verder niet zodat daar niet vanuit kan worden gegaan. Als uitgegaan wordt van de door eiser gestelde inhoud, dan is de waarde te hoog vastgesteld. Het verschil tussen door verweerder gehanteerde inhoud (731 m³) en de door eiser aangehouden inhoud (708 m³) is 23 m³. Dus de WOZ-waarde zou alleen al hierom € 17.411,- te hoog zijn vastgesteld (23 m³ × € 757,- =
De rechtbank vindt aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 1.068,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 534,- en een wegingsfactor 1). Voor bezwaar kent de rechtbank geen vergoeding toe omdat gemachtigde toen nog niet bij de zaak was betrokken.
Beslissing
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- wijzigt de WOZ-beschikking in die zin dat de waarde nader wordt vastgesteld op € 825.000,-
- bepaalt dat de betreffende aanslag in de onroerendezaakbelastingen dienovereenkomstig wordt verlaagd;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.068,-;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 48,- aan eiser te vergoeden.