ECLI:NL:RBROT:2021:6395

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 juni 2021
Publicatiedatum
5 juli 2021
Zaaknummer
9062561 \ MB VERZ 21-406
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van proceskostenvergoeding in een Mulderzaak met betrekking tot het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het rijden

In deze zaak, behandeld door de kantonrechter te Rotterdam, is een sanctie opgelegd aan de betrokkene voor het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het rijden op 20 maart 2020. De betrokkene heeft hiertegen beroep aangetekend bij de officier van justitie, die de initiële beschikking heeft vernietigd en een proceskostenvergoeding heeft toegekend van € 590,65. De gemachtigde van de betrokkene was het niet eens met dit bedrag en heeft het verzoek tot toekenning van een proceskostenvergoeding ter verdere behandeling naar de kantonrechter gestuurd.

De kantonrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat er geen sprake is van samenhangende zaken, zoals bedoeld in artikel 3 van het Besluit proceskosten bestuursrecht. De kantonrechter heeft het verzoek tot vergoeding van proceskosten behandeld op basis van de ingediende stukken, zonder mondelinge behandeling. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gemachtigde van de betrokkene recht heeft op een proceskostenvergoeding van € 801,00, rekening houdend met de aard van de zaak en het gevoerde verweer. Dit bedrag is berekend op basis van de toegekende punten en de waarde per punt.

De kantonrechter heeft de officier van justitie veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten en heeft bepaald dat, indien er al een bedrag van € 590,65 aan de gemachtigde is voldaan, dit in mindering moet worden gebracht op het toegekende bedrag. Tevens is bepaald dat, voor zover de betrokkene zekerheid heeft gesteld, het tot zekerheid gestelde bedrag van € 249,00 dient te worden gerestitueerd. De uitspraak is gedaan door mr. W.J.J. Wetzels en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9062561 \ MB VERZ 21-406
cjib-nummer: [CJIB-nummer]
registratienummer: [registratienummer]
uitspraak: 9 juni 2021
uitspraak van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van:
betrokkene: [naam betrokkene]
woonplaats: [woonplaats betrokkene] , gemeente [gemeente]
gemachtigde: mr. M. Lagas (Appjection B.V.)

1..Het verloop van de procedure

Bij inleidende beschikking van 30 maart 2020 is aan betrokkene een sanctie opgelegd van € 240,00, vermeerderd met € 9,00 administratiekosten. De beschikking is opgelegd voor “als bestuurder tijdens het rijden een mobiel elektronisch apparaat vasthouden”, begaan op vrijdag 20 maart 2020 om 12:45 uur te Botlek Rotterdam aan de Rijksweg A15 (feitcode R545).
Tegen deze beschikking is betrokkene op 31 maart 2020 bij de officier van justitie in beroep gekomen. Gelijktijdig heeft de gemachtigde van betrokkene om toekenning van een proceskostenvergoeding verzocht.
De officier van justitie heeft het beroep van de gemachtigde betrokkene gegrond geacht, de bestreden beslissing en de initiële beschikking vernietigd en de gemachtigde van betrokkene hiervan bij brief van 5 oktober 2020 op de hoogte gesteld.
De officier van justitie heeft vervolgens aan de gemachtigde van betrokkene bij brief van
12 oktober 2020 een proceskostenvergoeding voor samenhangende zaken toegekend van
€ 590,65.
De gemachtigde van betrokkene is met de hoogte van dat bedrag niet akkoord gegaan.
De officier van justitie heeft het beroepschrift en het verzoek tot het toekennen van de proceskostenvergoeding naar aanleiding van het vorenstaande ter verdere behandeling doorgezonden aan de kantonrechter.

2..De beoordeling

2.1
De officier van justitie heeft de bestreden beslissing en de initiële beschikking vernietigd. Daarmee is bewerkstelligd hetgeen de gemachtigde van betrokkene met zijn beroep aan de officier van justitie beoogde te verkrijgen, te weten vernietiging van de initiële beschikking. Het beroepschrift van de gemachtigde van betrokkene richt zich thans enkel tot de juiste toekenning van een proceskostenvergoeding.
2.2.
Vervolgens dient beslist te worden op het verzoek tot vergoeding van proceskosten. Dat verzoek dient behandeld te worden als een verzoek op de voet van artikel 13a WAHV. Naar het oordeel van de kantonrechter bestaat er geen aanleiding betrokkene en de officier van justitie op te roepen voor een mondelinge behandeling ter zitting en de kantonrechter zal het verzoek tot toekenning van een proceskostenvergoeding afdoen op basis van de stukken.
2.3
De gemachtigde van betrokkene heeft de volgende proceshandelingen verricht: het indienen van het beroepschrift bij de officier van justitie en bij de kantonrechter en het geven van een toelichting op het verzoek tot het toekennen van een proceskostenvergoeding.
Verder is de gemachtigde van betrokkene door de officier van justitie in de onderhavige zaak gehoord. Zoals is bepaald in de bijlage bij het Besluit proceskosten bestuursrecht moet zowel voor het indienen van het beroepschrift bij de officier van justitie als het indienen van het beroepschrift bij de kantonrechter één punt worden toegekend. Daarnaast wordt voor een hoorzitting eveneens één punt toegekend. De waarde per punt bedraagt € 534,00.
Allereerst overweegt de kantonrechter dat uit de door de officier van justitie overgelegde stukken onvoldoende gebleken is dat er sprake is van samenhangende zaken, zoals bedoeld in artikel 3 van het Besluit proceskosten bestuursrecht. De kantonrechter zal om die reden een proceskostenvergoeding toekennen die enkel ziet op de onderhavige zaak.
De kantonrechter past, gelet op de aard van de zaak en gezien het door betrokkene gevoerde verweer, in de onderhavige zaak de wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toe.
Op grond van het vorenstaande zal de kantonrechter de officier van justitie dan ook veroordelen in de proceskosten, die zijn gevallen aan de zijde van betrokkene, tot een bedrag van € 801,00 (= 3 punten x € 534,00 x 0,5).
Gebleken is dat de officier van justitie op basis van samenhangende zaken reeds een bedrag van € 590,65 aan de gemachtigde van betrokkene heeft voldaan. Nu niet is vast te stellen in welke zaak dit bedrag specifiek is voldaan ziet de kantonrechter aanleiding om het volledige bedrag van € 801,00 toe te kennen. Mocht het overigens zo zijn dat de officier van justitie in de onderhavige zaak het bedrag van € 590,65 aan de gemachtigde van betrokkene heeft voldaan, dan dient dit bedrag in mindering te strekken op het hiervoor toegekende bedrag van € 801,00.

3..De beslissing

De kantonrechter:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten ten bedrage van
€ 801,00 en bepaalt dat dit dient te geschieden door overmaking van dit bedrag op bankrekeningnummer [rekeningnummer] , ten name van mr. M. Lagas (Appjection B.V.) te Amsterdam, onder vermelding van het hierboven genoemde CJIB-nummer;
verstaat dat, voor zover in de onderhavige zaak door de officier van justitie reeds een bedrag van € 590,65 aan de gemachtigde van betrokkene is voldaan, dit bedrag in mindering strekt op het hiervoor toegekende bedrag;
verstaat dat, voor zover betrokkene zekerheid heeft gesteld, aan betrokkene het tot zekerheid gestelde bedrag ad € 249,00 dient te worden gerestitueerd.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.J.J. Wetzels en uitgesproken ter openbare zitting.
897
Wanneer de bij deze beslissing opgelegde sanctie meer bedraagt dan € 70,00 of uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard op grond van het niet tijdig stellen van zekerheid, staat ingevolge artikel 14 Wahv tegen deze uitspraak hoger beroep open binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Het beroepschrift dient ingezonden te worden bij de kantonrechter (Postbus 50955, 3007 BS Rotterdam). Het is niet mogelijk om hoger beroep in te stellen per e-mail.
Datum toezending: