ECLI:NL:RBROT:2021:6402

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 juli 2021
Publicatiedatum
5 juli 2021
Zaaknummer
20/5726
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit Belastingdienst/Toeslagen inzake zorgtoeslag en huurtoeslag

Op 23 juni 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam een mondelinge uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser en de Belastingdienst/Toeslagen. De eiser was niet verschenen, terwijl de verweerder zich had laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, bijgestaan door mr. drs. S.H. van Wingerden. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser gegrond en vernietigde het bestreden besluit van de Belastingdienst/Toeslagen. De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit werden echter in stand gelaten, en de rechtbank bepaalde dat de verweerder het betaalde griffierecht van € 48,- aan de eiser moest vergoeden.

De rechtbank oordeelde dat het bestreden besluit vernietigd moest worden omdat er geen belangenafweging had plaatsgevonden voordat dit besluit werd genomen. Desondanks was het bestreden besluit correct, waardoor de rechtsgevolgen in stand konden blijven. De rechtbank volgde de standpunten van de verweerder dat de eiser en mevrouw [persoon A] op grond van artikel 3, eerste lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) vanaf 1 november 2019 niet langer toeslagpartners waren. De rechtbank concludeerde dat de voorwaarden voor de zorgtoeslag niet waren voldaan, omdat het gezamenlijk vastgestelde inkomen te hoog was voor de periode januari 2019 tot en met oktober 2019.

Met betrekking tot de huurtoeslag oordeelde de rechtbank dat mevrouw [persoon A] vanaf 9 september 2019 niet meer op het adres van de eiser woonde. De rechtbank volgde de verweerder in zijn standpunt dat er geen bijzondere omstandigheden waren die moesten leiden tot matiging van de terugvordering. Tot slot werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan door mr. F.P.J. Schoonen, rechter, in aanwezigheid van I.A. Bakker, griffier.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 20/5726
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 juni 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [plaats] , eiser,

en

Belastingdienst/Toeslagen, verweerder,

gemachtigde: [naam gemachtigde] .
Eiser is niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, bijgestaan door mr. drs. S.H. van Wingerden.
Na de sluiting van het onderzoek ter zitting op 23 juni 2021 heeft de rechtbank onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan. De beslissing en de gronden van de beslissing luiden als volgt.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven;
  • verklaart dat verweerder aan eiser het betaalde griffierecht van € 48,- vergoedt.

Overwegingen

Het bestreden besluit wordt vernietigd, omdat geen belangenafweging heeft plaatsgevonden voordat dit besluit genomen is. Het bestreden besluit is overigens correct, waardoor de rechtsgevolgen in stand gelaten worden.
De rechtbank volgt de standpunten van verweerder dat eiser en mevrouw [persoon A] op grond van artikel 3, eerste lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) vanaf 1 november 2019 niet langer toeslagpartners zijn. Met de ontvangst van het verzoek tot echtscheiding op 1 november 2019 is op die datum aan de voorwaarden uit artikel 5a, vierde lid, van de Awir voldaan. Daarom heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat voor de periode januari 2019 tot en met oktober 2019 het toetsingsinkomen van mevrouw [persoon A] moest worden meegenomen in de berekening van de zorgtoeslag. Het gezamenlijk vastgestelde inkomen was te hoog voor zorgtoeslag.
Met betrekking tot de aanvullende adresvoorwaarde voor huurtoeslag, volgt de rechtbank verweerder in zijn standpunt dat mevrouw [persoon A] vanaf 9 september 2019 niet meer geacht moet worden op het adres van eiser te wonen. Eiser had echter geheel 2019 een te hoog (gezamenlijk) vastgesteld inkomen voor huurtoeslag.
Verweerder heeft in het verweerschrift alsnog toepassing gegeven aan het Verzamelbesluit Toeslagen, laatstelijk aangepast per 15 januari 2021, door de belangen van eiser af te wegen. De rechtbank volgt de in het verweerschrift gegeven toelichting dat er geen sprake is van bijzondere omstandigheden die moeten leiden tot matiging van de terugvordering.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is op 23 juni 2021 in het openbaar gedaan door mr. F.P.J. Schoonen, rechter, in aanwezigheid van I.A. Bakker, griffier.
griffier rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.