ECLI:NL:RBROT:2021:6409
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid van de rechter in een incident betreffende betalingsverplichtingen uit koopovereenkomsten
In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam op 1 juli 2021, is er een geschil ontstaan tussen [bedrijf A] en [bedrijf B] over de bevoegdheid van de Nederlandse rechter. [bedrijf A], eiseres in de hoofdzaak, heeft facturen gestuurd aan [bedrijf B] voor de verkoop van containers, maar [bedrijf B] heeft de betaling niet verricht. In het incident heeft [bedrijf B] gevorderd dat de kantonrechter zich onbevoegd verklaart om van de vordering in de hoofdzaak kennis te nemen, met als argument dat de Poolse rechter bevoegd is op basis van artikel 4 van de Brussel I bis-Vo. De kantonrechter heeft de procedure beoordeeld aan de hand van de relevante artikelen van de Brussel I bis-Vo, waarbij werd vastgesteld dat de plaats van uitvoering van de verbintenis bepalend is voor de bevoegdheid van de rechter. De kantonrechter concludeert dat de plaats van levering van de goederen niet in Nederland was, maar in Moerdijk, dat onder de rechtsmacht van de rechtbank Zeeland-West-Brabant valt. Daarom verklaart de kantonrechter zich onbevoegd en veroordeelt [bedrijf A] in de proceskosten van [bedrijf B].