Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..Het verloop van de procedure
2..De vaststaande feiten
3..De oorspronkelijke vordering van Woonbron
4..De vordering in verzet
5..De beoordeling
6..De beslissing
:
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam, heeft de stichting Woonbron een vordering ingesteld tegen een gedaagde zonder bekende woon- of verblijfplaats. De vordering betreft de betaling van een contractuele boete en de ontruiming van een woning die onder de Maatschappelijk Gebonden Eigendom (MGE) voorwaarden valt. De procedure begon met een dagvaarding op 23 juni 2020, gevolgd door een verstekvonnis op 5 augustus 2020. De gedaagde heeft verzet aangetekend tegen dit verstekvonnis, waarbij hij betwist dat de MGE-voorwaarden die door Woonbron zijn ingediend, van toepassing zijn op de koopovereenkomst van de woning. De rechter heeft op 14 juli 2021 uitspraak gedaan, waarbij de vordering van Woonbron tot betaling van de boete werd afgewezen. De rechter oordeelde dat niet kon worden vastgesteld dat de door Woonbron overgelegde versie van de MGE-voorwaarden van toepassing was op de koopovereenkomst. Woonbron werd veroordeeld in de proceskosten van de verzetprocedure, die zijn vastgesteld op € 721,- aan advocaatkosten. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.