Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1..De procedure
- het verzoekschrift met bijlagen van de vrouw, ingekomen op 22 oktober 2020;
- het verweerschrift tevens zelfstandig verzoek met bijlagen, ingekomen op
- het aanvullend verzoekschrift met bijlagen van de vrouw, ingekomen op
- de brief met bijlagen van de zijde van de man van 26 april 2021.
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
- de man, bijgestaan door zijn advocaat en
- de raad voor de kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht (hierna: de raad), vertegenwoordigd door [naam vertegenwoordiger] .
2..De vaststaande feiten
- [naam minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum minderjarige 1] 2009 te [geboorteplaats] ;
- [naam minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum minderjarige 2] 2011 te [geboorteplaats] ;
- [naam minderjarige 3] , geboren op [geboortedatum minderjarige 3] 2014 te [geboorteplaats] .
- de ouders hebben de behoefte van de minderjarigen vastgesteld op een bedrag van € 255,- per maand per kind;
- de man zal ten behoeve van de minderjarigen een kinderbijdrage betalen van
- de ouders zijn overeengekomen dat niet vergoede medische kosten, schoolkosten en grote uitgeven, zoals een fiets of laptop, gelijkelijk, na inspraak en instemming daarover, tussen hen worden verdeeld.
4 februari 2021 is de vrouw veroordeeld om de in het ouderschapsplan en in de aanvulling/wijziging daarop overeengekomen zorgregeling tussen de man en de minderjarigen binnen 1 week na betekening van het vonnis onverkort na te komen.
3..De beoordeling
[naam persoon] getraind te worden om zo te kunnen communiceren dat verdere geschillen en schade wordt voorkomen. Partijen zijn het eens dat, in het geval dat [naam persoon] daartoe niet in de gelegenheid is, zij naar een door [naam persoon] aangedragen trainer zullen gaan.
Onder verwijzing van wat hiervoor is vermeld, worden ook afgewezen het verzoek van de vrouw de man te gelasten tot nakoming van het ouderschapsplan en het verzoek van de man te bepalen dat partijen communiceren via SMS/Imessage voor urgente zaken die direct betrekking hebben op de minderjarigen en via 1 e-mail per twee weken voor andere zaken die betrekking hebben op de minderjarigen.
4 februari 2021 geen blijvende wijziging aangebracht in de bestaande zorgregeling, want dat gaat de bevoegdheid van de voorzieningenrechter te buiten. Partijen zijn in beginsel dan ook nog steeds gehouden aan de door hen in de aanvulling/wijziging op het ouderschapsplan overeengekomen zorgregeling, waarin is opgenomen dat de minderjarigen in de oneven weken bij de man verblijven. Dat partijen zelf tijdens de mondelinge behandeling van de gevoerde kortgedingprocedure zijn overeengekomen dat de man het eerstkomende weekend (in een even weekend) de minderjarigen bij zich zal hebben en daaraan vervolgens tweewekelijks uitvoering hebben gegeven, maakt dit niet anders. Dit betekent in beginsel
De vrouw heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard bereid te zijn het tijdstip waarop de man de minderjarigen op vrijdag ophaalt één uur te verlaten als dat voor de man gunstiger is.
- de minderjarigen zullen in de zomervakantie van 2021 in week 33 en 34 bij de man verblijven en
- de man zal zijn meldplicht nakomen wanneer hij de minderjarigen meeneemt naar Duitsland.
€ 400,- per maand.
- Het op de Participatiewet gebaseerde normbedrag, inclusief vakantiegeld, voor een alleenstaande van € 1.059,-.
- De woonlasten van € 270,-, bestaande uit de huur van de vakantiewoning in Cromvoirt van € 500,-, verminderd met de gemiddelde basishuur van € 230,-.
- De ziektekosten van € 137,-, bestaande uit de premie voor een zorgverzekering van € 138,14, verminderd met het al in de bijstandsnorm begrepen deel van de ziektekosten van € 33,- en vermeerderd met het eigen risico dat aan deze verzekering is verbonden van € 32,- per maand.
€ 8.000,-.
€ 1.466,- per maand bedraagt, zodat een draagkrachtruimte van € 1.405,- per maand resteert, waarbij de rechtbank verwijst naar de aan deze beschikking gehechte berekening. Van deze draagkrachtruimte is 60% beschikbaar voor de partnerbijdrage, zijnde een bedrag van
€ 843,- per maand. Na aftrek van de kinderbijdrage van € 510,- verhoogd met de zorgkorting van in totaal € 196,- per maand (door het rekenprogramma van de rechtbank wegens afrondingsverschillen samen vastgesteld op € 705), resteert een bedrag van € 138,- netto per maand, ofwel € 220,- bruto per maand, waarbij de rechtbank verwijst naar de aan deze beschikking gehechte berekening.