ECLI:NL:RBROT:2021:6492

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 juni 2021
Publicatiedatum
7 juli 2021
Zaaknummer
21-458
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevel tot instemming met schuldregeling en afwijzing verzoek tot schuldsaneringsregeling

In deze zaak heeft verzoekster op 7 april 2021 een verzoek ingediend om een schuldeiser, Niya Vastgoed Beheer B.V., te bevelen in te stemmen met een door haar aangeboden schuldregeling. Verzoekster heeft in totaal tien concurrente schuldeisers met een totale schuldenlast van € 10.994,41. Niya Vastgoed Beheer, die een vordering van € 3.624,96 heeft, heeft geweigerd in te stemmen met de regeling. Tijdens de zitting op 25 mei 2021 is verzoekster telefonisch gehoord, terwijl Niya Vastgoed Beheer niet is verschenen. De rechtbank heeft vastgesteld dat negen van de tien schuldeisers akkoord zijn gegaan met de regeling, die is gebaseerd op de NVVK-norm en die verzoekster in staat moet stellen haar HBO-opleiding Ergotherapie te voltooien zonder de druk van haar schulden. De rechtbank heeft de belangen van verzoekster en de overige schuldeisers zwaarder laten wegen dan die van Niya Vastgoed Beheer, die in redelijkheid niet tot weigering van instemming had kunnen komen. De rechtbank heeft het verzoek om Niya Vastgoed Beheer te bevelen in te stemmen met de schuldregeling toegewezen en de kosten van de procedure aan Niya Vastgoed Beheer opgelegd. Tevens is het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling afgewezen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
rekestnummer: [nummer]
uitspraakdatum: 8 juni 2021
in de zaak van:
[naam 1]
[adres]
[woonplaats] ,
verzoekster.

1.De procedure

Verzoekster heeft op 7 april 2021, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a, eerste lid, Faillissementswet ingediend om één schuldeiser, te weten: Niya Vastgoed Beheer B.V., vertegenwoordigd door Incasso- en Bemiddelingsbureau MaXeSense (hierna: Niya Vastgoed Beheer), die weigert mee te werken aan een door verzoekster aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
Ter zitting van 25 mei 2021 zijn verschenen en gehoord:
  • mevrouw [naam 2] en mevrouw [naam 3] , beiden werkzaam bij de Kredietbank Rotterdam (hierna: schuldhulpverlening);
  • mevrouw [naam 4] , werkzaam bij het Jongeren Perspectief Fonds (hierna: begeleidster).
Verzoekster is telefonisch gehoord conform TARIC (de Tijdelijk afwijkende regeling Insolventiezaken rechtbank vanwege de bijzondere omstandigheden door de coronacrisis).
De weigerende schuldeiser is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
Schuldhulpverlening heeft per e-mail van 1 juni 2021 de rechtbank nader bericht naar aanleiding van een aantal vragen die de rechtbank ter zitting aan schuldhulpverlening heeft gesteld.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Het verzoek

Verzoekster heeft volgens het ingediende verzoekschrift tien concurrente schuldeisers. Deze schuldeisers hebben in totaal een bedrag van € 10.994,41 van verzoekster te vorderen.
Verzoekster heeft bij brief van 11 januari 2021 een schuldregeling aangeboden aan haar schuldeisers, inhoudende een betaling van 22,318 % aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting. Dit percentage was destijds gebaseerd op een (hogere) schuldenlast van € 11.592,91. Uit de stukken van het verzoekschrift valt op te maken dat de schuldenlast vervolgens is bijgesteld naar € 10.994,41, omdat enkele schuldeisers hun vordering hebben kwijtgescholden. Uitgaande van die (lagere) schuldenlast van € 10.994,41 is het aanbiedingspercentage aan de concurrente schuldeisers verhoogd naar 23,533 % tegen finale kwijting.
Het aangeboden akkoord heeft de volgende inhoud en achtergrond. De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm. Verzoekster volgt een HBO opleiding Ergotherapie. Zij ontvangt studiefinanciering en heeft een bijbaan met sterk wisselende inkomsten. Verzoekster is toegelaten tot een traject bij de Stichting Jongeren Perspectief Fonds (hierna: JPF), via de gemeente Rotterdam. Mevrouw is erg gemotiveerd. Ze wil haar studie kunnen voltooien zonder de stressvolle afleiding van haar financieel ongunstige situatie. Zij wil graag stabiliteit en wil leren hoe zij zelf het beste kan omgaan met haar geld. Gedurende het te volgen traject wordt zij begeleid door een Jongerenconsulent voor het behalen van haar doelstellingen uit het Jongeren Perspectief Plan en door het Expertise Team Financiën. Daarnaast wordt het budgetbeheer verzorgd door de Kredietbank en wordt verzoekster aangemeld voor een traject ter vergroting van haar financiële zelfredzaamheid.
Ter terechtzitting heeft de begeleidster van verzoekster aangeduid dat het voornoemde traject voornamelijk bedoeld is om jongeren (van tussen de 18 en de 27 jaar), die zich in een problematische schuldensituatie bevinden, een perspectief te bieden met behulp van maatwerkoplossingen, zodat primair schulden sneller worden gesaneerd, secundair jongeren de kans krijgen om te werken naar een opleiding of een betaalde baan en ten slotte om jongeren middels een tegenprestatie te stimuleren om deel te nemen aan de samenleving.
Verder heeft de begeleidster verklaard dat verzoekster zich in juni 2020 bij het JPF heeft aangemeld. Na aanmelding heeft een integrale toets plaatsgevonden aan de hand van de leef- en woonsituatie van verzoekster. Gebaseerd daarop is een perspectiefplan samen met verzoekster opgesteld, met daarin een omschrijving van de doelen die verzoekster dient te bewerkstelligen. Vervolgens is verzoekster in augustus 2020 aangemeld bij schuldhulpverlening.
In de brief waarin de schuldregeling is aangeboden, staat dat schuldhulpverlening een saneringskrediet ter beschikking heeft gesteld. Het aangeboden percentage zal dientengevolge in één keer aan de schuldeisers wordt uitgekeerd. Verzoekster zal het bedrag in natura terug moeten betalen, door gedurende een periode van twee jaar – voor vier uur per week – een tegenprestatie te leveren. Schuldhulpverlening heeft ter terechtzitting te kennen gegeven dat in het kader van het traject een hoger saneringskrediet dan gebruikelijk is verstrekt, te weten een saneringskrediet dat is gebaseerd op een afloscapaciteit van € 83,-- per maand (in plaats van € 53,-- per maand).
Verzoekster heeft zich op het standpunt gesteld dat zij al het mogelijke heeft gedaan om het aangeboden percentage aan haar schuldeisers aan te bieden. Verzoekster heeft sinds de aanmelding bij schuldhulpverlening geen nieuwe schulden of achterstanden meer laten ontstaan en haar vaste lasten worden inmiddels door haar budgetbeheerder voldaan. Ter zitting hebben schuldhulpverlening en de begeleidster van verzoekster het voorgaande desgevraagd bevestigd.
Negen schuldeisers stemmen met de aangeboden schuldregeling in. Niya Vastgoed Beheer stemt hier niet mee in. Zij heeft een vordering van € 3.624,96 op verzoekster, welke 33 % van de totale schuldenlast beloopt.

3.Het verweer

In de contacten met schuldhulpverlening heeft Niya Vastgoed Beheer te kennen gegeven het aangeboden bedrag te laag te vinden.
Hoewel behoorlijk opgeroepen heeft Niya Vastgoed Beheer geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid haar standpunten ter zitting toe te lichten.

4.De beoordeling

Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100 % van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering, staat het belang van Niya Vastgoed Beheer bij haar weigering vast.
De rechtbank ziet zich gesteld voor het beantwoorden van de vraag of Niya Vastgoed Beheer in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij heeft bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoekster of de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.
De rechtbank stelt allereerst vast dat de vordering van Niya Vastgoed Beheer een aandeel vormt in de totale schuldenlast van 33 %.
Een ruime meerderheid van de schuldeisers, namelijk negen van de tien schuldeisers, is met de aangeboden regeling akkoord gegaan.
De rechtbank stelt ook vast dat het voorstel is getoetst door een deskundige en onafhankelijke partij, te weten de Kredietbank Rotterdam. Voorts is het voorstel naar het oordeel van de rechtbank goed en controleerbaar gedocumenteerd.
Uit het verzoekschrift en het verhandelde ter zitting is gebleken dat verzoekster in de periode 2018-2020 in de financiële problemen is gekomen. Al hoewel zij misschien niet de meest verstandige beslissingen heeft genomen, is niet gebleken dat zij te kwader trouw is geweest bij het ontstaan en onbetaald laten van de schulden. Daarbij is de schuldenlast in omvang (relatief) beperkt.
Inmiddels neemt verzoekster al geruime tijd deel aan het JPF. Zij volgt een HBO opleiding Ergotherapie, ontvangt studiefinanciering en heeft een bijbaan met sterk wisselende inkomsten. Tijdens dit traject wordt zij in de gelegenheid gesteld haar studie af te ronden, zich op diverse gebieden te ontwikkelen, haar kansen op de arbeidsmarkt te vergroten en een positief toekomstperspectief tegemoet te gaan. Zij is zeer gemotiveerd.
Ondanks het feit dat verzoekster vanwege deelname aan het traject de komende drie jaar niet beschikbaar is voor een voltijds betaalde baan, is de rechtbank van oordeel dat het voorstel het uiterste is waartoe verzoekster in staat moet worden geacht. Voldoende aannemelijk is geworden dat verzoekster de komende drie jaar, zonder opleiding of relevante werkervaring, geen inkomen zal kunnen verwerven dat zal leiden tot een hogere uitkering aan de schuldeisers. De rechtbank betrekt hierbij dat aan schuldeisers een hogere uitkering is aangeboden dan op basis van het VTLB zou zijn uitgekeerd. Gebaseerd daarop acht de rechtbank het door verzoekster aangeboden akkoord het maximaal haalbare.
Naar verwachting zal de uitwerking van het voorstel een gunstiger resultaat hebben voor de schuldeisers dan in de situatie dat de schuldsaneringsregeling op verzoekster van toepassing zou zijn, zoals subsidiair verzocht. In de wettelijke schuldsaneringsregeling bestaat de reële kans dat verzoekster niet de mogelijkheid zal hebben om de langdurige opleiding, waarvan hier sprake is, voort te zetten, gezien de in die regeling geldende inspanningsplicht. Zonder opleiding en werkervaring is niet aannemelijk dat verzoekster meer dan het minimumloon zal verdienen. Daarbij zal de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling aanzienlijke kosten met zich brengen, bestaande uit salaris voor de bewindvoerder en griffierecht, die in mindering komen op hetgeen verzoekster zou kunnen afdragen in de schuldsaneringsregeling. Dat betekent dat toepassing van de schuldsaneringsregeling de schuldeisers minder zou opleveren dan bij het akkoord wordt aangeboden. Die conclusie geldt ook, zo volgt uit de stukken die schuldhulpverlening na afloop van de zitting heeft overgelegd, in het (denkbeeldige) geval dat de looptijd van de wettelijke schuldsaneringsregeling op de (maximale) termijn van vijf jaar zou worden bepaald en verzoekster gedurende de eerste drie jaar haar opleiding zou mogen vervolgen en daarna twee jaar voltijds zou werken als beginnend ergotherapeut.
Daar komt nog bij dat een eventuele bate voor de schuldeisers pas aan het einde van de schuldsaneringsregeling wordt uitgekeerd, terwijl de aangeboden regeling erin voorziet dat het aangeboden bedrag ineens en op korte termijn betaalbaar wordt gesteld.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank tot het oordeel dat de belangen van verzoekster die vanuit een stabiele situatie haar schuldenproblematiek wil oplossen en van de overige schuldeisers die hebben ingestemd met het aanbod, zwaarder wegen dan die van Niya Vastgoed Beheer, die geweigerd heeft in te stemmen.
Het verzoek om Niya Vastgoed Beheer te bevelen in te stemmen met de schuldregeling wordt daarom toegewezen.
Niya Vastgoed Beheer zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Nu voor het onderhavige verzoekschrift geen griffierecht verschuldigd is en verzoekster niet is bijgestaan door een advocaat, worden de kosten begroot op nihil.
De rechtbank stelt vast dat er thans een gedwongen schuldregeling is afgekondigd, die in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers. Hieruit volgt dat verzoekster zal kunnen voortgaan met het betalen van haar schulden en dat zij niet verkeert in de toestand dat zij heeft opgehouden te betalen, zodat het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling zal worden afgewezen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- beveelt Niya Vastgoed Beheer om in te stemmen met de door verzoekster aangeboden schuldregeling;
- veroordeelt Niya Vastgoed Beheer in de kosten van deze procedure, aan de zijde van verzoekster begroot op nihil;
- bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming;
- wijst het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling af;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.A. Cnossen, rechter, en in aanwezigheid van S. Caciano, griffier, in het openbaar uitgesproken op 8 juni 2021. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.