Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 januari 2021 in de zaak tussen
[naam eiseres] , te [vestigingsplaats eiseres] , eiseres,
de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder,
Procesverloop
Overwegingen
[naam toezichthouder 1] van de NVWA gerapporteerd dat hij zich met toezichthouder [naam toezichthouder 2] op 15 september 2017 omstreeks 17:45 uur bevond op de openbare weg N 381 tussen Drachten en [plaatsnaam 2]. Beide toezichthouders zagen voor hen een auto rijden met kenteken [kentekennummer 1] , met oplegger, kenteken [kentekennummer 2] (hierna: vervoermiddel) die, gezien de uiterlijke kenmerken, ingericht was voor het vervoer van dieren. De toezichthouders hebben het vervoermiddel gevolgd en laten stoppen op een parkeerhaven. De toezichthouders zagen in de laadruimte één stier. Verder zagen de toezichthouders dat de wanden, de vloer en het hekwerk aan de achterzijde van het vervoermiddel bevuild waren met mestresten. Aan de hand van kleur, geur en samenstelling, stelden de toezichthouders vast dat de mestresten zeer vermoedelijk afkomstig waren van de diersoort rund. Aan de hand van de verkleuring en de mate waarin deze mestresten vastzaten aan met name de zijdeur, zijwanden en het hekwerk en gelet op de hoeveelheid, stelden de toezichthouders vast dat deze resten langer aanwezig moesten zijn en mogelijk reeds meer dan een dag. De toezichthouders hebben vervolgens de chauffeur van het vervoermiddel na het geven van de cautie verhoord. Die verklaarde dat hij de auto en oplegger met de stier netuit [plaatsnaam 1] had gehaald
: “Deze gaat nu in het perceel daar de aanwezige koeien dekken. Voor ons is het toch geen doen om elke keer de oplegger schoon te maken, dan kunnen wij wel bezig blijven. Het bedrijf in [plaatsnaam 1] is ook van ons. De stier heeft daar de hele zomer gelopen. De stier blijft binnen ons bedrijf op verschillende locaties. De onderneming staat op [adres] geregistreerd maar we hebben verschillende locaties. Ik ben ook één van de maten en mag de onderneming vertegenwoordigen. Nogmaals, ik zal de oplegger straks thuis, hier in [plaatsnaam 2] schoonmaken.”
Beslissing
mr. S.L. Mehlbaum, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 7 januari 2021.