Overwegingen
1. Op 10 september 2009 zijn de schoonouders van eiseres door een geweldsmisdrijf om het leven gebracht. Hierop heeft politieonderzoek (dossier [naam dossier] ) plaatsgevonden en is ook onderzoek gedaan naar de persoon van eiseres en van haar partner [naam partner eiseres] .
[naam partner eiseres] , heeft met betrekking tot het politieonderzoek op 1 december 2015 verzocht om kennisneming van de hem betreffende politiegegevens op grond van artikel 25 van de Wpg. Bij brief van 16 maart 2016 heeft [naam partner eiseres] beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door verweerder op zijn verzoek. Bij besluit van 20 juni 2016 heeft verweerder een besluit genomen, waarbij het verzoek gedeeltelijk is afgewezen. Bij uitspraak van deze rechtbank van 17 november 2016 (ECLI:NL:RBROT:2016:8749) is het beroep tegen dit besluit gegrond verklaard en bepaald dat verweerder binnen acht weken opnieuw moest beslissen op het verzoek van [naam partner eiseres] . Op 3 april 2017 heeft [naam partner eiseres] beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Bij besluit van 12 april 2017 heeft verweerder het verzoek van [naam partner eiseres] gedeeltelijk afgewezen. Op 19 januari 2018 (ECLI:NL:RBROT:2018:349) heeft de meervoudige kamer van deze rechtbank een tussenuitspraak gedaan en geoordeeld dat het besluit van 12 april 2017 onzorgvuldig tot stand is gekomen en in strijd is met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) waarbij verweerder in de gelegenheid is gesteld het geconstateerde gebrek te herstellen. Bij besluit van 12 maart 2018 heeft verweerder gebruik gemaakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen. In de einduitspraak van 24 augustus 2018 (ECLI:NL:RBROT:2018:7041) heeft de meervoudige kamer van deze rechtbank het beroep gegrond verklaard, het besluit van 12 maart 2018 vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit, zoals dat is aangepast met het herstelbesluit, in stand blijven. 2. Verweerder heeft in het bestreden besluit in algemene bewoordingen aangegeven waarom de inzage in de op eiseres betrekking hebbende gegevens deels wordt geweigerd. Volgens verweerder is van belang dat het strafrechtelijk onderzoek nog niet is afgesloten. Dat onderzoek wordt door de politie gedaan onder verantwoordelijkheid van het Openbaar Ministerie (OM). Volgens de Aanwijzing wet politiegegevens en de rol van de officier van justitie van september 2013 heeft de officier van justitie zeggenschap over het daadwerkelijk gebruik van politiegegevens die zijn verwerkt ten behoeve van de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde. In de afstemming met het OM is naar voren gekomen dat het recht van eiseres op kennisneming van de op haar betrekking hebbende politiegegevens het opsporingsbelang raakt, namelijk het strafrechtelijk onderzoek naar de dader(s) van de gewelddadige dood van haar schoonouders. De documenten met politiegegevens geven niet alleen inzicht in de wijze waarop het nog niet opgeloste strafrechtelijk onderzoek wordt verricht maar geven tevens inzicht in de algemene werkwijzen en opsporingstechnieken van de politie. Onder verwijzing naar de tussenuitspraak van deze rechtbank van 19 januari 2018 wordt met het beroep op het opsporingsbelang een deel van de documenten geheel geweigerd tot kennisneming. In de overige documenten wordt inzage gegeven aan eiseres.
Verder wordt informatie van derden en informatie die te herleiden is naar derden volgens verweerder niet gedeeld.
3. Eiseres voert in beroep aan dat een groot deel van de stukken is gegenereerd met gebruikmaking van bijzondere bevoegdheden tot opsporing. Nu in het bestreden besluit wordt geweigerd om kennis te nemen van de stukken, die zijn verkregen vanuit de bijzondere bevoegdheden tot opsporing, kan eiseres niet vaststellen welke gegevens over haar zijn opgevraagd.
Verder voert eiseres aan dat verweerder in het bestreden besluit op geen enkele manier heeft aangegeven of haar gegevens zijn gedeeld met derden. Eiseres heeft uit de media moeten vernemen dat er meerdere verdachten waren tijdens het onderzoek waarbij verdachten het strafdossier van het onderzoek van [naam dossier] hebben ontvangen. Daarnaast zijn delen van het strafdossier gedeeld met de media. Het is daarom aannemelijk dat ook de politiegegevens van eiseres zijn gedeeld.
4. Op grond van artikel 1, aanhef en onder a, van de Wpg wordt in deze wet en de daarop berustende bepalingen verstaan onder politiegegeven: elk persoonsgegeven dat in het kader van de uitoefening van de politietaak wordt verwerkt.
Op grond van artikel 25, eerste lid, van de Wpg deelt de verantwoordelijke een ieder op diens schriftelijk verzoek binnen zes weken mede of, en zo ja welke, deze persoon betreffende politiegegevens verwerking ondergaan. Hij verstrekt daarbij tevens desgevraagd inlichtingen over de vraag of de deze persoon betreffende politiegegevens gedurende een periode van vier jaar voorafgaande aan het verzoek zijn verstrekt en over de ontvangers of categorieën van ontvangers aan wie de gegevens zijn verstrekt.
Op grond van artikel 27, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wpg wordt een verzoek, als bedoeld in artikel 25, eerste lid, afgewezen voor zover het onthouden van kennisneming noodzakelijk is in het belang van de goede uitvoering van de politietaak.
Beslissing artikel 8:29 Awb
5. In het kader van de onderhavige procedure heeft verweerder de rechtbank documenten toegestuurd waarop geheimhouding op grond van artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) moet worden toegepast.
De rechtbank heeft kennis genomen van de door verweerder vertrouwelijk overgelegde documenten en is van oordeel dat er voldoende gewichtige redenen zijn om de beperking van de kennisneming als bedoeld in artikel 8:29, derde lid, van de Awb gerechtvaardigd te achten. De rechtbank zal mede op grondslag van de door verweerder vertrouwelijk overgelegde stukken uitspraak doen nu eiseres hier toestemming voor heeft gegeven.
6. Verweerder heeft in het bestreden besluit in totaal 68 documenten opgesomd waarvoor geldt dat het documenten zijn waarin politiegegevens zijn verwerkt. Op pagina 4 van het bestreden besluit heeft verweerder overwogen dat de documenten met de nummers 3, 4, 9, 10, 12, 15, 16, 17, 21 tot en met 25, en 32 tot en met 61 in overeenstemming met de tussenuitspraak van deze rechtbank van 19 januari 2018 geheel worden geweigerd tot kennisneming met een beroep op het opsporingsbelang. Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat dit dezelfde politiegegevens zijn als de politiegegevens waarin de partner van eiseres, [naam partner eiseres] , inzage wenste te hebben en dat er dus sprake is van een overlap. Met betrekking tot de hiervoor bedoelde politiegegevens heeft de meervoudige kamer van de rechtbank in rechtsoverweging 8 van de tussenuitspraak van 19 januari 2018 geoordeeld dat deze documenten met een beroep op het opsporingsbelang geheel konden worden geweigerd tot kennisneming. De rechtbank verwijst in zoverre naar deze tussenuitspraak en volgt dit oordeel. Verweerder heeft terecht van belang geacht dat deze documenten met politiegegevens niet alleen inzicht geven in de wijze waarop het nog niet opgeloste strafrechtelijk onderzoek wordt verricht, maar dat deze documenten tevens inzicht geven in de algemene werkwijzen en opsporingstechnieken van de politie.
Het staat eiseres vrij om een verzoek om kennisneming van deze haar betreffende politiegegevens aan het OM te richten indien zij deze stukken wenst in te zien.
7. Ten aanzien van de overige politiegegevens, die betrekking hebben op eiseres, heeft verweerder in het bestreden besluit bepaald dat deze ter kennisneming komen van eiseres. Indien eiseres van deze documenten wenst kennis te nemen, kan zij een afspraak maken om haar politiegegevens in te zien. Ter zitting is gebleken dat eiseres nog geen gebruik van dit inzagerecht heeft gemaakt. Dit komt voor rekening en risico van eiseres.
Voor zover eiseres stelt dat verweerder kennisneming van die stukken ten onrechte heeft geweigerd, volgt de rechtbank deze stelling dus niet.
Verweerder heeft er terecht op gewezen dat in de onderhavige bestuursrechtelijke procedure geen oordeel kan worden gegeven over de wijze waarop gegevens mogelijk zijn gegenereerd. Dit aspect dient te worden beoordeeld in het strafrechtelijk proces dat onder leiding staat van de Officier van Justitie.
8. De rechtbank volgt eiseres evenmin in haar stelling dat verweerder ten onrechte niet kenbaar heeft gemaakt of de politiegegevens van eiseres zijn gedeeld met derden. In haar verzoek van 18 februari 2018 heeft eiseres hierom ook niet verzocht. Zoals verweerder ook heeft opgemerkt in het verweerschrift van 3 juli 2019, gaat het om een verantwoordelijkheid van het Openbaar Ministerie, voor zover het gegevens uit het strafrechtelijk dossier betreft. Ook dit is een aspect dat al is beoordeeld in de procedure van [naam partner eiseres] , de partner van eiseres. De rechtbank verwijst in dit kader naar rechtsoverweging 10.2 van de tussenuitspraak van 19 januari 2018 en naar rechtsoverweging 7 van de einduitspraak van 24 augustus 2018. De rechtbank heeft in haar einduitspraak op basis van de stukken vastgesteld dat niet bekend is dat aan andere derden dan de programmamakers van Peter R. de Vries gegevens zijn verstrekt. In de tussenuitspraak had de rechtbank reeds geoordeeld dat er geen gevolgen werden verbonden aan het ontbreken van de precieze gegevens die met derden zijn gedeeld en dat er geen sprake was van een gebrek dat verweerder in het herstelbesluit had moeten herstellen.
9. Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.