ECLI:NL:RBROT:2021:6503
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- mr. drs. D.L. Spierings
- Rechtspraak.nl
Huurachterstand en opzegging huurovereenkomst in verzetprocedure
In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, betreft het een verzetprocedure van [persoon A] tegen een verstekvonnis van 28 oktober 2016. [persoon A] heeft gevorderd om hem te ontheffen van de veroordeling die in het verstekvonnis is uitgesproken, en heeft aangevoerd dat de huurovereenkomst met de Stichting Vestia reeds in mei 2015 is opgezegd. Vestia heeft deze stelling betwist en gesteld dat er sprake is van huurachterstand. De mondelinge behandeling vond plaats op 3 mei 2021, waarbij [persoon A] in persoon aanwezig was, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. M. El Idrissi. De kantonrechter heeft in het tussenvonnis van 12 februari 2021 overwogen dat het aan [persoon A] is om bewijs te leveren van zijn stellingen, gezien de betwisting door Vestia.
Tijdens de zitting heeft [persoon A] verklaard dat hij de sleutel van het gehuurde aan een reclasseringsmedewerker heeft gegeven en dat deze persoon de huurovereenkomst zou opzeggen. Echter, de kantonrechter oordeelt dat dit geen bewijs oplevert voor de daadwerkelijke opzegging van de huurovereenkomst. Bovendien heeft [persoon A] aangegeven geen bewijs meer te kunnen leveren van zijn stellingen over de huuropzegging, omdat hij geen getuigen meer kan achterhalen.
Met betrekking tot de huurbetalingen heeft [persoon A] enkel gesteld dat hij contant heeft betaald, maar ook deze stelling is door Vestia betwist. De kantonrechter concludeert dat [persoon A] onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn verweer tegen het verstekvonnis. De vorderingen van Vestia zijn wel onderbouwd, waardoor het verstekvonnis wordt bekrachtigd. [persoon A] wordt veroordeeld in de kosten van de verzetprocedure.