ECLI:NL:RBROT:2021:6506

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 juli 2021
Publicatiedatum
7 juli 2021
Zaaknummer
9129002
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming wegens huurachterstand

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 2 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Woonplus Schiedam en een gedaagde huurder. De eiseres, Woonplus, vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde vanwege een huurachterstand van € 2.861,60, die was opgebouwd tot en met mei 2021. De huurder had de huur niet tijdig en volledig betaald, ondanks aanmaningen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurder ernstig tekort is geschoten in haar betalingsverplichtingen, wat de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt. De persoonlijke omstandigheden van de huurder, waaronder het feit dat zij geen vervangende woonruimte heeft, zijn niet voldoende om de ontbinding te weerhouden. De kantonrechter heeft de vordering van Woonplus toegewezen, inclusief de betaling van achterstallige huur, wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. De huurder is veroordeeld om binnen 14 dagen na betekening van het vonnis het gehuurde te ontruimen. Tevens is de huurder in de proceskosten veroordeeld.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9129002 \ CV EXPL 21-12249
uitspraak: 2 juli 2021
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de stichting
Stichting Woonplus Schiedam,
gevestigd te Schiedam,
eiseres,
gemachtigde: M.A. Venegas Carbonell te Schiedam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde],
gedaagde,
procederend in persoon.
Partijen worden hierna verder aangeduid als “Woonplus” en “[gedaagde]”.

1..Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter heeft kennis genomen.
  • het exploot van dagvaarding van 29 maart 2021, met producties;
  • de aantekeningen van de griffier van het mondelinge antwoord van [gedaagde] op de rolzitting van 8 april 2021;
  • de conclusie van repliek, met één productie;
  • het schriftelijke verweer van [gedaagde], ingediend op de rolzitting van 2 juni 2021.
1.2.
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen het volgende vast.
2.1.
Tussen Woonplus als verhuurder en [gedaagde] als huurder bestaat een huurovereenkomst met betrekking tot de woning aan de [adres] (hierna: ‘het gehuurde’).
2.2.
De verschuldigde huur bedraagt thans € 553,56 per maand en dient voor de eerste van de maand voldaan te worden.
2.3.
[gedaagde] heeft, berekend tot en met de maand mei 2021, een huurachterstand laten ontstaan van € 2.861,60.

3..Het geschil

3.1.
Woonplus heeft bij dagvaarding gevorderd bij vonnis de huurovereenkomst tussen partijen met betrekking tot het gehuurde te [adres], te ontbinden en [gedaagde] te veroordelen tot ontruiming van het gehuurde alsmede tot betaling aan Woonplus van een bedrag van € 2.254,48 aan achterstallige huur berekend tot en met de maand maart 2021, een bedrag van € 15,23 aan tot 25 maart 2021 verschenen wettelijke rente en een bedrag van € 75,00 aan buitengerechtelijke kosten, inclusief btw, derhalve in totaal € 2.344,71, vermeerderd met de wettelijke rente over € 2.254,48 vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening, en een bedrag van € 553,56 per maand voor elke maand dat [gedaagde] het gehuurde vanaf 1 april 2021 in haar bezit houdt, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
Aan haar vordering heeft Woonplus – zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - ten grondslag gelegd dat [gedaagde] toerekenbaar tekortgeschoten is in de nakoming van de uit de huurovereenkomst voortvloeiende betalingsverplichtingen door, ondanks aanmaning, in gebreke te blijven met de tijdige en volledige betaling van de huur. Hierdoor is een huurachterstand ontstaan ten bedrage van € 2.254,48, berekend tot en met de maand maart 2021. De huurachterstand rechtvaardigt ontbinding van de huurovereenkomst en een veroordeling tot ontruiming van het gehuurde. Daarnaast is [gedaagde] een bedrag van € 15,23 aan wettelijke rente over de huurachterstand verschuldigd geworden alsmede een bedrag van € 75,00 (inclusief btw) aan buitengerechtelijke incassokosten.
3.3.
Woonplus heeft bij conclusie van repliek gesteld dat [gedaagde] de achterstand verder heeft laten oplopen en dat er, berekend tot en met de maand mei 2021, sprake is van een huurachterstand van € 2.861,60. Woonplus gaat niet akkoord met een betalingsregeling.
3.4.
[gedaagde] heeft de juistheid van de gevorderde huurachterstand erkend. Zij verzet zich tegen de gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van het gehuurde. [gedaagde] heeft twee kinderen en wil haar woning niet kwijt, omdat zij verder bij niemand terecht kan. Zij heeft zich aangemeld bij schuldhulpverlening. [gedaagde] heeft een betalingsregeling voorgesteld van € 200,00 per maand, naast betaling van de lopende huur.

4..De beoordeling van de vordering

4.1.
[gedaagde] heeft de bij conclusie van repliek gespecificeerde hoogte van de huurachterstand tot en met mei 2021 niet betwist. De door Woonplus gevorderde huurachterstand van € 2.861,60, berekend tot en met de maand mei 2021, ligt derhalve voor toewijzing gereed.
4.2.
Tussen partijen is niet in geschil dat inmiddels in ieder geval sprake is van een huurachterstand van ruim vijf maanden, zodat vast staat dat [gedaagde] ernstig tekort is geschoten in de nakoming van haar betalingsverplichtingen. Ingevolge het bepaalde in artikel 6:265 lid 1 BW geeft iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van zijn verbintenissen aan de wederpartij de bevoegdheid om de overeenkomst te (doen) ontbinden. Dat is alleen anders wanneer de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, de ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. De door [gedaagde] aangevoerde persoonlijke omstandigheden, hoe vervelend deze voor [gedaagde] ook zijn, leiden niet tot de conclusie dat ontbinding van de huurovereenkomst niet gerechtvaardigd is. Het feit dat [gedaagde] geen vervangende woonruimte heeft, indien zij haar woning kwijtraakt, komt immers voor haar rekening en risico en kan niet aan Woonplus als verhuurder worden tegengeworpen. Dat geldt ook voor het feit dat [gedaagde] kennelijk meerdere schulden heeft, naar aanleiding waarvan zij zich heeft aangemeld bij schuldhulpverlening. Dat betekent immers niet dat Woonplus geen ontbinding van de huurovereenkomst zou mogen of kunnen vorderen.
4.3.
Naar het oordeel van de kantonrechter rechtvaardigt de hoogte van de huurachterstand in deze omstandigheden de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van het gehuurde. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat de huurachterstand na dagvaarding nog verder is toegenomen. De gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde zullen dan ook worden toegewezen. De ontruimingstermijn zal op 14 dagen na betekening van dit vonnis worden gesteld.
4.4.
De gevorderde veroordeling [gedaagde] tot betaling van een bedrag van € 553,56 per maand dat [gedaagde] het gehuurde (na 31 mei 2021) in bezit houdt, is door [gedaagde] niet betwist en wordt eveneens toegewezen, op de wijze zoals hierna vermeld.
4.5.
De gevorderde tot 25 maart 2021 verschenen wettelijke rente wordt, als niet weersproken en op de wet gegrond, toegewezen. De gevorderde wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot de dag der algehele voldoening zal eveneens worden toegewezen, op de wijze zoals hierna in het dictum vermeld.
4.6.
Woonplus maakt aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De vordering dient beoordeeld te worden aan de hand van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De door Woonplus aan [gedaagde] gezonden aanmaning van 10 maart 2021, waarvan de ontvangst door [gedaagde] niet is betwist, voldoet aan de in artikel 6:96 lid 6 BW gestelde eisen. De gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke kosten van € 75,00 wordt dan ook toegewezen.
4.7.
Woonplus is niet akkoord gegaan met de door [gedaagde] voorgestelde betalingsregeling. Gelet op het bepaalde in artikel 6:29 BW is de kantonrechter niet gerechtigd om een betalingsregeling vast te stellen zonder toestemming van Woonplus. Voor het (eventueel) treffen van een betalingsregeling na het wijzen van het vonnis wordt [gedaagde] verwezen naar (de gemachtigde van) Woonplus.
4.8.
[gedaagde] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten van Woonplus worden veroordeeld.

5..De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] om aan Woonplus te betalen een bedrag van € 2.861,60 aan achterstallige huur berekend tot en met de maand mei 2021, een bedrag van € 15,23 aan tot 25 maart 2021 verschenen wettelijke rente en een bedrag van € 75,00 aan buitengerechtelijke kosten, vermeerderd met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW over het saldo dat aan hoofdsom, exclusief kosten, telkens na elke credit- en debetmutatie heeft uitgestaan, vanaf de dag der dagvaarding tot de dag van algehele voldoening;
ontbindt de bovengenoemde huurovereenkomst tussen partijen en veroordeelt [gedaagde] om binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis het gehuurde te ontruimen met alle personen en zaken die zich vanwege [gedaagde] daar bevinden en het gehuurde onder overgave van de sleutels ter beschikking van Woonplus te stellen;
veroordeelt [gedaagde] om aan Woonplus te betalen € 553,56 per maand, althans de huurbedragen waarop Woonplus bij wederzijdse nakoming van de huurovereenkomst aanspraak gemaakt zou kunnen hebben, met ingang van de maand juni 2021 tot en met de maand waarin de ontruiming plaatsvindt;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Woonplus vastgesteld op € 613,01 aan verschotten (waarvan € 507,00 aan griffierecht en
€ 106,01 aan dagvaardingskosten) en € 187,00 aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. D.L. Spierings en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
44487