ECLI:NL:RBROT:2021:6517

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 juni 2021
Publicatiedatum
7 juli 2021
Zaaknummer
C/10/617635 / JE RK 21-1131
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot verlenging ondertoezichtstelling van minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter op 16 juni 2021 uitspraak gedaan over het verzoek van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering (GI) om de ondertoezichtstelling van de minderjarige [voornaam minderjarige], geboren in 2004, te verlengen voor de duur van een jaar. De minderjarige woont bij zijn ouders, die het ouderlijk gezag uitoefenen. De ondertoezichtstelling was eerder ingesteld op 23 juni 2020 en zou aflopen op 23 juni 2021. De GI heeft ter zitting toegelicht dat de ouders stappen in de goede richting hebben gezet, maar dat er nog steeds een ontwikkelingsbedreiging voor de minderjarige bestaat. De ouders zijn actief betrokken bij hulpverlening vanuit DwarsDoen en hebben relatietherapie gestart.

De moeder heeft aangegeven dat de thuissituatie redelijk is, terwijl de vader zich verzet tegen de verlenging van de ondertoezichtstelling en de meerwaarde van de GI betwist. De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld en de minderjarige is gehoord. Na beoordeling van de feiten en het procesverloop concludeert de kinderrechter dat, hoewel er nog steeds sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging, de ouders voldoende in staat zijn om de benodigde hulpverlening te accepteren en te initiëren. De kinderrechter oordeelt dat de betrokkenheid van de GI niet langer noodzakelijk is en wijst het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling af.

De kinderrechter benadrukt het belang van voortzetting van de hulpverlening en de inzet van de ouders om de ontwikkeling van de minderjarige te waarborgen. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaakgegevens: C/10/617635 / JE RK 21-1131
datum uitspraak: 16 juni 2021

beschikking

in de zaak van
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,
hierna te noemen de GI, gevestigd te Amsterdam,
betreffende

[naam minderjarige] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige] 2004 te [geboorteplaats minderjarige] , hierna te noemen [voornaam minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats] ,

[naam vader] ,

hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 26 april 2021, ingekomen bij de griffie op 28 april 2021.
Op 16 juni 2021 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder,
- de vader,
- een tweetal vertegenwoordigsters van de GI, mw. [naam vertegenwoordigster 1] en mw. [naam vertegenwoordigster 2] .
De minderjarige [voornaam minderjarige] is gehoord.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders.
[voornaam minderjarige] woont bij de ouders.
Bij beschikking van 23 juni 2020 is [voornaam minderjarige] onder toezicht gesteld tot 23 juni 2021.

Het verzoek en het standpunt van de GI

De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar.
De GI heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. In de afgelopen periode hebben de ouders stappen in de goede richting gezet. De ouders zijn hard op zoek naar wat [voornaam minderjarige] nodig heeft. Vader drinkt geen alcohol meer en is rustiger geworden in zijn gedrag. [voornaam minderjarige] wordt momenteel echter nog steeds in zijn ontwikkeling bedreigd. Het is in dat kader positief dat de ouders de hulp vanuit DwarsDoen aannemen. Het lijkt erop dat de ouders steeds meer inzicht krijgen in hun eigen handelen en de invloed daarvan op [voornaam minderjarige] . Het is van belang dat de hulpverlening vanuit DwarsDoen het komende jaar blijft doorlopen en dat de jeugdbeschermer via die weg een ingang heeft om met [voornaam minderjarige] aan de slag te gaan. Het is belangrijk dat hij sterker wordt in het contact met zijn leeftijdgenoten en dat hij over zijn angsten heen komt.

Het standpunt van belanghebbenden

De moeder heeft ter zitting naar voren gebracht dat het redelijk gaat in de thuissituatie. De ouders sinds 1 april jl. begonnen met relatietherapie en DwarsDoen is betrokken in de thuissituatie. Het grootste gedeelte van de ingezette hulpverlening is op initiatief van de moeder geweest. De jeugdbeschermer komt voor gesprekken bij de ouders thuis, maar daar blijft het bij. De ouders hebben door [persoon A] vanuit Dwarsdoen inzicht gekregen in hun eigen handelen. DwarsDoen heeft systeemtherapie ingezet om [voornaam minderjarige] te ondersteunen. Het is belangrijk dat zijn dag- en nachtritme gewaarborgd blijft. DwarsDoen heeft aangegeven dat zij [voornaam minderjarige] niet alles kunnen bieden en dat hij meer hulp nodig heeft. De moeder staat daar voor open en doet er alles aan om te zoeken naar de juiste hulp voor [voornaam minderjarige] . De moeder heeft paardencoaching aangedragen als mogelijke optie.
De vader is het niet eens met een verlenging van de ondertoezichtstelling. De vader ziet geen meerwaarde in de betrokkenheid van de GI. De vader heeft het idee dat de GI zijn woorden uit hun verband heeft getrokken. De vader staat open voor de hulpverlening vanuit DwarsDoen en wil relatietherapie blijven volgen. De vader benadrukt dat hier geen ondertoezichtstelling voor nodig is.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat er nog steeds sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging bij [voornaam minderjarige] . [voornaam minderjarige] is in juni 2020 onder toezicht gesteld wegens de escalaties die in de thuissituatie plaatsvonden. Hulpverlening binnen het vrijwillig kader bleek toentertijd ontoereikend te zijn. De kinderrechter achtte het daarom van belang dat een neutrale derde in de vorm van een jeugdbeschermer het gezin zou ondersteunen en de regie zou nemen en passende hulpverlening in zou zetten. De aanwezigheid van een jeugdbeschermer werd noodzakelijk geacht om in de samenwerking met de ouders verbetering te realiseren.
Gebleken is dat de samenwerking tussen de vader en de GI niet goed is verlopen en dat de ouders geen meerwaarde zien in een verlenging van de ondertoezichtstelling. Nu de samenwerking tussen de jeugdbeschermer en de GI niet goed is, werkt dit meer als een belasting dan dat het van toegevoegde waarde is. De rol van de jeugdbeschermer zou moeten leiden tot het inzetten van de juiste hulpverlening en het laten beklijven daarvan. In het afgelopen jaar is echter gebleken dat de hulpverlening op het initiatief van de moeder is ingezet en dat [voornaam minderjarige] als gevolg van deze hulpverlening een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt.
Hoewel er nog steeds sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging, zijn de ouders voldoende in staat gebleken de hulpverlening die nodig is om deze ontwikkelingsbedreiging weg te kunnen nemen te accepteren (en zelfs te initiëren). Net als de kinderrechter zien de ouders in dat hulpverlening noodzakelijk is, zowel voor zichzelf als voor [voornaam minderjarige] . Zij volgen relatietherapie en zijn hard bezig om ervoor te zorgen dat [voornaam minderjarige] de juiste hulpverlening krijgt. De kinderrechter is daarom van oordeel dat de betrokkenheid van de GI niet langer nodig is. Uit het voorgaande volgt dat niet is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. De kinderrechter zal daarom het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling afwijzen.
De kinderrechter benadrukt dat het belangrijk is dat [voornaam minderjarige] en de ouders hard aan zichzelf blijven werken. [voornaam minderjarige] heeft kleine stapjes in de goede richting gezet, maar er is nog een lange weg te gaan. Het is hierbij van belang dat [voornaam minderjarige] zich blijft openstellen en gesprekken blijft voeren met [persoon A] vanuit DwarsDoen, zodat hij zich verder kan ontwikkelen. Hetzelfde geldt voor de ouders en de relatietherapie die zij zijn gestart. Mocht het niet goed gaan in de thuissituatie, is van belang dat DwarsDoen een signalerende functie heeft.

De beslissing

De kinderrechter:
wijst af het verzoek van de GI.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 16 juni 2021 door mr. K.J. van den Herik, kinderrechter, in tegenwoordigheid van V. Beenakker als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 6 juli 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.