Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
beschikking
[naam minderjarige] ,
[naam moeder] ,
[naam vader] ,
Het procesverloop
De feiten
Het verzoek en het standpunt van de GI
Het standpunt van belanghebbenden
De beoordeling
De beslissing
Den Haag.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kinderrechter op 16 juni 2021 uitspraak gedaan over het verzoek van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering (GI) om de ondertoezichtstelling van de minderjarige [voornaam minderjarige], geboren in 2004, te verlengen voor de duur van een jaar. De minderjarige woont bij zijn ouders, die het ouderlijk gezag uitoefenen. De ondertoezichtstelling was eerder ingesteld op 23 juni 2020 en zou aflopen op 23 juni 2021. De GI heeft ter zitting toegelicht dat de ouders stappen in de goede richting hebben gezet, maar dat er nog steeds een ontwikkelingsbedreiging voor de minderjarige bestaat. De ouders zijn actief betrokken bij hulpverlening vanuit DwarsDoen en hebben relatietherapie gestart.
De moeder heeft aangegeven dat de thuissituatie redelijk is, terwijl de vader zich verzet tegen de verlenging van de ondertoezichtstelling en de meerwaarde van de GI betwist. De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld en de minderjarige is gehoord. Na beoordeling van de feiten en het procesverloop concludeert de kinderrechter dat, hoewel er nog steeds sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging, de ouders voldoende in staat zijn om de benodigde hulpverlening te accepteren en te initiëren. De kinderrechter oordeelt dat de betrokkenheid van de GI niet langer noodzakelijk is en wijst het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling af.
De kinderrechter benadrukt het belang van voortzetting van de hulpverlening en de inzet van de ouders om de ontwikkeling van de minderjarige te waarborgen. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.