Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..De procedure
- het verzoekschrift met bijlagen van de vrouw, ingekomen op 29 oktober 2019;
- het verweerschrift tevens zelfstandig verzoek met bijlagen, ingekomen op
- het verweerschrift op het zelfstandig verzoek met bijlagen, ingekomen op
- de brief van de zijde van de vrouw van 19 maart 2020;
- de brief met bijlagen van de zijde van de vrouw van 29 april 2021 en
- de brief met bijlagen van de zijde van de man van 30 april 2021.
- de vrouw met haar advocaat;
- de man en
- de raad voor de kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht (hierna: de raad), vertegenwoordigd door [naam].
2..De beoordeling
Omdat de vrouw voldoende heeft gemotiveerd dat het voor haar op dit moment redelijkerwijs niet mogelijk is een door beide partijen akkoord bevonden ouderschapsplan over te leggen, zal de rechtbank de vrouw ontvangen in haar verzoek tot echtscheiding.
- beide ouders zullen belast blijven met het gezag over de minderjarigen;
- de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen zal bij de vrouw zijn;
- de minderjarigen zullen in het kader van de regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken iedere zondag van 13.00 uur tot 17.00 uur bij de man verblijven, waarbij de man de minderjarigen zal ophalen en terugbrengen bij de vrouw en de regeling in onderling overleg kan worden uitgebreid;
- de (naar 2021 geïndexeerde) behoefte van de minderjarigen bedraagt € 344,- per maand en de man zal met ingang van de datum van deze beschikking aan de vrouw een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen voldoen van € 25,- per maand per kind;
- de woning in Marokko wordt niet in de verdeling van de gemeenschap van goederen betrokken en de gemeenschap van goederen is door partijen inmiddels gescheiden en gedeeld.
Hij betwist dat de bruidsgave tot de gemeenschap van goederen behoort en stelt dat hij de vrouw de bruidsgave inmiddels heeft gegeven door aan haar € 4.000,- cash te voldoen. Bovendien is de man naar Marokkaans recht niet gehouden de bruidsgave aan de vrouw te voldoen, omdat de vrouw om echtscheiding heeft verzocht, zo stelt de man.
lid 1, onderdeel f. Naar het oordeel van de rechtbank vertoont het verzoek voldoende samenhang met het verzoek tot echtscheiding en leidt behandeling ervan niet tot onnodige vertraging van de procedure.
3..De beslissing
(20.000 MDH) aan de vrouw, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf twee weken in de inschrijving van deze echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand tot de dag van de algehele voldoening;