In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 7 juli 2021 uitspraak gedaan in een beroep tegen de afwijzing van een urgentieverklaring door de Stichting Urgentiebepaling Woningzoekenden Rijnmond. Eiser, die vanwege medische klachten een gelijkvloerse woning nodig heeft, heeft zijn aanvraag om een urgentieverklaring ingediend, maar deze is afgewezen omdat hij inwonend is en daardoor niet voldoet aan de vereiste van het hebben van zelfstandige woonruimte. Eiser heeft aangevoerd dat zijn medische situatie schrijnend is en dat verweerder ten onrechte geen toepassing heeft gegeven aan de hardheidsclausule. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat eiser niet voldoet aan de voorwaarden voor een urgentieverklaring zoals vastgelegd in de Verordening Woonruimtebemiddeling regio Rotterdam. De rechtbank heeft vastgesteld dat de afwijzing van de urgentieverklaring rechtmatig was, omdat eiser niet over zelfstandige woonruimte beschikt en er geen bijzondere omstandigheden zijn die een uitzondering rechtvaardigen. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat eiser onvoldoende recente medische informatie heeft overgelegd om zijn stelling dat hij in een schrijnende situatie verkeert te onderbouwen. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen proceskostenveroordeling opgelegd.