In deze zaak vorderen eisers, wonende te [woonplaats eisers], dat gedaagde, wonende te [woonplaats gedaagde], zijn coniferenhaag, die een hoogte van 11 meter heeft bereikt, terug snoeit tot een maximale hoogte van twee meter en de overhangende takken boven hun perceel verwijdert. Eisers stellen dat de coniferenhaag onrechtmatige hinder oplevert, omdat deze veel licht onthoudt aan hun perceel. Gedaagde betwist dit en voert aan dat eisers de hinder bij de aankoop van hun woning hebben moeten voorzien, aangezien de coniferenhaag al op hoogte was. De rechtbank oordeelt dat de coniferenhaag een zodanige hoogte heeft bereikt dat deze in redelijkheid niet door eisers geduld hoeft te worden. De rechtbank wijst de vordering tot snoeien van de coniferenhaag toe, maar niet tot de gevorderde hoogte van twee meter. De rechtbank bepaalt dat de coniferenhaag terug moet worden gesnoeid tot een hoogte van zeven meter. Daarnaast vorderen eisers dat gedaagde de overhangende takken verwijdert. De rechtbank oordeelt dat gedaagde deze takken moet verwijderen, omdat het niet eenvoudig is voor eisers om dit zelf te doen. De rechtbank compenseert de proceskosten, zodat beide partijen hun eigen kosten dragen. Het vonnis is uitgesproken op 7 juli 2021.