ECLI:NL:RBROT:2021:6698

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 juni 2021
Publicatiedatum
13 juli 2021
Zaaknummer
10/680269-19 en 10/680038-21 (ter terechtzitting gevoegd)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor verkrachting in vereniging van een kwetsbare minderjarige

Op 4 juni 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan verkrachting in vereniging van een kwetsbare 13-jarige jongen. De verdachte, samen met een medeverdachte, heeft het slachtoffer op meerdere momenten ernstig mishandeld en gedwongen tot seksuele handelingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een bierflesje en een pen in de anus van het slachtoffer heeft ingebracht, waarbij hij het slachtoffer vasthield en op hem ging zitten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 30 dagen, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De vordering van de benadeelde partij is toegewezen tot een bedrag van € 5.000,- voor immateriële schade, die de verdachte hoofdelijk met zijn medeverdachte moet vergoeden. De rechtbank heeft de ernst van het feit en de impact op het slachtoffer zwaar laten meewegen in de strafmaat. De verdachte is als first offender behandeld, maar de rechtbank heeft ook rekening gehouden met zijn zwakbegaafdheid en de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd. De uitspraak is gedaan in tegenspraak, waarbij de rechtbank de verdachte vrijsprak van andere ten laste gelegde feiten die niet wettig en overtuigend bewezen zijn.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummer: 10/680269-19 en 10/680038-21 (ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: 4 juni 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte],
raadsman mr. T.S. Kessel, advocaat te Dordrecht.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de besloten terechtzitting van 21 mei 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A.P.G. de Beer heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 2, 3 ten laste gelegde met het parketnummer 10/680269-19 en vrijspraak van het ten laste gelegde met het parketnummer 10/680038-21;
  • bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde met het parketnummer 10/680269-19;
  • veroordeling van de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van 30 dagen met aftrek

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 2 en 3 ten laste gelegde met het parketnummer 10/68026-19 en het ten laste gelegde met het parketnummer 10/680038-21 niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering
4.2.1.
Standpunt verdediging
Er is onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat de verdachte het feit heeft gepleegd. Er zijn enkel verklaringen van het slachtoffer en getuigen, maar die verklaringen lopen teveel uiteen. De verdachte moet daarom worden vrijgesproken van de hem ten laste gelegde verkrachtingen.
4.2.2.
Beoordeling
Anders dan door de verdediging is bepleit, is de rechtbank van oordeel dat de verklaringen van het slachtoffer [naam slachtoffer 1] en van de getuigen [naam getuige 1] en [naam getuige 2] in de kern overeenkomen. De rechtbank heeft geen redenen om aan deze verklaringen te twijfelen en acht de verklaringen bruikbaar voor het bewijs.
Op basis van de verklaringen, voor zover die zijn opgenomen in de bewijsmiddelen, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich samen met zijn medeverdachte schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde verkrachtingen van [naam slachtoffer 1].
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde met het parketnummer 10/680269-19 heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op tijdstippen in de periode van 23 december 2018 tot en met 31 januari 2019 te Dordrecht tezamen en in vereniging met een ander door geweld en andere feitelijkheden [naam slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit of mede
bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, namelijk het
- brengen/houden van een bierflesje in de anus van die [naam slachtoffer 1] en
- brengen/houden van een pen in de anus van die [naam slachtoffer 1] enhet geweld en andere feitelijkheden hebben bestaan uit het
- vastpakken en/of vasthouden van die [naam slachtoffer 1] en
- op de benen, van die [naam slachtoffer 1] gaan en blijven zitten en
- naar beneden trekken van de broek en onderbroek van die [naam slachtoffer 1] en
- heen en weer bewegen van genoemd bierflesje en pen en- voorbijgaan aan de (verbale en non-verbale) protesten van die [naam slachtoffer 1] en
- feit dat er sprake was van fysiek overwicht .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
1.
verkrachting, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met zijn medeverdachte schuldig gemaakt aan een verkrachting van een kwetsbare 13-jarige jongen. Zij hebben allereerst een bierflesje in de anus van het slachtoffer ingebracht. Op een ander moment hebben zij een pen in de anus van het slachtoffer ingebracht. Dit hebben zij gedaan door hem vast te houden en door op hem te gaan zitten.
De verdachte heeft door zijn gewelddadige handelwijze een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit en de persoonlijke levenssfeer van zijn slachtoffer gemaakt. De verdachte heeft zich op geen enkele wijze bekommerd om de wil en gevoelens van het slachtoffer. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van verkrachtingen hieronder langdurig en op indringende wijze lijden. Ook heeft hij het door de moeder van het slachtoffer en haar gezin in hem gestelde vertrouwen als huisvriend geschonden. De rechtbank neemt de verdachte dit zeer kwalijk.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft kennis genomen van het uittreksel uit de justitiële documentatie van
10 mei 2021, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
7.3.2.
Rapportages en verklaringen van deskundigen op de terechtzitting
De GZ-psycholoog drs. G.A. Ameling heeft een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd 5 januari 2021. Hieruit volgt dat bij de verdachte zowel sprake is van een ziekelijke stoornis als van een gebrekkige ontwikkeling. Er is sprake van een zwakbegaafde intelligentie en een norm-overschrijdende gedragsstoornis met begin in adolescentie, licht. De verdachte is een ontkennende verdachte waardoor weinig gezegd kan worden over een relatie tussen de diagnose en het ten laste gelegde. De indruk is dat de verdachte, indien hij samen is met de medeverdachte, met wat meer bravoure en impulsiviteit kan handelen. Verder is niet uit te sluiten dat de verdachte de mate van vrijwilligheid door zijn zwakbegaafdheid en de aanwezigheid van de medeverdachte niet goed heeft ingeschat.
Voorts heeft de rechtbank kennis genomen van het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 17 mei 2021 en van het rapport van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West van 18 mei 2021.
De verdachte heeft 30 dagen in voorlopige hechtenis doorgebracht en is vervolgens geschorst onder bijzondere voorwaarden. Deskundige [naam 1], werkzaam als jeugdbeschermer bij de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West heeft ter zitting naar voren gebracht dat de verdachte zich goed aan de schorsingsvoorwaarden heeft gehouden. De verdachte is druk bezig met zijn werk en met zijn opleiding.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van jeugddetentie. Bij de bepaling van de duur van de jeugddetentie heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Daarbij past de kanttekening dat dit soort zaken zich moeilijk met elkaar laat vergelijken, gelet op de grote verscheidenheid aan variabelen zoals de aard van het misbruik, de duur van het misbruik, alsmede de verhoudingen tussen de verdachte en het slachtoffer.
De rechtbank houdt bij het bepalen van de straf in het voordeel van de verdachte rekening met de jonge leeftijd van de verdachte ten tijde van het gepleegde feit, met het gegeven dat de verdachte first offender was en met het gegeven dat hij zijn leven nu op orde lijkt te hebben. De rechtbank zal bij het bepalen van de hoogte van de straf ook rekening houden met het tijdsverloop in deze zaak.
Gelet op al het voorgaande zal de rechtbank een onvoorwaardelijke jeugddetentie van dertig dagen opleggen met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.

8..Vordering benadeelde partij [naam benadeelde]/ schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde], wettelijk vertegenwoordigd door [naam 2], ter zake van het onder 1 tenlastegelegde feit.
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 7.000,- aan immateriële schade vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 december 2018, zo begrijpt de rechtbank, en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen. Ten aanzien van de hoogte van de vordering heeft de officier van justitie zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
8.2.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft bepleit dat indien de vordering wordt toegewezen deze aanzienlijk gematigd dient te worden. Het is namelijk moeilijk vast te stellen dat de benadeelde partij een behandeling nodig heeft gehad door hetgeen hem in de onderhavige zaak is overkomen of dat het te maken heeft met de problematiek die hij daarvoor al had.
8.3.
Beoordeling
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Op grond van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade aangezien er een ernstige inbreuk is gepleegd op zijn persoonlijke levenssfeer en lichamelijke integriteit. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 5.000,-, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen, met afwijzing van hetgeen aan hoofdsom meer is gevorderd.
Nu de verdachte het strafbare feit, ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader de benadeelde partij betalen is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 31 januari 2019.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 5.000,- vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. Gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte zal geen gijzeling of vervangende jeugddetentie worden toegepast.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 47, 77a, 77g, 77i, 242 en 248 van het Wetboek van Strafrecht.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten in de zaak met het parketnummer 10/680269-19 en het ten laste gelegde feit in de zaak met het parketnummer 10/680038-21 heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit in de zaak met het parketnummer 10/680269-19, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie
voor de duur van 30 (dertig) dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, dat bij eerdere beslissing is geschorst;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met zijn mededader, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde], te betalen een bedrag van
€ 5.000.- (zegge: vijfduizend euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 31 januari 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door de mededader van de verdachte aan de benadeelde partij [naam benadeelde], zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
wijst af het door de benadeelde partij [naam benadeelde] meer of anders gevorderde;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [naam benadeelde] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de
maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde] te betalen
€ 5.000,-(hoofdsom,
zegge: vijfduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 januari 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening, en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen.
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij [naam benadeelde], waaronder begrepen betaling door zijn mededader, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. L. Amperse, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. A. Verweij en J.S. van den Berge, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.J. van Heel, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 juni 2021.
De oudste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van
23 december 2018 tot en met 31 januari 2019 te Dordrecht
(meermalen) (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen,
door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met
geweld en/of bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [naam slachtoffer 1]
heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit of mede
bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam,
namelijk het
- brengen/houden van een bierflesje in de anus van die
[naam slachtoffer 1] en/of
- brengen/houden van een pen in de anus van die [naam slachtoffer 1] en/of
het geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met
geweld en/of de bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben
bestaan uit het (meermalen)
- vastpakken en/of vasthouden en/of van de bank trekken en/of omdraaien en/of
tegen/op de grond duwen van die [naam slachtoffer 1] en/of
- op de/het be(e)n(en), althans het lichaam, van die [naam slachtoffer 1] gaan en/of
blijven zitten en/of
- naar beneden trekken van de broek en/of onderbroek van die [naam slachtoffer 1] en/of
- heen en weer bewegen van genoemd(e) bierflesje en/of pen en/of
- voorbijgaan aan de (verbale en/of non-verbale) protesten van die [naam slachtoffer 1]
en/of
- feit dat er sprake was van een machtsrelatie en/of een psychisch en/of
fysiek en/of geestelijk overwicht en/of
- feit dat hij, verdachte, en/of zijn mededader (aldus) een voor die [naam slachtoffer 1]
dreigende situatie heeft/hebben doen ontstaan;
2.
hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2019 tot en met 31 januari 2019
te Dordrecht
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met
geweld en/of bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en)
[naam slachtoffer 2], heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die
bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het
lichaam, namelijk het (meermalen)
- brengen/houden van zijn vinger(s) in haar vagina en/of
- brengen/houden van zijn penis in haar vagina en/of
- betasten van haar borst(en) en/of schaamstreek en/of billen,
het geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met
geweld en/of de bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben
bestaan uit het feit dat hij, verdachte, en/of zijn mededader (meermalen)
- ( dwingend) tegen haar heeft/hebben gezegd dat zij het gewoon moest
doen en/of dat zij haar kleding uit moest trekken en/of dat zij niets tegen
haar moeder mocht zeggen, althans woorden van gelijke aard/strekking en/of
- heeft/hebben geprobeerd met een hand in haar broek te gaan en/of
- haar kleding nat heeft/hebben gemaakt en/of
- ( een) matras(sen) op de grond heeft geplaatst en/of
- haar heeft/hebben ontkleed en/of die haar zichzelf heeft/hebben doen
ontkleden en/of
- een deken van haar af heeft/hebben getrokken en/of
- condooms heeft/hebben gepakt en/of
- op haar is gaan en/of blijven zitten en/of liggen en/of
- heeft/hebben voorkomen dat zij de badkamerdeur kon afsluiten en/of
- aan haar (verbale en/of non-verbale) protesten voorbij is/zijn gegaan en/of
- dat er sprake was van afhankelijkheids- en/of machtsrelatie en/of
- dat er sprake was van een psychisch en/of fysiek en/of geestelijk overwicht
en/of
- dat hij, verdachte, en/of zijn mededader (aldus) een voor haar dreigende
situatie heeft/hebben doen ontstaan;
3.
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van
29 april 2019 tot en met 04 augustus 2019 te Dordrecht en/of
Hendrik-Ido-Ambacht, in elk geval in Nederland,
(meermalen) (telkens) [naam slachtoffer 3] heeft mishandeld door (meermalen)
- tegen haar lichaam te slaan en/of stompen en/of schoppen en/of trappen en/of
- ( met kracht) (met) een hondenriem tegen/om haar onderbeen te slaan;
680038-21
hij op of omstreeks 21 maart 2021 te Dordrecht
[naam slachtoffer 4] en/of [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 1] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en/of verkrachting,
door die die [naam slachtoffer 4] en/of die [naam slachtoffer 1] en/of die [naam slachtoffer 2] middels een chat dreigend de woorden toe te voegen
[[naam slachtoffer 1]] "ik snij je lui eraf" en/of
[[naam slachtoffer 2]] "Je kutje, die heb ik gedrukt. Als ik je buiten zie druk ik je weer"
en/of
[[naam slachtoffer 4]] "Mocht ik je zoon buiten tegen komen op straatknijp ik echt zijn
strot dicht" "ik kom je huis binnenvallen binnenkort" "ik trap je dochter ook
gewoon in dr kut" "Jou trap ik en [naam slachtoffer 1] stop ik in mn kofferbak" , althans
woorden van gelijke dreigende aard of strekking;