Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..Het verloop van de procedure
2..De vordering
3..Het verweer
4..De beoordeling
5..De beslissing
:
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak, die diende als kort geding, vorderde eiseres dat gedaagde haar eigendommen en huisdieren zou teruggeven. De procedure begon met een dagvaarding op 21 juni 2021, gevolgd door een mondelinge behandeling op 29 juni 2021. Eiseres stelde dat gedaagde zich zonder recht de macht over haar zaken en dieren had verschaft, en vorderde dat gedaagde deze binnen 24 uur na betekening van het vonnis zou teruggeven, op straffe van een dwangsom. Gedaagde betwistte de vordering en voerde aan dat zij de zaken en dieren niet meer in haar bezit had. De kantonrechter oordeelde dat eiseres een spoedeisend belang had bij haar vordering, maar dat niet voldoende aannemelijk was dat gedaagde de gevorderde zaken en dieren nog in haar bezit had. Gedaagde had verklaard dat zij de dieren had herplaatst en de spullen van eiseres had weggegooid, wat door eiseres niet werd weersproken. De kantonrechter concludeerde dat de vordering tot afgifte niet toewijsbaar was, en dat de proceskosten voor rekening van gedaagde kwamen, omdat zij nodeloos veroorzaakte kosten had veroorzaakt. De vordering werd afgewezen en gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten, met een uitvoerbaar bij voorraad verklaring.