ECLI:NL:RBROT:2021:6733

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 juli 2021
Publicatiedatum
14 juli 2021
Zaaknummer
9267869 VV21-259
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over afgifte van eigendommen en huisdieren met betwisting van bezit

In deze zaak, die diende als kort geding, vorderde eiseres dat gedaagde haar eigendommen en huisdieren zou teruggeven. De procedure begon met een dagvaarding op 21 juni 2021, gevolgd door een mondelinge behandeling op 29 juni 2021. Eiseres stelde dat gedaagde zich zonder recht de macht over haar zaken en dieren had verschaft, en vorderde dat gedaagde deze binnen 24 uur na betekening van het vonnis zou teruggeven, op straffe van een dwangsom. Gedaagde betwistte de vordering en voerde aan dat zij de zaken en dieren niet meer in haar bezit had. De kantonrechter oordeelde dat eiseres een spoedeisend belang had bij haar vordering, maar dat niet voldoende aannemelijk was dat gedaagde de gevorderde zaken en dieren nog in haar bezit had. Gedaagde had verklaard dat zij de dieren had herplaatst en de spullen van eiseres had weggegooid, wat door eiseres niet werd weersproken. De kantonrechter concludeerde dat de vordering tot afgifte niet toewijsbaar was, en dat de proceskosten voor rekening van gedaagde kwamen, omdat zij nodeloos veroorzaakte kosten had veroorzaakt. De vordering werd afgewezen en gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten, met een uitvoerbaar bij voorraad verklaring.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9267869 VV21-259
uitspraak: 2 juli 2021
vonnis in kort geding van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van:
[eiseres],
geen bekende woon- of verblijfplaats,
eiseres,
gemachtigde: mr. T.S.G. Joemman,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde],
gedaagde,
gemachtigde: mr. D. Sarikas.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘[eiseres]’ en ‘[gedaagde]’.

1..Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
de dagvaarding van 21 juni 2021 met producties;
de producties van [gedaagde];
de spreekaantekeningen van [gedaagde].
De mondeling behandeling heeft plaatsgevonden op 29 juni 2021.

2..De vordering

2.1
[eiseres] vordert dat bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, bij wijze van voorlopige voorziening, [gedaagde] wordt veroordeeld om [eiseres] binnen 24 uur na betekening van het vonnis haar eigendommen en huisdieren, zoals vermeld in productie 3 van de dagvaarding, terug te geven dan wel haar toegang te verlenen tot de woning aan de [adres], zodat zij deze kan - doen - ophalen, dit op straffe van een dwangsom ter hoogte van € 500,- voor iedere dag dat zij niet aan de veroordeling voldoet met een maximum van € 15.000,-, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten te vermeerderen met de wettelijke rente.
2.2
[eiseres] legt het volgende aan haar vordering ten grondslag. [gedaagde] heeft zich zonder recht en titel de macht over de zaken en dieren die toebehoren aan [eiseres] en haar kinderen verschaft.

3..Het verweer

3.1
[gedaagde] betwist de vordering en voert verweer waarop hierna – voor zover van belang – zal worden ingegaan.

4..De beoordeling

4.1
Bij een vordering tot het treffen van een voorlopige voorziening als de onderhavige dient te worden beoordeeld of [eiseres] een zodanig spoedeisend belang heeft dat van haar niet mag worden verwacht dat zij de uitkomst van een bodemprocedure afwacht.
4.2
[eiseres] heeft moeten constateren dat de sloten van de woning op de [adres], waar zij verbleef met haar kinderen, op 14 april 2021 door [gedaagde] zijn vervangen. Als gevolg daarvan kon [eiseres] niet meer in de woning en had zij geen toegang tot haar eigendommen en huisdieren. Voldoende is gebleken dat [eiseres] haar persoonlijke spullen per ommegaande nodig heeft. [eiseres] heeft dan ook een spoedeisend belang bij haar vordering.
4.3
De vordering van [eiseres] strekt tot teruggave van de zaken en de dieren als vermeld in productie 3 van de dagvaarding. Een dergelijke vordering is in kort geding slechts toewijsbaar indien voldoende aannemelijk is dat [gedaagde] de zaken en de dieren nog in haar bezit heeft en voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter die vordering eveneens zal toewijzen.
4.4
Dat de dieren op 14 april 2021 in de woning aanwezig waren, wordt door [gedaagde] niet betwist. [gedaagde] heeft verklaard dat zij de dieren (2 honden en 2 schildpadden) uit de woning heeft meegenomen en elders heeft ondergebracht. De honden zijn uiteindelijk op twee verschillende adressen herplaatst. [gedaagde] heeft afstand getekend voor de honden. [gedaagde] was hiertoe niet bevoegd en heeft hiermee onrechtmatig jegens [eiseres] gehandeld. De vordering strekt echter tot afgifte van de dieren en voldoende aannemelijk is geworden dat [gedaagde] hiertoe niet langer in staat is. Zij kan hiertoe dan ook niet veroordeeld worden.
4.5
[gedaagde] betwist verder dat de zaken als vermeld in productie 3 van de dagvaarding op 14 april 2021 in de woning aanwezig waren. [gedaagde] heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat zij de in de woning aangetroffen spullen van [eiseres] op 16 april 2021 heeft weggegooid. Dit is door [eiseres] niet weersproken. Ook door dit handelen heeft [gedaagde] onrechtmatig jegens [eiseres] gehandeld, maar ook hiervoor geldt dat voldoende aannemelijk is geworden dat [gedaagde] niet meer in staat is om de spullen aan [eiseres] af te geven, zodat zij hiertoe niet kan worden veroordeeld.
4.6
De conclusie luidt dat de vordering tot afgifte van de zaken en dieren gelet op het voorgaande niet toewijsbaar is.
4.7
De kantonrechter kan nodeloos veroorzaakte kosten voor rekening laten van de partij die deze veroorzaakte. Voor het eerst tijdens de mondelinge behandeling stelt [gedaagde] zich op het standpunt dat zij de dieren en zaken niet meer onder zich heeft. Had [eiseres] eerder geweten dat de zaken en dieren niet in het bezit waren van [gedaagde], dan was [eiseres] deze procedure niet gestart. De kosten zijn door haar dan ook nodeloos gemaakt. De kantonrechter acht het bovendien volstrekt onaanvaardbaar dat [eiseres] de sloten van de woning heeft vervangen en spullen van [eiseres] heeft weggegooid. Door deze handelswijze heeft zij voor eigen rechter gespeeld. De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde].

5..De beslissing

De kantonrechter
:
wijst de vordering af;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiseres] vastgesteld op € 85,- aan griffierecht en € 498,- aan salaris voor de gemachtigde, van welke bedragen het totaal rechtstreeks aan die gemachtigde dient te worden voldaan, te vermeerderen met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW ingaande 14 dagen na de datum van dit vonnis tot de dag der algehele voldoening;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Fiege en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
47636