ECLI:NL:RBROT:2021:6739

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 juli 2021
Publicatiedatum
14 juli 2021
Zaaknummer
8804503
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kwalificatie van overeenkomst in huur- of bruikleenkwestie met incident tot voeging en tussenkomst

In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam, is op 9 juli 2021 uitspraak gedaan in een incident dat voortkwam uit een civiele procedure. De eiser in de hoofdzaak, aangeduid als [eiser 1], heeft een vordering ingesteld tegen de gedaagden, [gedaagde 1] en [gedaagde 2], met betrekking tot de kwalificatie van een overeenkomst als huur- of bruikleenovereenkomst. De eiser stelt dat de overeenkomst rechtsgeldig is opgezegd door de NS en vordert ontruiming van de panden, alsook betaling van dwangsommen. De gedaagden betwisten de vorderingen en stellen dat er sprake is van huurovereenkomsten, waarbij zij rechten hebben verworven door langdurig gebruik van de panden.

Daarnaast heeft [eiser 2] zich in het incident gevoegd, met de vordering om als tussenkomende partij te worden toegelaten, omdat hij de eigenaar is geworden van een van de panden. De kantonrechter heeft geoordeeld dat [eiser 2] een voldoende belang heeft bij de tussenkomst, aangezien de uitkomst van de hoofdzaak directe gevolgen kan hebben voor zijn rechten. De vorderingen van de gedaagden tot niet-ontvankelijkheid zijn afgewezen, en de kantonrechter heeft de vordering tot tussenkomst van [eiser 2] toegewezen. De zaak is verwezen naar de rol voor het nemen van een conclusie van eis aan de zijde van [eiser 2].

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8804503 \ CV EXPL 20-35417
uitspraak: 9 juli 2021
vonnis in incident van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
[eiser 1],
wonende te [woonplaats eiser 1] ,
eiser in conventie in de hoofdzaak, verweerder in voorwaardelijke reconventie in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
gemachtigde: mr. J.B. Maliepaard, advocaat te Rotterdam,
tegen

1..[gedaagde 1] ,

2. [gedaagde 2],
beiden wonende te [woonplaats gedaagden] ,
gedaagden in conventie in de hoofdzaak, eisers in voorwaardelijke reconventie in de hoofdzaak,
verweerders in het incident,
gemachtigde: mr. S. Velthuizen, advocaat te Rotterdam.
in welke procedure heeft verzocht te worden toegelaten als tussenkomende dan wel gevoegde partij aan de zijde van [eiser 1] in de hoofdzaak:
[eiser 2],
wonende te [woonplaats eiser 2] ,
eiser in het incident,
gemachtigde: mr. J.K.S. Verhoek, advocaat te Rotterdam.
Partijen worden hierna verder aangeduid als “ [eiser 1] ”, “ [gedaagden] ” en “ [eiser 2] ”.

1..Het verloop van de procedure

Het (verdere) verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken:
  • het vonnis in het incident tot het treffen van een voorlopige voorziening en in de hoofdzaak van 19 februari 2021 alsmede de daaraan ten grondslag liggende stukken;
  • de incidentele conclusie houdende vordering tot tussenkomst althans voeging ex artikel 217 Rv van [eiser 2] ;
  • de conclusie van antwoord in de hoofdzaak tevens houdende exceptie van niet-ontvankelijkheid tevens antwoordakte in het incident tot tussenkomst/voeging tevens houdende eis in voorwaardelijke reconventie van [gedaagden] ;
  • de antwoordakte in de incidenten tevens akte vermeerder van eis in de hoofdzaak van [eiser 1] .
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2..Het geschil in de hoofdzaak

In conventie
2.1.
[eiser 1] heeft - na eisvermeerdering - gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
i. te verklaren voor recht dat de overeenkomst kwalificeert als een bruikleenovereenkomst en dat deze overeenkomst rechtsgeldig is opgezegd door de NS;
ii. [gedaagden] te veroordelen om de panden onmiddellijk, althans op een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen termijn, na betekening van het in deze te wijzen vonnis te verlaten en te ontruimen, de panden in oorspronkelijke staat geheel en leeg en ontruimd aan [eiser 1] op te leveren en daarbij alle sleutels in te leveren, en de panden na de ontruiming ontruimd en verlaten te houden, met machtiging van [eiser 1] om de ontruiming en het ontruimd houden desnoods zelf, op kosten van [gedaagden] , te bewerkstelligen, eventueel met interventie van de sterke arm van justitie en/of de politie conform het in artikel 555 en volgende jo. 444 Rv, voor welke kosten [gedaagden] hoofdelijk aansprakelijk zullen zijn, met gelasting van [gedaagden] deze kosten op het eerste verzoek aan [eiser 1] te voldoen, vermeerderd met de wettelijke rente;
iii. een verklaring voor recht dat [gedaagden] tot en met de dag van het in dezen te wijzen eindvonnis de dwangsommen ad € 113,45 per dag vanaf 31 maart 2020 hebben verbeurd;
iv. het tot en met de dag van het in dezen te wijzen eindvonnis vast te stellen, te berekenen door het aantal verstreken dagen vanaf 31 maart 2020 tot en met de dag van het in dezen te wijzen eindvonnis te vermenigvuldigen met € 113,45, en [gedaagden] hoofdelijk te veroordelen om dit aan [eiser 1] te voldoen;
v. [gedaagden] hoofdelijk te veroordelen om de na het in dezen te wijzen eindvonnis nog te verbeuren dwangsom(men) ad € 113,45 per dag tot aan de dag dat [gedaagden] de onroerende zaak plaatselijk bekend [adres 1] leeg en ontruimd onder afgifte van de sleutels aan [eiser 1] hebben opgeleverd, dan wel tot aan de dag dat de ontruiming conform artikel 555 Rv is bewerkstelligd;
i. [gedaagden] hoofdelijk te veroordelen in de kosten van deze procedure(s) één en ander te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien (14) dagen na het te dezen te wijzen vonnis;
ii. [gedaagden] hoofdelijk te veroordelen in de nakosten van deze procedure te begroten op een bedrag € 246,00 en indien betekening van het vonnis plaatsvindt te vermeerderen met een bedrag van € 82,00, nu [gedaagden] tevens een (voorwaardelijke) reconventionele vordering hebben ingesteld, één en ander te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien (14) dagen na het te dezen te wijzen vonnis;
2.2.
Aan zijn vorderingen heeft [eiser 1] - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - het volgende ten grondslag gelegd. [gedaagden] hebben met NS gebruiksovereenkomsten gesloten ten aanzien van de panden aan de [adres 2] en [adres 3] . [eiser 1] heeft met NS een koopovereenkomst gesloten met betrekking tot de panden, ten gevolge waarvan de panden op 8 april 2020 door NS aan [eiser 1] zijn geleverd. Deze overeenkomsten zijn rechtsgeldig opgezegd. [gedaagden] handelen onrechtmatig jegens [eiser 1] door zonder toestemming van [eiser 1] in de panden te verblijven en schenden daarmee het eigendomsrecht van [eiser 1] . [eiser 1] heeft het pand aan de [adres 3] nodig voor eigen gebruik. De eigendom van het pand aan de [adres 2] is op 13 augustus 2020 overgedragen aan [eiser 2] .
2.3.
Nu [gedaagden] tot op heden verzuimd hebben het pand aan de [adres 3] ontruimd en in de staat waarin deze zich bij aanvang van de overeenkomst bevond op te leveren, maakt [eiser 1] op grond van artikel 8 van de ‘gebruiksovereenkomst’ van
8 februari 1993 aanspraak op een dwangsom van € 113,45 per dag vanaf 31 maart 2020.
2.4.
[gedaagden] hebben de vorderingen van [eiser 1] betwist en hebben daartoe - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - aangevoerd dat er geen sprake is van gebruiksovereenkomsten, doch van huurovereenkomsten. Er is door partijen - NS en [gedaagden] - van meet af aan gehandeld als ware het huurovereenkomsten. Er is sprake van een bestendige handels-/gedragslijn vanuit de vorige verhuurder op grond waarvan aan [gedaagden] huurdersrechten toekomen. Hieraan is [eiser 1] gebonden. De panden worden al meer dan 35 jaar door [gedaagden] bewoond en door [gedaagden] zijn veel verbeteringen/aanvullingen verricht aan de panden, mede als tegensprestatie in verband met de huur van de woning. Partijen stond steeds een duurzame relatie voor ogen. Door NS is op meerdere wijzen en in verschillende uitlatingen erkend dat er sprake is van huur. De panden zijn voorts in verhuurde staat door NS verkocht. Bovendien hebben de panden als één object te gelden, zodat zij niet als apart kunnen worden gezien. De huurovereenkomsten zijn nimmer opgezegd.
In voorwaardelijke reconventie
2.5.
[eisers] hebben in voorwaardelijke reconventie - indien en voor zover geoordeeld wordt dat er geen sprake zou zijn van huurovereenkomsten dan wel de vorderingen in conventie van [verweerder] anderszins worden toegewezen - gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad:
I. de koopovereenkomst tussen [verweerder] en NS te vernietigen op grond van de pauliana, of
op welke grond dan ook;
II. de koopovereenkomst tussen [verweerder] en [eiser 2] te vernietigen op grond van de pauliana, of op welke grond dan ook;
III. de overeenkomst tussen [verweerder] en [eisers] in die zin aan te passen dat er sprake is van een huurovereenkomst, onder nader te bepalen voorwaarden, dan wel de overeenkomst anderszins aan te passen, zodat er sprake is van een langere ontruimingstermijn;
IV. met veroordeling van [verweerder] in de kosten, daaronder begrepen een bedrag aan salaris van de (advocaat-)gemachtigde van [eisers] , alsmede in de nakosten als bedoeld in artikel 237 lid 4 jo. 239 Rv, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis en - voor het geval voldoening niet binnen de gestelde termijn plaats vindt - te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf bedoelde termijn voor voldoening.
2.6.
Aan hun reconventionele vorderingen hebben [eisers] ten grondslag gelegd hetgeen zij in conventie (r.o. 2.4) hebben aangevoerd. In aanvulling daarop beroepen [eisers] zich op vernietiging van de koopovereenkomst tussen NS Vastgoed en [verweerder] en de koopovereenkomst tussen [verweerder] en [eiser 2] . De prijs van de panden is immers gebaseerd op de verhuurde staat en is daardoor lager dan in het geval de panden niet verhuurd waren geweest. Dit leidt tot een benadeling van schuldeisers, waaronder [eisers] Zij lijden immers schade door onderhavige procedure en door het frustreren van hun eerste recht op koop van de panden.

3..Het geschil in het incident

In het incident tot niet-ontvankelijkheid
3.1.
[verweerders] vorderen bij conclusie van antwoord dat [verweerder] in zijn vorderingen aangaande de [adres 2] , geheel of gedeeltelijk, niet ontvankelijk te verklaren, althans de vorderingen (geheel of gedeeltelijk) aan hem te ontzeggen, althans deze af te
wijzen, althans deze aan te passen c.q. te matigen, met veroordeling van [verweerder] in de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente;
3.2.
[verweerders] hebben hieraan - voor zover van belang in het incident - het volgende ten grondslag gelegd. [eiser 2] heeft op 13 augustus 2020 de eigendom van het pand aan de [adres 2] overgenomen. [verweerder] is derhalve geen eigenaar of rechthebbende meer ten aanzien van dit pand. Nu [eiser 2] heeft gesteld zijn eigen gepretendeerde rechten te willen uitoefenen, heeft de gestelde volmacht van [verweerder] om namens [eiser 2] te mogen procederen geen werking meer.
3.3.
[verweerder] heeft erkend dat hij onbevoegd is ten aanzien van het pand aan de [adres 2] vorderingen in te stellen en refereert zich aan het oordeel van de kantonrechter.
In het incident tot tussenkomst/voeging ex artikel 217 Rv
3.4.
[eiser 2] heeft in het incident gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, primair hem toe te staan tussen te komen in de hoofdzaak ex artikel 217 Rv en subsidiair hem in de toe te staan als gevoegde partij in de hoofdzaak aan de zijde van [verweerder] ex artikel 217 Rv, met veroordeling van [verweerders] in de proceskosten.
3.5.
Aan zijn vordering heeft [eiser 2] - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - het volgende ten grondslag gelegd. [verweerder] heeft het pand aan de [adres 2] verkocht en geleverd aan [eiser 2] . Daarmee is [eiser 2] de nieuwe eigenaar geworden van het pand. [verweerder] heeft geen direct belang (meer) bij hetgeen door hem gevorderd is ten aanzien van het betreffende pand. [eiser 2] wenst dat het door hem gekochte pand leeg en ontruimd wordt opgeleverd, zodat hij recht en belang heeft bij tussenkomst dan wel voeging in de hoofdzaak. [eiser 2] zal, als eigenaar van het pand aan de [adres 2] , bij afwijzing van de vorderingen van [eiser 1] rechtstreeks in zijn belang worden geraakt. [eiser 2] wenst voorts zelfstandig vorderingen jegens [verweerders] in te stellen, waaronder een vordering tot schadevergoeding.
3.6.
Gelet op de stand van de procedure in de hoofdzaak en gelet op de inhoud van de processtukken zal toewijzing van de incidentele vordering van [eiser 2] niet of nauwelijks tot vertraging van de procedure leiden. Daarnaast is om proceseconomische redenen toewijzing geïndiceerd, zodat [eiser 2] geen separate procedure jegens [verweerders] aanhangig hoeft te maken.
3.7.
[verweerder] stelt zich op het standpunt dat er, ter voorkoming van twee totaal verschillende uitspraken, aanleiding bestaat om [eiser 2] tussen te laten komen in de hoofdzaak. [verweerder] stelt dat dit niet in strijd is met de eisen van een goede procesorde en dat belangen van [verweerders] hierdoor niet worden geschaad.
3.8.
[verweerders] refereren zich ten aanzien van de incidentele vordering van [eiser 2] aan het oordeel van de kantonrechter. Zij voeren evenwel verweer tegen de gevorderde proceskostenveroordeling in het incident. Het is de keuze van [verweerder] en [eiser 2] geweest hangende de procedure in de hoofdzaak de eigendomsverhoudingen te wijzigen. De noodzaak van het incident is dan ook volledig te wijten aan het handelen van [verweerder] en [eiser 2] .

4..De beoordeling van de vorderingen in de incidenten

Het incident tot niet-ontvankelijkheid
4.1.
[verweerders] hebben gesteld dat, nu [eiser 2] op 13 augustus 2020 de eigendom van het pand aan de [adres 2] heeft overgenomen, [verweerder] geen eigenaar of rechthebbende meer is ten aanzien van dit pand en dientengevolge niet-ontvankelijk is in zijn vorderingen. De kantonrechter is van oordeel dat dit een vordering betreft die zich niet leent voor behandeling in incident, maar dat als principaal verweer in de hoofdzaak naar voren dient te worden gebracht. Gelet hierop zullen [verweerders] niet-ontvankelijk worden verklaard in het incident tot niet-ontvankelijkheid.
4.2.
[verweerders] worden, als de in het ongelijk gestelde partij, veroordeeld in de proceskosten van [verweerder] . Gelet op de geringe omvang van de antwoordakte van [verweerder] op dit punt, worden de proceskosten aan de zijde van [verweerder] tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Het incident tot tussenkomst/voeging ex artikel 217 Rv
4.3.
[eiser 2] heeft zijn vordering gebaseerd op artikel 217 Rv., dat bepaalt dat ieder die een belang heeft bij een tussen andere partijen aanhangig geding, kan vorderen zich daarin te mogen voegen of daarin te mogen tussenkomen. [eiser 2] heeft primair gevorderd hem toe te staan te mogen tussenkomen in de hoofdzaak.
4.4.
Een partij kan in een aanhangig geding tussenkomst vorderen indien zij een eigen vordering wenst in te stellen tegen (één van) de procederende partijen en voldoende belang heeft zich met dat doel te mengen in het aanhangige geding in verband met de nadelige gevolgen die zij van de uitspraak in de hoofdzaak kan ondervinden. Dat belang kan erin bestaan dat in verband met de gevolgen die de uitspraak in de hoofdzaak kan hebben, benadeling of verlies van een recht van de tussenkomende partij dreigt, dan wel diens positie anderszins kan worden benadeeld. Onder nadelige gevolgen wordt in dit verband verstaan: de feitelijke of juridische gevolgen die de toe- dan wel afwijzing van de in de procedure ingestelde vordering(en) of het gezag van gewijsde van de in die procedure gegeven eindbeslissingen zal kunnen hebben voor degene die de tussenkomst vordert. De mogelijkheid van tussenkomst ziet op het tegengaan van die nadelige gevolgen.
4.5.
Aan de toewijsbaarheid van een vordering tot tussenkomst kunnen niettemin de eisen van een goede procesorde in de weg staan (HR 28 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:768). Zulks is, onder meer, het geval als toewijzing van de verzochte tussenkomst tot een onredelijke vertraging van de hoofdzaak zou leiden.
4.6.
[eiser 2] heeft gesteld dat hij, bij afwijzing van de vorderingen van [verweerder] in de hoofdzaak, rechtstreeks in zijn belang wordt geraakt. Bovendien wenst [eiser 2] zelfstandig vorderingen in te stellen jegens [verweerders] Als volgt wordt overwogen.
4.7.
Gelet op het feit dat ten aanzien van het pand aan de [adres 2] - waarvan [eiser 2] thans eigenaar is - sprake is van een gelijksoortige overeenkomst als ten aanzien van het pand aan de [adres 3] - waarvan [verweerder] eigenaar is - en ten aanzien van beide panden nagenoeg hetzelfde feitencomplex van toepassing is, is niet uitgesloten dat een oordeel over de vraag of er ten aanzien van de [adres 3] sprake is van een huurovereenkomst of een gebruiksovereenkomst, eveneens (nadelige) gevolgen zal hebben voor de (juridische) status van het pand aan de [adres 2] . Daarbij wordt tevens in aanmerking genomen dat partijen twisten over de vraag of beide panden als één geheel dienen te worden beschouwd. Ook met het oog daarop bestaat de mogelijkheid dat een uitspraak ten aanzien van het pand aan de [adres 3] (nadelige) gevolgen kan hebben voor het pand aan de [adres 2] . Naar het oordeel van de kantonrechter blijkt hieruit in voldoende mate dat [eiser 2] er belang bij heeft om tussen te mogen komen in de hoofdzaak.
4.8.
Van een onredelijke vertraging van de hoofdzaak is, gelet op de stand van de procedure, naar het oordeel van de kantonrechter geen sprake, zodat de eisen van een goede procesorde niet aan toewijzing van de vordering tot tussenkomst in de weg staan. De incidentele vordering tot tussenkomst zal dan ook worden toegewezen. Aan de bespreking van de subsidiair gevorderde voeging wordt derhalve niet meer toegekomen.
4.9.
De noodzaak van het onderhavige incident is veroorzaakt door het feit dat [eiser 2] en [verweerder] , hangende de procedure in de hoofdzaak, zijn overgegaan tot de eigendomsoverdracht van het pand aan de [adres 2] aan [eiser 2] . [verweerders] valt in dat licht bezien, ondanks de toewijzing van het incident, geen verwijt te maken. Om die reden zal [eiser 2] in de kosten van de procedure worden veroordeeld. Gelet op het feit dat [verweerders] zich aan het oordeel van de kantonrechter hebben gerefereerd worden de kosten van [verweerders] tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
4.10.
De hoofdzaak zal worden verwezen naar de rol voor het nemen van een conclusie van eis aan de zijde van [eiser 2] . Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

5..De beslissing

De kantonrechter:
in het ontvankelijkheidsincident
verklaart [verweerders] niet-ontvankelijk in het incident tot niet-ontvankelijkheid;
veroordeelt [verweerders] in de kosten van het incident, aan de zijde van [verweerder] tot op heden begroot op nihil;
in het incident tot tussenkomst/voeging ex artikel 217 Rv
staat [eiser 2] toe om in de hoofdzaak tussen te komen;
veroordeelt [eiser 2] in de kosten van het incident, aan de zijde van [verweerders] tot op heden begroot op nihil;
in de hoofdzaak
verwijst de zaak naar de rol van
donderdag 5 augustus 2021 te 14.30 uurvoor het nemen van een conclusie van eis aan de zijde van [eiser 2] ;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.L.M. van der Wildt en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
44487