ECLI:NL:RBROT:2021:6758

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 juli 2021
Publicatiedatum
14 juli 2021
Zaaknummer
C/10/619215 / KG ZA 21-420
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tenuitvoerlegging van een uitvoerbaar bij voorraad verklaarde verdelingsbeslissing in een echtscheidingszaak

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, betreft het een kort geding waarin de eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. C.E. van der Starre, vorderingen heeft ingesteld tegen de gedaagde, vertegenwoordigd door jhr. mr. W. van der Meer de Walcheren. De partijen zijn in gemeenschap van goederen gehuwd en zijn in 2018 feitelijk uit elkaar gegaan. De rechtbank heeft op 25 maart 2021 de echtscheiding uitgesproken en nevenvoorzieningen getroffen, waaronder de verdeling van de huwelijksgemeenschap. De beschikking van 25 maart 2021 is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de verdeling van de gemeenschap direct uitgevoerd kan worden, ook al is er hoger beroep ingesteld door de gedaagde.

De eiser vordert in dit kort geding dat de gedaagde haar medewerking verleent aan de verkoop van de echtelijke woning, die sinds januari 2019 door de gedaagde wordt bewoond. De rechtbank heeft in eerdere rechtsoverwegingen overwogen dat de woning moet worden verkocht en dat de gedaagde medewerking moet verlenen aan deze verkoop. De gedaagde heeft verweer gevoerd en stelt dat zij in staat is de woning te financieren en deze in eigendom te verkrijgen, wat door de rechtbank als een executiegeschil wordt beoordeeld.

De voorzieningenrechter heeft de belangen van beide partijen afgewogen en geconcludeerd dat de belangen van de eiser bij de verkoop van de woning zwaarder wegen dan die van de gedaagde om in de woning te blijven. De vorderingen van de eiser zijn toegewezen, met de bepaling dat de gedaagde een termijn van drie maanden krijgt om de woning over te nemen. Tevens is een dwangsom opgelegd voor het geval de gedaagde niet aan de veroordelingen voldoet. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/619215 / KG ZA 21-420
Vonnis in kort geding van 13 juli 2021
in de zaak van
[naam eiser],
wonende te [woonplaats eiser] ,
eiser,
advocaat mr. C.E. van der Starre te Oostvoorne,
tegen
[naam gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde,
advocaat jhr. mr. W. van der Meer de Walcheren te Utrecht.
Partijen worden hierna [naam eiser] en [naam gedaagde] genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 3 juni 2021 met producties 1 tot en met 5
  • 2 producties van [naam gedaagde]
  • de mondelinge behandeling gehouden op 30 juni 2021
  • de pleitnota van [naam gedaagde] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De feiten

2.1.
Partijen zijn op 3 juni 2006 met elkaar gehuwd in gemeenschap van goederen. Partijen zijn feitelijk in augustus/september 2018 uit elkaar gegaan. Bij beschikking van 25 maart 2021 van deze rechtbank is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. De echtscheidingsbeschikking is nog niet ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
2.2.
In de echtscheidingsbeschikking zijn tevens nevenvoorzieningen getroffen. Ten aanzien van die voorzieningen is de beschikking van 25 maart 2021 uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De rechtbank heeft onder meer de wijze van verdeling van de huwelijksgemeenschap gelast.
2.3.
Tijdens huwelijk hebben partijen de woning aan de [adres 1] (hierna: de Woning) in eigendom verkregen. De Woning behoort tot de te verdelen gemeenschap. De Woning wordt sinds januari 2019 bewoond door [naam gedaagde] .
2.4.
Ten aanzien van de verdeling van de Woning is in de beschikking van 25 maart 2021 onder 2.6.20 tot en met 22 het volgende overwogen en onder 3.3. en 3.4 het volgende beslist:

Woning, gelegen aan de [adres 1]
2.6.20.
De vrouw wil een termijn om te onderzoeken of zij een toedeling van de woning aan haar kan financieren. De man maakt daar bezwaar tegen. Hij verzoekt - kort samengevat - te bepalen dat de vrouw gelast wordt haar medewerking te verlenen aan de verkoop en levering van de woning, op straffe van een dwangsom.
2.6.21.
De rechtbank gaat er, met de man, vanuit dat de vrouw de woning niet zal kunnen financieren. Daarbij is in aanmerking genomen dat de vrouw geen zelfstandige inkomsten heeft en dat het overbedelingsbedrag, afgezet tegen een waarde van de woning - een bedrag van ruim vier ton - daarvoor onvoldoende zal zijn. De vrouw verblijft al geruime tijd in de woning, zodat het verzoek van de man om thans tot verkoop over te gaan niet onredelijk is.
2.6.22.
De echtelijke woning zal derhalve in het kader van de verdeling moeten worden verkocht. Met de verkoopopbrengst van de woning en de opbrengst van de spaarrekening die is gekoppeld aan de hypothecaire lening, wordt de hypothecaire lening afgelost. Als na aflossing een hypothecaire schuld resteert, dragen partijen deze gelijkelijk. Als na aflossing een overwaarde resteert, verdelen partijen deze gelijkelijk.
(…)

3..De beslissing

De rechtbank:
(…)
3.3.
gelast de wijze van verdeling van de gemeenschap zoals weergegeven onder de rechtsoverwegingen 2.6.4 tot en met 2.6.22;
3.4
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad, behalve ten aanzien van de echtscheiding;
(…)”
2.5.
[naam gedaagde] heeft tegen de beschikking van 25 maart 2021 op 24 juni 2021 hoger beroep ingesteld.

3..Het geschil

3.1.
[naam eiser] vordert (zakelijk weergegeven) om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad en op de minuut:
[naam gedaagde] te veroordelen om haar medewerking te verlenen aan de verkoop van de Woning door binnen 7 dagen na de betekening van het in deze te wijzen vonnis de opdracht tot verkoop van de Woning te verstrekken aan RE/MAX Makelaarsgroep te Barendrecht, [naam] , en om haar medewerking te verlenen aan het in de Woning toelaten van de makelaar voor het bezichtigen daarvan teneinde de vraag-prijs te bepalen en foto’s te maken voor de verkoopadvertenties en om de makelaar de sleutels van de Woning te verschaffen;
[naam gedaagde] te gelasten om binnen 3 werkdagen na een daartoe strekkend verzoek van de makelaar haar medewerking te verlenen aan het in de Woning toelaten van de makelaar en potentiële kopers die tezamen met de makelaar de Woning willen bezichtigen;
[naam gedaagde] te gelasten om de Woning schoon en opgeruimd te houden tijdens bezich-tigingen;
[naam gedaagde] te verbieden om, bij de bezichtigingen van de Woning van de makelaar met geïnteresseerde kopers, in de Woning en/of in de bij de Woning behorende tuin aan-wezig te zijn;
[naam gedaagde] te gelasten om akkoord te gaan met een bod van potentiële kopers dat volgens de met opdracht tot verkoop belaste makelaar marktconform is en, voor het geval [naam gedaagde] hiertoe in gebreke blijft, te bepalen dat, indien een marktconform bod wordt gedaan waarvan de makelaar adviseert dat te accepteren, het in deze te wijzen vonnis de toestemming en/of wilsverklaring en/of handtekening van [naam gedaagde] voor de acceptatie van dat bod zal vervangen;
[naam gedaagde] te gelasten haar medewerking te verlenen aan het notarieel transport van de Woning en te bepalen dat, indien zij in gebreke blijft hiermee, het in deze te wijzen vonnis in de plaats komt van de toestemming en/of wilsverklaring en/of handtekening van [naam gedaagde] bij het na verkoop van de Woning via de notaris overdragen van de eigen-dom van de Woning;
[naam gedaagde] te gelasten de Woning ten minste 3 dagen voor de notariële levering aan der-den tezamen met al haar eigendommen te verlaten en de Woning leeg en veegschoon op te leveren;
[naam gedaagde] te veroordelen om binnen zeven dagen na de betekening van het in deze te wijzen vonnis over te gaan tot overlegging aan [naam eiser] van de bankafschriften van bankrekening [bankrekeningnummer] met betrekking tot de periode van 1 januari 2019 tot en met 6 juni 2019;
te bepalen dat [naam gedaagde] na de betekening van het in deze te wijzen vonnis een dwang-som verbeurt aan [naam eiser] van € 1.000,00 per dag of dagdeel dat zij in gebreke blijft in de nakoming van het onder sub 1 tot en met 8 gevorderde;
althans zodanige voorzieningen te treffen als U.E. voorzieningenrechter in goede justitie vermeent te behoren;
[naam gedaagde] te veroordelen in de kosten van het geding, een bedrag aan salaris voor de ad-vocaat van [naam eiser] daaronder begrepen.
3.2.
[naam gedaagde] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4..De beoordeling

De Woning aan de [adres 1] - de vorderingen onder 3.1 sub 1 tot en met 7 en 9

4.1.
Voor wat betreft de wijze van verdeling van de bestanddelen die tot de huwelijksgoederengemeenschap van partijen behoren is in de op dat punt uitvoerbaar bij voorraad verklaarde beschikking van 25 maart 2021 overwogen en beslist. Bij de tenuitvoerlegging van de verdelingsbeslissing kan, anders dan [naam gedaagde] meent, in beginsel worden aangenomen dat [naam eiser] voldoende spoedeisend belang heeft. Daarbij wordt het in zaken als deze gehanteerde uitgangspunt dat van een deelgenoot niet kan worden verlangd dat hij of zij tegen zijn of haar zin in een onverdeeldheid blijft in aanmerking genomen.
4.2.
[naam eiser] kan dus, in rechte, ook hangende het hoger beroep, tenuitvoerlegging van de gelaste verdeling vorderen, waaraan hij voor wat betreft (het verkoopproces van) de Woning met de vorderingen onder 3.1 sub 1 tot en met 7 gevolg heeft gegeven.
4.3.
Aannemelijk is dat [naam gedaagde] feitelijk weigert haar medewerking te verlenen aan de in de beschikking gelaste wijze van verkoop van de Woning aan een derde. Ter verweer heeft [naam gedaagde] aangevoerd dat de executie van de beschikking van 25 maart 2021 voor wat betreft de wijze van verdeling van de Woning moet worden geschorst, omdat zij in de gelegenheid is de Woning te financieren en geheel in eigendom te verkrijgen, daar waar de rechter er in gemelde beschikking van uitging dat zij daartoe niet in staat was. Volgens [naam gedaagde] is daarom sprake van een misslag. Gelet op dit verweer ziet de voorzieningenrechter aanleiding het geschil te beoordelen langs de lijnen van het toetsingskader voor een executiegeschil.
4.4.
Uitgangspunt in een executiegeschil is dat een veroordeling, hangende een daartegen ingesteld rechtsmiddel, uitvoerbaar dient te zijn en zonder de voorwaarde van zekerheidstelling ten uitvoer kan worden gelegd. Daarbij moet worden uitgegaan van de beslissingen in de ten uitvoer te leggen uitspraak en de daaraan ten grondslag liggende vastgestelde feiten en oordelen. De kans van slagen van het aangewende of nog aan te wenden rechtsmiddel blijft buiten beschouwing, tenzij sprake is van een kennelijke misslag. Wanneer de beslissing over de uitvoerbaarheid bij voorraad in de ten uitvoer te leggen uitspraak is gemotiveerd, moet de partij die schorsing bepleit, afgezien van het geval dat deze beslissing berust op een kennelijke misslag, feiten en omstandigheden ten grondslag leggen die zich na de betrokken uitspraak hebben voorgedaan en die volgens die partij rechtvaardigen dat van de eerdere beslissing wordt afgeweken. Echter, een afweging van de belangen van partijen en/of derden of het algemeen belang kan tot een ander oordeel leiden.
4.5.
In dit geval is sprake van een beschikking waartegen [naam gedaagde] een rechtsmiddel heeft ingesteld. De beslissing over de uitvoerbaarheid bij voorraad van de gelaste verdeling is in de beschikking niet gemotiveerd. Verder is, anders dan [naam gedaagde] heeft betoogd, niet gebleken dat sprake is van een kennelijke misslag. Dat [naam gedaagde] het niet eens is met de beslissing op het punt van haar financieringsmogelijkheden is iets anders dan dat de rechter in de beschikking van 25 maart 2021 voor wat betreft de verdelingsbeslissing een evidente misslag heeft begaan. De beoordeling van dat inhoudelijke punt dient in hoger beroep aan de orde te komen.
In die situatie zijn de vorderingen van [naam eiser] toewijsbaar als er omstandigheden zijn die meebrengen dat zijn belang bij de tenuitvoerlegging van de beschikking zwaarder weegt dan het belang van [naam gedaagde] bij behoud van de bestaande toestand totdat op het door haar ingestelde hoger beroep is beslist.
4.6.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de belangen van [naam eiser] die met (de aanzet tot) het finaliseren van de verdeling van de Woning worden gediend evident zijn en als zwaarwegend dienen te worden aangemerkt. Tegelijkertijd kan het woonbelang van [naam gedaagde] niet worden veronachtzaamd. [naam gedaagde] heeft gesteld dat zij inmiddels een financier heeft gevonden die de op de Woning rustende hypotheek van € 390.000,00 wil oversluiten, zodat [naam eiser] uit de hoofdelijke aansprakelijkheid kan worden ontslagen, en die tevens bereid is de overwaarde van de Woning voor zover die aan [naam eiser] toekomt aan hem uit te keren. Ter onderbouwing heeft [naam gedaagde] een brief overgelegd van Geste Adviseurs, waarin melding wordt gemaakt van de bereidheid van “een cliënt” van haar ( [naam bedrijf] ) om de hypotheekschuld over te nemen. Tijdens de zitting heeft [naam gedaagde] verklaard dat die bereidheid ook betrekking heeft op uitkering van het aan [naam eiser] toekomende deel van de overwaarde. Relevant is dat [naam eiser] onderschrijft dat zijn feitelijke belang bij de vorderingen op korte termijn gelegen is in het opheffen van zijn (hoofdelijke) aansprakelijkheid voor de eigenaarslasten en de hypotheek. [naam eiser] heeft verder geen steekhoudende argumenten aangevoerd tegen de overname door [naam gedaagde] van zijn aandeel in de Woning in plaats van de verkoop van de Woning aan een derde. Wel bestaat discussie tussen partijen over de te hanteren peildatum en de hoogte van de overwaarde. [naam gedaagde] is van mening dat zij het aandeel van [naam eiser] in de Woning tegen de lagere waarde op de in de beschikking genoemde peildatum mag overnemen; [naam eiser] gaat bij een overdracht aan [naam gedaagde] uit van een koopprijs gebaseerd op de actuele marktwaarde. De voorzieningenrechter volgt [naam eiser] op dit punt in zijn visie. Relevant in dat verband is dat als de Woning overeenkomstig de - nog zeer recente - beschikking van 25 maart 2021 aan (een) derde(n) wordt verkocht de verkoop zonder meer zal plaatsvinden tegen de actuele marktwaarde. Aannemelijk is dan dat, gelet op de huidige marktomstandigheden, een fikse overwaarde zal worden gegenereerd.
4.7.
Alles afwegende zal de voorzieningenrechter als volgt beslissen. De vorderingen van [naam eiser] worden toegewezen, met dien verstande dat aan [naam gedaagde] alsnog een termijn (drie maanden) gegund wordt om de Woning alsnog over te nemen. Daarbij mag van [naam eiser] worden verwacht dat hij aan de overname van de Woning door [naam gedaagde] zal meewerken indien die overname geschiedt tegen de actuele marktwaarde. Omdat geen reden bestaat om aan die medewerking te twijfelen, behoeft dit niet in het dictum te worden opgenomen. Met deze voorziening wordt enerzijds bereikt dat [naam eiser] binnen afzienbare termijn zal kunnen zijn ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypotheekschuld, terwijl anderzijds [naam gedaagde] een redelijke termijn krijgt om de Woning alsnog te behouden, waarbij zoveel mogelijk wordt aangesloten bij de beslissingen in de beschikking van 25 maart 2021. Zal [naam gedaagde] de Woning te zijner tijd alsnog moeten verlaten, dan staat daar een aandeel in een hogere overwaarde tegenover. De door [naam eiser] onder 3.1 sub 9 gevorderde dwangsom verbonden aan de van [naam gedaagde] te vergen medewerking aan een gunstig verkoopproces (als bedoeld onder 3.1 sub 1 tot en met 4 en sub 7) wordt beperkt en gemaximeerd toegewezen. Indien [naam gedaagde] in gebreke blijft medewerking te verlenen aan het gevorderde onder 3.1 sub 5 en 6, treedt dit vonnis in de plaats van haar wilsverklaring daartoe.
De afgifte van bankafschriften - de vorderingen onder 3.1 sub 8 en 9
4.8.
Partijen twisten over de in de beschikking van 25 maart 2021 gehanteerde wijze van financiering en verdeling van (de overwaarde van) de in 2019 verkochte gemeenschappelijke woning aan de [adres 2] . Dit materiële twistpunt dient bij uitstek in hoger beroep aan de orde te komen. Daarmee is voor de in dit kort geding gevorderde - onomkeerbare - afgifte van bankafschriften van bankrekeningnummer [bankrekeningnummer] van [naam gedaagde] over de periode van 1 januari 2019 tot en met 6 juni 2019, op welk rekeningnummer de nog (nader) te verdelen verkoopopbrengst gestort zou zijn, op dit moment nog geen plaats.
Tenuitvoerlegging op de minuut en de proceskostenveroordeling
4.9.
De gevraagde tenuitvoerlegging op de minuut wordt afgewezen, omdat de bevoegdheid van de voorzieningenrechter daartoe afgeschaft is per 1 januari 2002.
4.10.
Gelet op de relatie tussen partijen worden de proceskosten tussen hen gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5..De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt [naam gedaagde] om vanaf drie maanden na betekening van dit vonnis haar medewerking te verlenen aan de verkoop en levering van de Woning gelegen aan de [adres 1] aan (een) derde(n), waartoe zij in ieder geval:
haar medewerking dient te verlenen aan de verkoop van de Woning door binnen 7 da-gen na verloop van de termijn van drie maanden na betekening van dit vonnis de op-dracht tot verkoop van de Woning te verstrekken aan RE/MAX Makelaarsgroep te Barendrecht ( [naam] ), en haar medewerking dient te verlenen aan het in de Woning toelaten van de makelaar voor het bezichtigen daarvan teneinde de vraag-prijs te bepalen en foto’s te maken voor de verkoopadvertenties en om de makelaar de sleutels te verschaffen van de Woning;
binnen 3 werkdagen na een daartoe strekkend verzoek van de makelaar haar medewer-king dient te verlenen aan het in de Woning toelaten van de makelaar en potentiële ko-pers die tezamen met de makelaar de Woning willen bezichtigen;
de Woning schoon en opgeruimd dient te houden tijdens bezichtigingen;
bij de bezichtigingen van de Woning van de makelaar met geïnteresseerde kopers niet in de Woning en/of in de bij de Woning behorende tuin aanwezig is;
akkoord dient te gaan met een bod van potentiële kopers dat volgens de met opdracht tot verkoop belaste makelaar marktconform is;
haar medewerking dient te verlenen aan het notarieel transport van de Woning; en
de Woning ten minste 3 dagen voor de notariële levering aan derden tezamen met al haar eigendommen dient te verlaten en leeg en veegschoon op te leveren;
5.2.
veroordeelt [naam gedaagde] om aan [naam eiser] een dwangsom te betalen van € 500,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij niet aan de in 5.1 sub a tot en met d en g uitgesproken hoofdveroordelingen voldoet, tot een maximum van totaal € 50.000,00 is bereikt,
5.3.
bepaalt dat, indien [naam gedaagde] niet voldoet aan de in 5.1 sub e en f uitgesproken hoofdveroordelingen, dit vonnis op de voet van artikel 3:300 lid 2 BW in de plaats treedt van de wilsverklaring van [naam gedaagde] voor de aanvaarding van een volgens de makelaar marktconform bod van de potentiële koper(s) van de Woning en/of de totstandkoming van de schriftelijke koopovereenkomst en/of de notariële akte van levering;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th. Veling en in het openbaar uitgesproken op 14 juli 2021.1734/1980