Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.De procedure
- mevrouw [naam 2] , werkzaam bij de Kredietbank Rotterdam (hierna: schuldhulpverlening);
- mevrouw [naam 3] , werkzaam bij Ambulante Begeleiding Rotterdam (hierna: mentor/beschermingsbewindvoerder).
Rechtbank Rotterdam
Op 2 juli 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker, een inwoner van Rotterdam, een verzoek heeft ingediend om de gemeente Rotterdam te bevelen in te stemmen met een door hem aangeboden schuldregeling. Verzoeker had eerder een schuldsaneringsregeling aangevraagd en bood een regeling aan zijn schuldeisers aan, waarbij hij een percentage van zijn schulden zou aflossen. De gemeente Rotterdam weigerde echter in te stemmen met deze regeling, omdat een van haar vorderingen dateert van na 1 januari 2013 en volgens gemeentebeleid niet tegen finale kwijting meegenomen mag worden. Tijdens de zitting op 25 juni 2021 was verzoeker niet verschenen, maar zijn schuldhulpverlening en mentor waren wel aanwezig.
De rechtbank heeft de situatie van verzoeker beoordeeld, waarbij werd vastgesteld dat hij onder begeleiding staat en momenteel geen inkomen heeft dat hoger is dan zijn uitkering op basis van de Participatiewet. De rechtbank oordeelde dat de gemeente Rotterdam in redelijkheid niet kon weigeren in te stemmen met de schuldregeling, gezien het feit dat tien van de elf schuldeisers akkoord waren gegaan met het voorstel. De rechtbank concludeerde dat de belangen van verzoeker en de overige schuldeisers zwaarder wegen dan die van de gemeente Rotterdam. Daarom werd het verzoek om de gemeente te bevelen in te stemmen met de schuldregeling toegewezen, en werd de gemeente Rotterdam veroordeeld in de kosten van de procedure, die op nihil werden begroot.
De rechtbank stelde vast dat er nu een gedwongen schuldregeling is afgekondigd, die de vrijwillige instemming van de schuldeisers vervangt. Dit betekent dat verzoeker kan doorgaan met het betalen van zijn schulden, en het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling werd afgewezen. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door rechter C.G.E. Prenger, met griffier A.A. Dadzie aanwezig.