Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.De procedure
- verzoeker;
- de heer [naam 2] , werkzaam bij de Kredietbank Rotterdam
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 18 juni 2021 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van een gedwongen schuldregeling door verzoeker, die in financiële problemen verkeert. Verzoeker heeft een schuldregeling aangeboden aan zijn schuldeisers, waaronder ING Bank N.V., maar deze laatste heeft geweigerd in te stemmen met het aanbod. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker in staat is om (parttime) betaalde arbeid te verrichten, maar dat hij sinds het begin van het minnelijk traject niet heeft gewerkt of gesolliciteerd. Dit heeft geleid tot de conclusie dat verzoeker zich niet maximaal heeft ingespannen voor zijn schuldeisers.
De rechtbank heeft de belangen van ING, die 65,8% van de totale schuldenlast vertegenwoordigt, zwaarder laten wegen dan die van verzoeker en de overige schuldeisers. De rechtbank oordeelt dat het aanbod van verzoeker niet het uiterste is waartoe hij financieel in staat moet worden geacht, en dat er meer waarborgen zijn in een wettelijk schuldsaneringstraject. Daarom heeft de rechtbank het verzoek om ING te bevelen in te stemmen met de schuldregeling afgewezen. De rechtbank zal in een aparte beslissing op het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling beslissen.