Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..De procedure
Skype voor Bedrijven;
2..De feiten
(…)
Dit document is het definitieve contract, waarin de tot nu toe gemaakte afspraken over het partnership tussen bunq en VANAD Engage omtrent de supportwerkzaamheden zijn vastgelegd. Nog niet alle data is inzichtelijk, waardoor de definitieve uitgangspunten omtrent SLA [service level agreement] en bijbehorende KPI’s [key performance indicators] op een later moment, na de scan, worden vastgesteld. Deze uitgangspunten worden als addendum toegevoegd aan dit document.
Tijdens deze fase wordt bepaald wat de indicatie is van de Total Cost of Ownership op jaarbasis. Op basis van deze indicatie starten we met een fixed fee per maand, die per maand herijkt wordt (…)”
key performance indicators(prestatienormen) te komen.
tickets(klantvragen), de
orphan time(gemiddelde oppaktijd van een klantvraag), de afhandeltijd en de klanttevredenheid. Op 30 januari 2019 hebben (enkele medewerkers) van Vanad en Bunq een bespreking gehouden op het kantoor van Vanad om de eerste informatie en resultaten van [naam platform] te bespreken.
Orphan TimeThe waiting time went above 20 minutes for 4-5 times. (…), they should be able to be efficient enough to ensure that waiting time is at least below 20 minutes.
3..Het geschil
in conventie
4..De beoordeling in conventie en reconventie
- partijen zijn op 30 januari 2019 overeengekomen dat per 1 maart 2019 gefactureerd zou worden op basis van
- Vanad heeft niet voldaan aan de overeengekomen
- de Basisovereenkomst is vernietigbaar op grond van dwaling omdat Bunq onder een onjuiste voorstelling van zaken met Vanad is gaan samenwerken. Voorafgaand aan de samenwerking heeft Vanad te rooskleurige toezeggingen met betrekking tot het uitvoeren van de supportwerkzaamheden gedaan en heeft die toezeggingen niet kunnen waarmaken. Op deze grond moet Vanad alle reeds door Bunq betaalde bedragen terugbetalen en komt de grondslag van de facturen waarvan Vanad nakoming vordert te vervallen;
- Bunq komt een beroep op ontbinding van de Basisovereenkomst toe omdat Vanad is tekortgeschoten in de uitvoering van de aan haar verstrekte opdracht. Vanad moet alle reeds door Bunq betaalde bedragen terugbetalen op grond van de ongedaanmakingsverbintenis (artikel 6:271 BW);
- Vanad heeft de Basisovereenkomst op onregelmatige wijze beëindigd;
- Vanad heeft in strijd met de afspraken per 1 maart 2019 gefactureerd op uurbasis (in plaats van op basis van productiviteit) en heeft daarnaast een bedrag van € 150.178,00 (inclusief btw) teveel in rekening gebracht. Ook heeft Vanad ten onrechte de bedragen voor herhaaltickets in rekening gebracht;
- Vanad heeft ten onrechte de in rekening gebrachte en de door Bunq aan haar betaalde
- Bunq heeft schade geleden als een gevolg van het handelen van Vanad. Die schade bestaat onder meer uit de kosten van het inschakelen van Webhelp Groningen (nadat Vanad haar werkzaamheden op onregelmatige en/of onrechtmatige wijze per 1 juli 2019 heeft beëindigd) en de kosten van het opzetten en in stand houden van de tweedelijns klantenservice (die in feite werk heeft verricht dat Vanad zelf had moeten uitvoeren, maar niet bleek te kunnen);
- Bunq komt een beroep toe op verrekening omdat haar vorderingen in reconventie de vordering van Vanad in conventie overstijgen;
- Bunq komt in elk geval een beroep toe op opschorting.
key performance indicatorsmet elkaar zijn overeengekomen;
short partnership feeaan Bunq moet terugbetalen;
key performance indicatorszijn overeengekomen. Het is van belang om dit eerst vast te stellen nu Bunq ter onderbouwing van haar betwistingen en verweren in conventie en haar vorderingen in reconventie veelvuldig verwijst naar bepaalde prijs- en prestatieafspraken die partijen in haar visie met elkaar zijn overeengekomen.
Bij deze verklaren wij ons akkoord met de short (term) partnership arrangement en fee waaronder we de pilot en alle voorbereidende en implementatie werkzaamheden voor een langdurig samenwerkingsverband zullen laten vallen” en “
Ter indicatie van de openstaande onderwerpen die nadere detaillering behoeven vind je bijgesloten een mark up versie met punten die we in meer detail zouden moeten concretiseren”.
Volgens Vanad blijkt uit deze e-mail nu juist dat Bunq akkoord was met de voorwaarden waaronder de korte termijn samenwerking van start is gegaan. Het commentaar betreft in de visie van Vanad slechts een indicatie van de openstaande punten waarover partijen ten aanzien van de samenwerking op de lange termijn nog overeenstemming moesten bereiken.
Hereby the agreement on the conditions from [naam 5] [Bunq]”. Volgens Bunq heeft Vanad daarmee het commentaar van Bunq geaccepteerd als onderdeel van de afspraken van de Basisovereenkomst. Bunq voert aan dat Vanad met die e-mail aan Bunq heeft gecommuniceerd dat het commentaar van Bunq van 14 november 2018 ‘the agreement’ is. Op basis daarvan mocht Bunq er volgens haar stellingen van uitgaan dat partijen samenwerkten op basis van de Basisovereenkomst inclusief het commentaar van Bunq.
Not applicable at this point, as they have not been presented/accepted in any way” – blijkt dat zij juist de door Vanad tot uitdrukking gebrachte wens om haar algemene voorwaarden van toepassing te verklaren in niet mis te verstane bewoordingen heeft afgewezen. Daaraan doet niet af dat het commentaar van Bunq bij de overeenkomst van 14 november 2018 volgens haar eigen toenmalige reactie (grotendeels) zag op “
openstaande onderwerpen die nadere detaillering behoeven”. Met de uitdrukkelijke afwijzing van de toepasselijkheid van algemene voorwaarden van Vanad “at this point” maakte Bunq voldoende duidelijk dat zij toepasselijkheid van die algemene voorwaarden afwees, ook ten aanzien van de eerste fase van de door partijen beoogde samenwerking.
om met Vanad een partnership aan te gaan volgens de uitgangspunten en voorwaarden als vermeld in het door Vanad toegezonden document ‘Concept contract bunq v1.3’”. Uit de door Bunq geuite intentie om een samenwerking met Vanad aan te gaan over de voorwaarden waarvan nog moest worden onderhandeld, kan niet worden afgeleid dat Bunq de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden van Vanad reeds toen heeft aanvaard. Evenmin kan gezegd worden dat het op de weg van Bunq had gelegen om toepasselijkheid van de algemene voorwaarden van Vanad af te wijzen toen Vanad haar algemene voorwaarden al eerder – op 5 november 2018 – aan Bunq heeft toegestuurd. Daartoe bestond op dat moment nog geen concrete aanleiding.
data processing agreementop 21 december 2018. Dit volgt volgens Vanad uit het gegeven dat in de considerans van de
data processing agreementexpliciet wordt verwezen naar de Basisovereenkomst. De rechtbank acht dat standpunt onjuist. De enkele verwijzing in de
data processing agreementnaar de Basisovereenkomst brengt niet met zich dat de algemene voorwaarden van Vanad op die Basisovereenkomst van toepassing zijn. Zodra het ging om de Basisovereenkomst heeft Bunq toepasselijkheid van de algemene voorwaarden van Vanad uitdrukkelijk van de hand gewezen.
key performance indicators) op basis waarvan Vanad na de pilot zou worden beloond en om de hierover te maken afspraken vast te leggen in een aanvullende overeenkomst (zie in dat verband 2.7). Ter discussie staat de vraag of partijen zijn overeengekomen dat Vanad per 1 maart 2019 beloond zou worden op basis van productiviteit (gekoppeld aan
key performance indicators) in plaats van op basis van de werkelijke uren.
key performance indicatorsdie partijen op 30 januari 2019 zijn overeengekomen. Volgens Bunq is dit e-mailbericht een bevestiging van de gemaakte afspraken tussen Vanad en Bunq tijdens de onder 2.9 genoemde bespreking van 30 januari 2019. Bunq stelt dat zij uit welwillendheid en bij wijze van uitzondering nog heeft toegestaan dat Vanad in februari 2019 op basis van werkelijke uren heeft gefactureerd, maar dat Vanad per 1 maart 2019 op basis van de overeengekomen
key performance indicators(onder andere op basis van de productiviteitstarget van 10
ticketsper uur) een
fixed feehad moeten factureren.
SLA [service level agreement] input’ als volgt bericht:
key performance indicators.Zij stelt dat nu geen (nieuwe) afspraken voor de samenwerking op de lange termijn – waarover partijen aan het onderhandelen waren – tot stand zijn gekomen de afspraken van de Basisovereenkomst zijn blijven gelden. Vanad weerspreekt dat partijen op 30 januari 2019 overeenstemming over de
key performance indicatorshebben bereikt. Vanad stelt dat tijdens de bespreking op die datum slechts de eerste resultaten uit [naam platform] zijn besproken. De e-mail van [naam 6] van 30 januari 2019 betrof volgens Vanad slechts input voor de onderhandelingen tussen partijen over de afspraken voor de lange termijn samenwerking.
key performance indicators) hebben partijen echter nimmer overeenstemming bereikt. Uit niets blijkt dat ter zake enig concreet aanbod van een partij door de wederpartij is aanvaard. De normen waaraan Bunq Vanad contractueel wilde binden, achtte Vanad niet realistisch. Daarom was Vanad niet bereid die te aanvaarden. Bunq kon uiteraard geen (nadere) overeenkomst tot stand brengen door louter eenzijdige wilsuitingen van haar zijde. Onjuist is derhalve dat Vanad na het verstrijken van de pilotfase (nadat Bunq de ‘go’ had gegeven) niet meer mocht factureren op basis van werkelijke uren zoals vastgelegd in de Basisovereenkomst. Op grond van artikel 150 Rv rust de stelplicht en, bij voldoende betwisting, de bewijslast van (de aanvaarding door Vanad van facturering op basis van) de gestelde
key performance indicatorsop Bunq. Aan haar stelplicht ten aanzien van dit onderwerp heeft Bunq niet voldaan.
key performance indicators. Ter zitting heeft [naam 6] van Vanad toegelicht dat in de linker kolom in de bewuste e-mail de wensen van Bunq zijn opgenomen en dat in de rechter kolom de resultaten van de analyse van [naam platform] zijn opgenomen. De e-mail bevat, gelet op deze niet weersproken – en aannemelijke – toelichting en het feit dat de onderwerpregel in de e-mail ‘
SLA [service level agreement]input’ (onderstreping rechtbank) vermeldt, geen aanknopingspunt voor de conclusie dat partijen hiermee nieuwe (prijs)afspraken zijn overeengekomen.
key performance indicators. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat Bunq na de bespreking van 30 januari 2019 een concept overeenkomst aan Vanad heeft toegestuurd, waarin de volgende tekst is opgenomen: ”
Annex IV – Service Level Agreement [TO BE DISCUSSED]” en “
Annex V – Pricing [TO BE DISCUSSED]”. Als juist zou zijn dat partijen op 30 januari 2019 overeenstemming hadden bereikt over nadere (prijs)afspraken, dan lag het voor de hand dat deze afspraken in dit concept zouden zijn opgenomen.
key performance indicatorsnog de volgende omstandigheden aan. Vanad heeft de
key performance indicatorszelf als haar prestatienormen beschouwd en heeft ernaar gestreefd om aan deze normen te voldoen. Vanad heeft Bunq medegedeeld dat zij een stijgende lijn in het behalen van de
key performance indicatorszag. Daarnaast is Vanad vanaf 1 april 2019 gaan factureren op basis van een
fixed feeen heeft Vanad Bunq wekelijkse overzichten (
weekly reports) toegestuurd waarin zij de
key performance indicatorsheeft opgenomen. Daarmee heeft Vanad volgens Bunq erkend dat zij op basis van productiviteit zou worden beloond.
key performance indicators, namelijk de tijd voordat een klantvraag wordt opgepakt (
orphan time), klanttevredenheid (
thumbs up), de tijd waarin een klantvraag wordt afgehandeld (
average handling time), maar dat zij van mening verschilden over de concrete invulling (door Vanad aangeduid als ‘targetsetting’) van de
key performance indicators. Daarnaast moesten partijen nog overeenstemming bereiken over andere onderwerpen, zoals het toe te passen kortingspercentage op de factuur indien Vanad niet aan de
key performance indicatorszou voldoen. Dat partijen geen andere wijze van factureren (op basis van productiviteitstarget van 10 tickets per uur in plaats van op basis van werkelijke uren) zijn overeengekomen blijkt volgens Vanad ook uit een e-mail van Bunq van 4 april 2019, waarin is geschreven: ‘
we still pay you based on hours’ (zie onder 2.13). De
fixed feebehelst volgens Vanad niet meer dan een kostenopgave vooraf op basis van het aantal verwachte klantvragen en de benodigde ureninzet van Vanad-medewerkers. Die hield niet in dat werd gefactureerd op basis van prestatienormen.
fixed feefactureerde en dat zij aan Bunq wekelijkse overzichten stuurde waarin zij bepaalde
key performance indicatorsheeft opgenomen in de gegeven omstandigheden niet kan worden afgeleid dat partijen daadwerkelijk overeenstemming hebben bereikt over (de hoogte of de te verbinden consequenties aan het niet behalen van een bepaald niveau van) bepaalde
key performance indicators. Vanad heeft nader toegelicht dat zij, door in haar wekelijkse overzichten te verwijzen naar
key performance indicators, aan Bunq probeerde te laten zien dat zij zich inspande om te bekijken in hoeverre de door haar klant gewenste doelen konden worden behaald. Daarbij heeft Vanad er voorts op gewezen dat tussen partijen discussie bestond over het door Bunq gewenste productiviteitstarget van 10
ticketsper uur en dat die norm in de visie van Vanad (zoals zij heeft willen weergegeven in haar wekelijkse overzichten) niet realistisch was. Vanad heeft verder toegelicht dat bij het bepalen van de hoogte van de
key performance indicatorsook moest worden gekeken naar een combinatie tussen snelheid en efficiëntie; bij een na te streven lagere
orphan timezou noodzakelijk zijn dat meer medewerkers tegelijk aanwezig zijn zodat elke nieuwe klantvraag sneller kan worden opgepakt. Klantvragen komen echter niet evenredig op de dag binnen. Op sommige momenten was het aanbod te laag om per medewerker tien
ticketsper uur af te kunnen handelen.
key performance indicators. Ook uit de door Bunq aangehaalde notulen van een vergadering van 11 april 2019 kan niet worden geconcludeerd dat Vanad akkoord was met facturatie en beloning op basis van de door Bunq gewenste prestatienormen. Uit de notulen blijkt dat partijen in het kader van hun onderhandelingen over bepaalde prestatienormen hebben gesproken, maar daaruit blijkt niet van een acceptatie daarvan door Vanad. In de notulen wordt vermeld: “
Note 4: agreed with ‘Target Inquiries per hour’”. Deze zinsnede uit de notulen kan hooguit bevestigen (zoals Vanad zelf ook stelt) dat partijen het eens waren over het soort te hanteren
key performance indicatorsen dat uitgegaan kon worden van ‘
target inquiries per hour’ maar dat zij van mening verschilden over de concrete invulling daarvan. De tekst uit de notulen biedt geen aanknopingspunt voor de conclusie dat Vanad heeft ingestemd met een concrete productiviteitsnorm van het afhandelen van 10
ticketsper uur.
key performance indicators– blijkt onvoldoende van feiten of omstandigheden waaruit kon worden afgeleid dat Vanad akkoord is gegaan met, of dat Bunq er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat overeenstemming bestond over, de concrete invulling van de
key performance indicatorsin het kader van de overeen te komen beloning voor de werkzaamheden die Vanad in opdracht van Bunq zou verrichten. De eigen beleving of mening van [naam 7] en [naam 8] is in dit verband niet relevant.
fixed feeniet anders worden gezien dan als een kostenopgave op de wijze die door Vanad is gesteld (zie onder 4.26).
key performance indicatorszijn overeengekomen, bestaat geen aanleiding om Bunq toe te laten tot nader (getuigen)bewijs. De rechtbank wijst er in dit verband op dat Bunq niet heeft gesteld wat van de zijde van Vanad door welke persoon of welke personen is medegedeeld op grond waarvan de conclusie zou kunnen worden getrokken dat een overeenkomst in de door Bunq bepleite zin is tot stand gekomen. Indien de door Bunq thans gepretendeerde overeenstemming was bereikt, is overigens ook niet goed denkbaar dat partijen daarover op geen enkele wijze schriftelijk zouden hebben gecommuniceerd.
key performance indicators– zijn onder invloed van dwaling tot stand gekomen. Bunq stelt te hebben gedwaald over de capaciteiten van Vanad om de klantenservice kwalitatief beter en goedkoper uit te voeren dan Bunq zelf en (meer in het algemeen) over de mogelijkheden van Vanad om haar verplichtingen na te komen. Sinds Vanad de supportwerkzaamheden uit is gaan voeren, is de kwaliteit van de klantenservice van Bunq in de visie van Bunq ernstig afgenomen. Dat komt volgens Bunq onder meer tot uiting in lagere klantenwaarderingen, het achter blijven van het aantal behandelde
ticketsper uur per medewerker en de tijd die de Vanad-medewerkers nodig hadden om een ticket af te handelen in vergelijking met Bunq-medewerkers.
key performance indicatorszijn overeengekomen, dat partijen niet hebben afgesproken dat Vanad de supportwerkzaamheden goedkoper zou doen en dat Vanad haar prijsstelling (zoals kosten voor training, short term partnership fee, toepasselijk uurtarief, minimum afname van aantal uren per week en wijze van factureren) voorafgaand aan de samenwerking met Bunq heeft gedeeld zodat de aan Vanad’s dienstverlening verbonden kosten helder waren. Vanad wijst ook op het feit dat de samenwerking is gestart op basis van een pilot van een aantal maanden en dat Bunq tijdens die periode kennis heeft kunnen maken met de prestaties van Vanad en met de kosten die zouden zijn verbonden aan de dienstverlening van Vanad.
met elkaar [te] pionieren, waarbij we vanuit ondernemerschap, passie en daadkracht zullen komen tot grote procesverbeteringen”) brengt niet mee dat Bunq thans met een beroep op dwaling de overeenkomst kan vernietigen. Onvoldoende daarvoor is dat Vanad in de visie van Bunq haar optimistische visie niet (tijdig) heeft waargemaakt en – eveneens in de visie van Bunq – (te) hoge kosten in rekening heeft gebracht.
key performance indicatorsvoor haar feitelijk onhaalbaar zouden zijn en dat zij de verwachtingen van Bunq nimmer zou kunnen waarmaken is onjuist. Omdat relevante informatie ontbrak, zijn partijen bij aanvang geen concrete invulling van die
key performance indicatorsovereengekomen. Daarover moesten partijen – met het oog op de voorgenomen langdurige samenwerking – tijdens de pilotfase juist nog overeenstemming bereiken. Er is dus evenmin sprake van wederzijdse dwaling (grond c).
orphan time(de tijd dat klanten moeten wachten voordat zij contact krijgen met een medewerker) opliep of de afhandeltijd te lang werd. In de visie van de rechtbank hoefde Vanad er bij het aangaan van de overeenkomst echter geen rekening mee te houden dat Bunq haar verwachtingen ten aanzien van Vanad er onder meer op baseerde dat zij meende dat Vanad werknemers zou werven die tijdens pauzes ook zouden doorwerken opdat Vanad aan de door Bunq gewenste statistische kwaliteitscriteria zou kunnen voldoen. Het is voorstelbaar dat Bunq teleurgesteld is in de samenwerking met Vanad. Dat de samenwerking in de praktijk na het sluiten van de Basisovereenkomst anders is verlopen dan Bunq had gehoopt levert echter, mede gelet op het bepaalde in artikel 6:228 lid 2 BW, geen dwaling op die vernietiging van de overeenkomst door Bunq kan rechtvaardigen.
richtlijnen van Bunq;
ticketsconform de overeengekomen
key performanceindicators;
door gekwalificeerde
coaching stars;
business improvement manager;
future proofsupportorganisatie voor de afhandeling van Bunqs klantcontacten, waarbij continue verbetering van de dagelijkse dienstverlening van Bunq en de verhoging van klanttevredenheid centraal staat;
inhouseoperatie.
ticketsverkeerd werden beantwoord, dat een onbeschofte toon is aangeslagen in het klantcontact en dat de Vanad-medewerkers langere pauzes nemen en een hoger ziekteverzuim hebben dan de Bunq-medewerkers. Bunq verwijst ter onderbouwing van haar standpunt onder meer naar diverse e-mailberichten uit de periode februari tot begin maart 2019 waarin zij klachten bij Vanad heeft geuit. Voorts verwijst zij naar het document ‘Quality Feedback’. Dit document bestaat uit 37 pagina’s en bevat voorbeelden van tickets waarbij de Vanad-medewerkers volgens Bunq in de fout zijn gegaan.
key performance indicators(klanttevredenheid van 25%,
average handling timevan 1800 seconden, afhandeling van 10
ticketsper uur) falen reeds gelet op het oordeel van deze rechtbank dat dergelijke prestatienormen niet tussen partijen zijn overeengekomen. Nu geen concrete
key performance indicatorszijn overeengekomen tussen partijen, rustte op Vanad als opdrachtnemer een inspanningsverbintenis om de klantenservice werkzaamheden als een goed opdrachtnemer uit te voeren. Voor zover er tijdens de uitvoering van de werkzaamheden in de visie van Bunq sprake was van relevante tekortkomingen van de zijde van Vanad, lag het in de rede dat Bunq Vanad daar destijds met concrete voorbeelden op zou aanspreken en haar de gelegenheid zou bieden om beter te presteren. Niets wijst erop dat de voorbeelden genoemd in het document ‘Quality Feedback’ met Vanad zijn gedeeld. Dat door Vanad ingeschakelde werknemers (incidenteel) fouten zouden maken, lag in de rede. Vanad diende de klantenservice van Bunq op korte termijn over te nemen. De Vanad-medewerkers die daarmee werden belast dienden eerst geworven, getraind en ingewerkt te worden. Dat niet alle te werven medewerkers vanaf de eerste dag op een constant zeer hoog niveau presteren ligt in de rede. Dat heeft ook Bunq moeten begrijpen. De e-mailberichten uit de periode februari en (begin) maart 2019 en de voorbeelden uit het document ‘Quality Feedback’ waar Bunq ter onderbouwing van haar stellingen naar verwijst zijn, gelet op de veelheid aan afgehandelde
ticketsgedurende de acht maanden durende samenwerking
,onvoldoende om te kunnen concluderen dat Vanad ‘aan de lopende band fouten maakte’ en/of dat zij stelselmatig ernstig tekort is geschoten in haar inspanningsverplichting om de opdracht als een goed opdrachtnemer uit te voeren. Dit geldt te meer nu niet is vast komen te staan dat Vanad Bunq heeft beloofd om de klantenservice vanaf de aanvang van de samenwerking kwalitatief beter en goedkoper te doen dan de
inhouseklantenservice van Bunq. Irrelevant is dus of Vanad bepaalde door Bunq gewenste resultaten of de door Bunq – volgens haar stellingen – zelf in het verleden behaalde resultaten in de relatief korte tijd dat Vanad de werkzaamheden heeft verricht al dan niet heeft behaald. Ten aanzien van de stellingen over het ziekteverzuim en de langere pauzes (welke door Vanad worden weersproken) verwijst de rechtbank naar haar oordeel onder 4.36, dat ook in dit kader van toepassing is.
quality managerheeft aangesteld, maar dat
coaching starsnooit zijn aangesteld door Vanad. Bunq heeft na het eindigen van de samenwerking meerdere Vanad-medewerkers in dienst genomen. Die medewerkers presteerden na een paar trainingen door Bunq-medewerkers aanzienlijk beter dan zij eerder bij Vanad hadden gedaan. Zij waren volgens Bunq daarna wel in staat om de productiviteitsdoelen van Bunq te behalen.
coaching starsen deze fungeerden als teamleider voor het aanwezige klantenserviceteam. Vanad wijst erop dat Bunq op grond van de Basisovereenkomst zelf in hoge mate verantwoordelijk was voor het verzorgen van de training en begeleiding van de medewerkers. Daarbij komt volgens Vanad dat zij maar vijf trainingsdagen tot haar beschikking kreeg van Bunq en dat Bunq het belangrijker vond om de medewerkers aan het werk te zetten zodat zij
ticketskonden behandelen. Vanad heeft haar medewerkers veel ‘on the job’ moeten trainen.
ticketsaf te handelen conform de door Bunq voorgestane doelen. Gelet op het oordeel van de rechtbank dat niet is aangetoond dat de Vanad-medewerkers bovenmatig veel fouten maakten bij de afhandeling van
ticketsen dat aldus niet is vast komen te staan dat Vanad in relevante zin is tekortgeschoten in de uitvoering van haar opdracht, geldt dat ook hier in het midden kan blijven of Bunq Vanad op dit punt enig verwijt kan maken. Hetzelfde geldt voor de aanstelling van
quality managersen
coaching stars. Ook als juist is dat Vanad op dat punt niet precies conform de letter van hetgeen partijen wel reeds waren overeengekomen heeft gepresteerd, onder meer bij de training, begeleiding en aanstelling van
quality managersen
coaching starsdan geldt dat de verwijten daarover – mede gelet op het oordeel over de gestelde tekortkomingen onder A. en C. – in de gegeven omstandigheden niet voldoende zijn om de ontbinding door Bunq te rechtvaardigen. Alle overige door partijen ingenomen standpunten met betrekking tot deze gestelde tekortkoming (over onder meer de verantwoordelijkheid voor en opzet van de trainingen van de medewerkers) kunnen gelet op voorgaand oordeel onbesproken blijven.
business intelligence. [naam platform] heeft volgens Bunq niet bijgedragen aan de nagestreefde efficiëntie.
business intelligencedoor in opdracht van Bunq het dashboard [naam platform] te ontwikkelen.
inhouseklantenservice naar Vanad was de klantenservice in de visie van Bunq duurder en slechter. Volgens Bunq is niets terechtgekomen van het oogmerk om efficiency en kwaliteitsvoordelen te behalen ten opzichte van de
inhouseklantenservice. Bunq stelt dat zij naast de klantenservice door de Vanad-medewerkers een tweedelijnsklantenservice heeft moeten opzetten om vragen van de Vanad- medewerkers te beantwoorden, waarmee Bunq in feite een deel van het aan Vanad opgedragen werk heeft uitgevoerd. De tweedelijnsklantenservice werd als extra service vanuit Bunq ingezet en diende bij de start van de samenwerking als begeleiding van de Vanad-medewerkers bij het vinden van de juiste antwoorden en garanderen van de kwaliteit van de klantenservice. Het bleek echter onmogelijk om die tweedelijnsklantenservice af te bouwen.
Wat de kwaliteit en efficiency voordelen betreft voert Vanad nog aan dat deze voordelen (ook) pas in de optimalisatiefase behaald zouden kunnen worden. Met betrekking tot de tweedelijnsklantenservice voert zij aan dat partijen in de Basisovereenkomst zijn overeengekomen dat Bunq die service zou opzetten. Zij wijst op de volgende passages in de Basisovereenkomst: “
Bunq organiseert support voor niet direct oplosbare/technische klantvragen in de vorm van een aanspreekpunt. Doorlooptijden over oplossing vanuit het aanspreekpunt moeten nog worden afgesproken en vastgelegd in de SLA (service level agreement)”. Zij betwist in dat kader dat het de bedoeling was dat de tweedelijnsklantenservice na de pilot zou verdwijnen, aangezien de externe Vanad-medewerkers geen volledige toegang hadden tot de systemen van Bunq. De tweedelijnsklantenservice zou volgens Vanad ook na de pilot nog nodig zijn om bepaalde klantvragen op te pakken.
De samenwerking met VANAD is aangegaan op basis van de afspraak dat het een kostenneutrale transitie zou zijn”. Vanad heeft Bunq in reactie op die e-mail bericht dat zij op de elementen ‘
customer satisfactionop de target van 25% brengen’ en ‘de productiviteit op het target van 10 per uur brengen’ een stijgende lijn zag en dat zij de week erop een plan zou aanleveren over hoe dit verder gerealiseerd kon worden. Bunq wijst erop dat Vanad de opmerking over de kostenneutrale transitie toen niet heeft weersproken.
inhouseklantenservice naar Vanad onder alle omstandigheden kostenneutraal zou zijn. Vanad heeft zich (zoals de rechtbank onder 4.35 tot en met 4.38 heeft geoordeeld) niet verplicht om de klantenservicewerkzaamheden van aanvang af goedkoper of beter uit te voeren dan Bunq. Om die redenen overtuigen de argumenten van Bunq op dit punt niet en is de verwijzing naar de door Bunq aangehaalde email van 28 februari 2019 onvoldoende om daaruit een mondelinge overeenkomst tussen partijen af te leiden in afwijking van hetgeen partijen (nadien schriftelijk) zijn overeengekomen. Wat betreft het oogmerk om kwaliteit en efficiency voordelen te behalen komt daar nog bij (waar Vanad terecht op wijst) dat het voortijdig (na acht maanden definitief, maar feitelijk al eerder) eindigen van de samenwerking maakt dat Vanad nooit de volledige klantenservice over heeft kunnen nemen, waardoor op de langere termijn beoogde efficiency- en kwaliteitsvoordelen ook niet konden worden behaald. Of Bunq na de pilotfase al dan niet op langere termijn een tweedelijnsklantenservice in stand zou moeten houden of zou hebben willen houden en in welke vorm, zou uiteraard mede afhankelijk zijn van de inhoud van de door partijen te maken definitieve afspraken over de lange termijn samenwerking en de inmiddels door partijen opgedane ervaringen. Dat ten aanzien van de lange termijn geen overeenkomst tot stand is gekomen bij gebreke van tussen partijen bereikte overeenstemming levert geen tekortkoming van Vanad op. Dat een transitie voor een relatief korte periode zoals hier aan de orde niet kostenneutraal mogelijk was, ligt in de rede.
short partnership feevan € 35.000,00 op de Basisovereenkomst. Zij stelt dat hieruit volgt dat als Bunq zou beslissen over te gaan tot een langdurige samenwerking met Vanad – en daarvoor de ‘go’ werd gegeven – Vanad de
short partnership feezou terugbetalen aan Bunq. Bunq leest in de email van 30 januari 2019 van Vanad een bevestiging van die afspraak. In die e-mail is geschreven: “
The € 35.000 is a short partnership fee to be paid before we start the POC[proof of concept]
. This is a fee that we use as a short partnership fee, because we are used to partnerships with a minimum duration of three years. When bunq signs the contract for three years, we will immediately pay this fee back. When bunq decides to use the exit possibility before these three years, we will send a new invoice with the time/fee ratio”.
short partnership feemoet terugbetalen. Bunq heeft volgens haar geen recht op terugbetaling van de
short partnership feeomdat deze er juist toe diende om de investeringen van Vanad in onder meer de selectie en werving van personeel voor de dienstverlening aan Bunq te dekken in het geval partijen niet tot een langdurige samenwerking zouden komen.
short partnership feedie verbonden was aan de pilot vermeldt de overeenkomst:
“Bunq zal vooraf aan de pilot een short partnership fee overmaken van €35.000,-. Zodra bunq besluit de samenwerking voort te zetten na de pilot en het drie jaar contract continueert, betaalt VANAD dit bedrag terug.”Bunq meent dat het bedrag dient te worden terugbetaald door Vanad omdat de samenwerking na de pilot is gecontinueerd. Daarmee miskent Bunq dat partijen nooit overeenstemming hebben bereikt over de voorwaarden voor het continueren van de samenwerking voor de lange termijn. Dat Bunq haar ‘go’ heeft gegeven ruim voor het einde van de pilot, brengt niet mee dat ook overeenstemming was bereikt over de verdere invulling van de contractuele relatie voor de periode van drie jaar. Het niet bereiken van die overeenstemming heeft ertoe geleid dat Vanad de klantenservice activiteiten weliswaar nog tot 1 juli 2019 in opdracht van Bunq heeft gecontinueerd op basis van de afspraken voor de voorlopige samenwerking, maar per die datum haar werkzaamheden heeft gestaakt. Inmiddels was het onderlinge vertrouwen al volledig weggevallen. In de gegeven omstandigheden kan Bunq geen aanspraak maken op terugbetaling van de
short partnership fee. De strekking daarvan was immers juist om Vanad een financiële compensatie te bieden voor het geval er geen langdurig samenwerkingsverband tot stand zou komen waardoor zij haar investeringen daarin niet zou kunnen terugverdienen. Die situatie doet zich voor. Deze reconventionele vordering van Bunq (meer subsidiair onder 7 sub b) wordt derhalve afgewezen.
ticketsper uur;
quality managerzijn dubbel gefactureerd;
planneris geen onderdeel van 18% opslag voor supporturen;
business improvement managerzijn niet besteed aan “Planmatig innovatieprogramma ten behoeve van kwaliteitsverhoging, klanttevredenheidsverhoging en kostenreductie” en de uren van de
operations managerkunnen niet in rekening worden gebracht;
- Op de factuur van mei (factuur d.d. 13 juni 2019 met nummer 201930455) moet een correctie van € 26.619,80 worden aangebracht, omdat Vanad ten onrechte heeft gefactureerd op basis van werkelijke uren terwijl zij had moeten factureren op basis van het productiviteitstarget van 10
- Op de factuur van juni (factuur d.d. 8 juli 2019 met nummer 201930535) moet een correctie van € 18.582,89 worden aangebracht, omdat Vanad ten onrechte heeft gefactureerd op basis van werkelijke uren terwijl zij had moeten factureren op basis van het productiviteitstarget van 10
- Op de factuur van 8 maart 2019 (met nummer 201930135) is € 2.729,60 foutief in rekening gebracht omdat de uren van de
- Op de factuur van 5 april 2019 (met nummer 201930257) is € 37.937,08 ten onrechte in rekening gebracht vanwege de volgende redenen:
ticketsper uur;
planneris geen onderdeel van 18% opslag voor supporturen;
business improvement managerzijn niet besteed aan “Planmatig innovatieprogramma ten behoeve van kwaliteitsverhoging, klanttevredenheidsverhoging en kostenreductie” en de uren van de
operations managerkunnen niet in rekening worden gebracht;
key performance indicators, waaronder een productiviteitstarget van 10
ticketsper uur, geldt dat Vanad op basis van werkelijke uren mocht (blijven) factureren en dat de volledige factuurbedragen voor de maanden mei en juni 2019 toewijsbaar zijn.
“Inzicht in data. Dan wel door BI[business intelligence consultant]
vanuit bunq (VANAD levert input voor benodigde data), dan wel vanuit inzet BI VANAD (circa €30.000, op basis van nacalculatie).”Daarnaast volgt uit de correspondentie waar Vanad zich op beroept dat Bunq haar de opdracht heeft gegeven om [naam platform] te creëren. Vanad brengt concreet naar voren dat zij Bunq op 1 maart 2019 een update heeft gestuurd met een specificatie van de bestede uren en kosten en dat Bunq op basis van de overeenkomst reeds akkoord had gegeven op de kosten van € 30.000,00.
“1. [naam platform] account has been created for [naam 12] . The account details have been sent to his mail. (…)
key performance indicators. Dat het begrote bedrag van € 30.000,- in de Basisovereenkomst een stelpost zou zijn voor andere
business intelligenceactiviteiten en was bedoeld om inzicht te krijgen in data waarmee verbeteringen en besparingen geïdentificeerd en doorgevoerd konden worden, acht de rechtbank gelet op het voorgaande en bij gebreke van een specifieke aanduiding van die gestelde
business intelligenceactiviteiten dan ook niet aannemelijk.
De betwisting van Bunq dat de
data scientistsvan Vanad aan [naam platform] 208 uren hebben besteed, gemotiveerd met de enkele stelling dat de
data scientistsvan Bunq schatten dat zij tussen de 16 en 40 uur zouden besteden aan de werkzaamheden om het dashboard te creëren, wordt gepasseerd omdat Bunq die betwisting niet voldoende heeft onderbouwd. Dit onderdeel van de vordering van Vanad zal aldus worden toegewezen.
quality managerdubbel is gefactureerd niet nader onderbouwd. Niet is toegelicht waaruit blijkt dat de uren van de twee aangestelde
quality managersdubbel zijn gefactureerd. Aan dit standpunt zal de rechtbank daarom voorbij gaan.
planner/trafficeren de uren van de
business improvement managerbij Bunq in rekening heeft gebracht. Tussen partijen staat evenwel vast dat Vanad de kosten van de supportfuncties (die ter ondersteuning van de klantenservicemedewerkers van Vanad werden ingezet) apart in rekening mocht brengen. De Basisovereenkomst voorziet in de volgende regeling voor het in rekening brengen van die kosten: “
Support (teamleider, project manager en 16 uur business improvement manager per week) 18% van de ingezette uren à €42,65 per uur”. Dit betekent dat de kosten in verband met de inzet van de supportmedewerkers werden bepaald op 18% van de kosten van de klantenservicemedewerkers, ongeacht de werkelijke uren van de supportmedewerkers. Gaandeweg zijn partijen nader overeengekomen dat Vanad niet zonder meer de 18% in rekening zou brengen, maar dat zij de kosten voor de supportmedewerkers op basis van hun werkelijke uren aan Bunq zou doorberekenen. Gelet op deze afspraak heeft Vanad de facturen van de periode april en mei 2019 (zie factuurnummers 201930362 en 201930367 in het overzicht onder 4.61) gecrediteerd met € 7.357,99 en € -1.715,95. Bunq meent, gelet op haar onder 4.64 en 4.65 weergegeven argumenten, dat een verdere creditering van de facturen van Vanad op zijn plaats is.
business improvement managerwas aangesteld omdat dat pas zou gebeuren als Vanad haar werkzaamheden volledig had opgeschaald (en zij de klantenservice van Bunq volledig had overgenomen). De uren die zij heeft doorbelast zijn de uren van [naam 6] , in zijn functie van
operations manager. In die hoedanigheid heeft [naam 6] geholpen in de opstartfase van het project tot eind april 2019. Vanad stelt dat zij zijn uren op grond van de Basisovereenkomst als supporturen in rekening mocht brengen. Die uren heeft zij ook gespecificeerd in haar e-mail aan Bunq van 17 mei 2019, waarin zij Bunq een overzicht daarvan heeft gestuurd.
operations manageren
planner/trafficerin rekening te brengen en dat niet in de Basisovereenkomst is overeengekomen dat de kosten voor deze supportmedewerkers in rekening mochten worden gebracht. Zij stelt dat zij alleen heeft ingestemd met het apart in rekening brengen van de kosten voor de supportfuncties die expliciet zijn genoemd in de Basisovereenkomst als supporturen. Bunq wijst erop dat in de notulen van een vergadering van 10 april 2019 is opgenomen: “
Agreed that this should be on hours actual worked by team manager, quality manager, project manager and business improvement manager. These hours should be planned and agreed in advance”. Als Vanad meer of andere uren bij Bunq in rekening had willen brengen, had zij dat vooraf moeten afstemmen.
operations manageren van de
planner/trafficer(naast de uren van de klantenservicemedewerkers) als supporturen mochten worden doorberekend, ondanks het feit dat deze functies niet uitdrukkelijk in de Basisovereenkomst zijn genoemd. Vanad heeft in dit verband verwezen naar emailcorrespondentie met Bunq van 15 mei 2019. In die e-mailcorrespondentie heeft Bunq Vanad als volgt bericht: “
Concerning the 16h Traffic & Planning and the 20h PM, could you help us understand how these hours will be spent and what the output will be?”. Vanad heeft Bunq toen (onder meer) bericht: “
Traffic & planning doesn’t really change during the ramp down (yet)(…)”. Bunq heeft Vanad daarna bericht: “
Thank you for the insights Stephan, this helps us a lot! All good for May then, we appreciate you clearing this up for us”. Bunq heeft weersproken dat hieruit een akkoord kan worden afgeleid voor het in rekening brengen van de kosten van de
planner/trafficerin de maand april en heeft toegelicht dat zij alleen akkoord was met het in rekening brengen van de kosten van de
planner/trafficerin de maand mei. Het komt de rechtbank voor dat het in de rede had gelegen dat Bunq daar destijds (in april) reeds op had gewezen. Dat zij dat niet heeft gedaan, valt in de visie van de rechtbank daaruit te verklaren dat de verhouding tussen partijen toen nog zodanig was dat Bunq de redelijkheid van die kosten inzag en er geen bezwaar tegen had. Hetzelfde geldt voor de kosten van de
operations manager, waartegen Bunq destijds ook geen bezwaar heeft gemaakt.
first contact resolution(het aantal klantvragen dat tijdens het eerste klantcontact wordt opgelost) bij de Vanad-medewerkers aanzienlijk lager lag dan bij de Bunq-medewerkers. Vanad heeft volgens Bunq bij de uitvoering van haar opdracht veel herhaaltickets moeten behandelen. In de visie van Bunq moesten teveel klanten voor dezelfde vragen of hetzelfde probleem opnieuw contact opnemen met de Vanad-medewerkers. Dat heeft in haar visie tot veel extra manuren geleid die voor rekening van Vanad dienen te komen.
first contact resolution.
De focus ligt op: (…) Het verbeteren van bedrijfsprocessen waardoor de basis steeds effectiever en efficiënter wordt ingericht en waardoor de contactratio substantieel daalt; (…)”. De rechtbank is van oordeel dat uit deze tekst uit de Basisovereenkomst niet blijkt dat Vanad zich heeft verbonden om ervoor te zorgen dat het aantal herhaaltickets zou afnemen ten opzichte van het aantal herhaaltickets van de Bunq-medewerkers. Verder is gesteld noch gebleken dat het aantal herhaaltickets gedurende de samenwerking tussen partijen voor Bunq een punt was waarop zij een verbetering wilde zien van de Vanad-medewerkers en dat zij Vanad daarop heeft aangesproken. Evenmin is voldoende concreet gesteld of gebleken dat Vanad en haar medewerkers zich bij de uitvoering van de opdracht op dit punt onvoldoende hebben ingespannen. Deze reconventionele vordering van Bunq wordt derhalve vanwege onvoldoende grondslag afgewezen.
- Vanaf 6 juni 2019 over bedrag van € 116.700,18 – € 7.357,99 – € 1.715,95 = € 107.626,24;
- Vanaf 13 juli 2019 over een bedrag van € 114.413,46; en
- Vanaf 7 augustus 2019 over een bedrag van € 74.679,25 (verminderd met € 0,01 omdat in totaal is gevorderd € 296.718,94).
7.473,00(3,0 punten × tarief € 2.491)
5..De beslissing
- € 107.626,24 is verschuldigd met ingang van 6 juni 2019,
- € 114.413,46 is verschuldigd met ingang van 13 juli 2019, en
- € 74.679,24 is verschuldigd met ingang van 7 augustus 2019;