ECLI:NL:RBROT:2021:6823

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 juli 2021
Publicatiedatum
16 juli 2021
Zaaknummer
ROT 19/4001, ROT 19/4002, ROT 19/4003, ROT 19/4004, ROT 19/5116
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om ontheffing van parkeerverbod en de beoordeling van discretionaire bevoegdheid door de gemeente

Op 2 juli 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin eisers, [naam eiseres 1] en [naam eiseres 2], een verzoek om ontheffing van een parkeerverbod hebben ingediend. De eisers hebben in april 2019 aanvragen ingediend om ontheffing te krijgen voor het parkeren met twee wielen op de stoep, specifiek voor de Ring tussen de Willem Weysingel en de Dokter Wasstraat. De gemeente Rotterdam heeft deze aanvragen in mei 2019 geweigerd en de eisers hebben vervolgens in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op hun aanvragen. De rechtbank heeft de beroepen tegen de besluiten van 1 augustus 2019 ongegrond verklaard en de beroepen tegen het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank oordeelde dat de gemeente niet onredelijk heeft gehandeld in het weigeren van de ontheffingen, en dat de eisers niet zijn benadeeld door het gebrek in de hoorplicht, aangezien zij alsnog in de gelegenheid zijn gesteld om te worden gehoord.

De rechtbank heeft verder overwogen dat de aanvragen om ontheffing niet tijdig zijn behandeld en dat de ingebrekestellingen prematuur waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gemeente de aanvragen op de juiste wijze heeft beoordeeld en dat er geen aanleiding is om de besluiten te vernietigen. De rechtbank heeft de gemeente opgedragen om de door eisers betaalde griffierechten van in totaal € 870,- te vergoeden, maar heeft geen aanleiding gezien voor vergoeding van proceskosten, aangezien de eisers als familieleden optraden en er geen sprake was van beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummers: ROT 19/4001, ROT 19/4002, ROT 19/4003, ROT 19/4004, ROT 19/5116
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 juli 2021 in de zaken tussen
[naam eiseres 1], eiseres,
[naam eiseres 2], eiseres
[naam eiser], eiser
te [woonplaats eisers] (samen: eisers)
en

het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, verweerder,

Eiser is verschenen. Eiseressen hebben zich laten vertegenwoordigen door eiser. Verweerder heeft zich met bericht van verhindering niet laten vertegenwoordigen; als toehoorder was aanwezig mr. S.B.H. Fijneman
.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart de beroepen tegen de besluiten van 1 augustus 2019 ongegrond;
- verklaart de beroepen tegen het niet tijdig beslissen op de aanvragen om ontheffing voor het parkeren op de Ring niet-ontvankelijk;
- bepaalt dat verweerder aan eisers de door hen betaalde griffierechten van in totaal € 870,- vergoedt.

Overwegingen

1.1.
Eisers hebben in april 2019 ieder voor zich voor hun voertuig op kenteken aanvragen ingediend om ontheffing om te mogen parkeren met twee wielen op de stoep. Een aanvraag betreft de Ring tussen de Willem Weysingel en de Dokter Wasstraat en de andere aanvraag betreft de Willem Weysingel.
1.2.
Eisers hebben verweerder in mei 2019 in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op de aanvragen.
1.3.
Bij besluiten van 21 mei 2019 zijn de ontheffingen ten aanzien van de Willem Weysingel geweigerd.
Bij besluiten van 22 en 23 mei 2019 is geweigerd een dwangsom te betalen.
1.4.
Bij besluiten op bezwaar van 1 augustus 2019 zijn de weigeringen van de ontheffingen gehandhaafd.
Bij besluiten op bezwaar van eveneens 1 augustus 2019 zijn de besluiten inzake de dwangsom gehandhaafd.
1.5.
Eisers hebben tegen de besluiten van 1 augustus 2019 op diverse gronden beroepen ingesteld.
2. De beroepsgrond dat verweerder eisers ten onrechte niet heeft gehoord in bezwaar slaagt, omdat geen sprake was van een situatie dat de bezwaarschriften geen andere conclusie toelaten dan een ongegrondverklaring. Dit gebrek wordt met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gepasseerd; eisers zijn in beroep alsnog in de gelegenheid geweest om te worden gehoord, zodat aannemelijk is dat zij niet door het gebrek zijn benadeeld. Wel geeft dit aanleiding te bepalen dat verweerder het betaalde griffierecht in de vijf aangelegde beroepen vergoedt. Voor vergoeding van proceskosten bestaat geen aanleiding omdat voor zover eiser als gemachtigde optreedt de familieverhouding overheerst en dus geen sprake is van beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Dwangsom (ROT 19/4001, ROT 19/4002, ROT 19/4003)
3.1.
Anders dan waarvan eisers uitgaan geldt hier niet een ‘vergunning van rechtswege’. De positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen geldt op grond van artikel 4:20a, eerste lid, van de Awb indien dit bij wettelijk voorschrift is bepaald. Dat is hier niet het geval.
3.2.
Voorts is, anders dan waarvan eisers uitgaan, geen sprake van een beslistermijn van vier weken. In het door een ambtenaar van verweerder toegezonden formulier voor een ontheffing is weliswaar een termijn van vier weken vermeld, maar dit formulier gaat vermoedelijk over een ontheffing op grond van de algemene plaatselijke verordening, terwijl hier een ontheffing aan de orde is van artikel 10 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV) op grond van artikel 87 van het RVV. In het RVV is echter niet afgeweken van de reguliere beslistermijn van acht weken als bedoeld in artikel 4:13, tweede lid, van de Awb.
3.3.
Dit brengt mee dat de door eisers aan verweerder gezonden ingebrekestellingen ter zake van de aanvragen genoemd in 1.1. prematuur waren en dus geen gelding hebben.
Afgezien hiervan geldt voor zover het de Willem Weysingel betreft overigens dat verweerder met de besluiten van 21 mei 2019 heeft beslist binnen de termijn van twee weken als bedoeld in artikel 4:17, derde lid, van de Awb, en dus tijdig. Verweerder heeft dus terecht beslist geen dwangsommen verschuldigd te zijn.
3.4.
Voor zover het de aanvragen om ontheffing voor parkeren aan de Ring betreft zouden de beroepen kunnen worden uitgelegd als beroepen tegen het niet tijdig beslissen op de aanvragen. Nu de ingebrekestellingen prematuur waren is van ingebrekestellingen geen sprake (artikel 6:12, tweede lid, van de Awb), zodat deze beroepen niet-ontvankelijk zijn. Overigens blijkt uit de dossiers niet dat verweerder heeft beslist op de aanvragen om ontheffing voor het parkeren op de Ring. Verweerder zal dat, bij voorkeur na overleg met eisers, alsnog hebben te doen.
Ontheffingen (ROT 19/4004, ROT 19/5116)
4.1.
Naar aanleiding van het beroep van eiser heeft de griffie voor dit beroep geen zaaknummer aangemaakt, mogelijk als gevolg van de wijze waarop alle beroepen aanhangig zijn gemaakt. Op het beroep van eiser wordt wel uitspraak gedaan.
4.2.
Bij het verlenen van ontheffing van de verkeersregel in artikel 10 van het RVV heeft verweerder discretionaire bevoegdheid. Dit betekent dat de rechter terughoudend moet toetsen. Er is alleen grond voor vernietiging als verweerder in redelijkheid niet tot de weigering heeft kunnen komen. Dat is hier niet het geval. Verweerder heeft de feiten onderzocht en de verschillende belangen afgewogen. Daarbij is gekeken naar parkeermogelijkheden voor omwonenden, verkeersveiligheid, risico op schade aan het trottoir en precedentwerking. In 2017 heeft een parkeeronderzoek plaatsgevonden waaruit blijkt dat de parkeerdruk in de Willem Weysingel overdag gemiddeld 36% en in de nacht gemiddeld 61% is, terwijl volgens beleid van verweerder pas maatregelen worden getroffen bij een hoogst gemeten parkeerdruk van meer dan 85%. Hoewel er een discrepantie kan bestaan tussen hoe bewoners de parkeerdruk in hun woonomgeving ervaren en wat uit tellingen blijkt, is er geen aanleiding tot twijfel aan de uitkomsten van het parkeeronderzoek en de redelijkheid van de afwegingen van verweerder. De foto’s die eisers hebben ingezonden geven onvoldoende aanleiding voor twijfel. Dit betekent dat verweerder heeft mogen weigeren om de ontheffingen voor het parkeren aan de Willem Weysingel te verlenen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H. Bedee, rechter, in aanwezigheid van mr. T. Dijkhoff, griffier
.De uitspraak is in het openbaar gedaan op 2 juli 2021.
De griffier is buiten staat De rechter is verhinderd te tekenen
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.