ECLI:NL:RBROT:2021:6828

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 juli 2021
Publicatiedatum
19 juli 2021
Zaaknummer
ROT 20/1498 en ROT 20/1501
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Boetes opgelegd voor overtredingen van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden door onvoldoende concentratie ontsmettingsmiddel

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 20 juli 2021 uitspraak gedaan in de zaken ROT 20/1498 en ROT 20/1501, waarbij eiseres, een R&O-plaats, door de minister van Infrastructuur en Waterstaat twee boetes van € 1.500,- is opgelegd wegens overtredingen van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Wgb). De boetes zijn opgelegd omdat de biocide Actisan 5L, gebruikt door eiseres, niet voldeed aan de wettelijke eisen voor toelating en etikettering. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de besluiten van de minister, maar dit is ongegrond verklaard.

Tijdens de zitting op 9 juni 2021 heeft eiseres betoogd dat de monstername van de desinfectievloeistof niet correct is uitgevoerd, omdat er ook monsters uit het voorraadvat genomen hadden moeten worden. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de monsters op de juiste wijze zijn genomen en dat de NVWA niet verplicht was om ook monsters uit het voorraadvat te nemen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de monsters een te laag gehalte aan actief chloor vertoonden, wat betekent dat eiseres de biocide niet conform de gebruiksaanwijzing heeft toegepast.

De rechtbank concludeert dat de minister terecht de overtredingen heeft vastgesteld en dat de opgelegde boetes evenredig zijn, gezien het belang van het voorkomen van besmettelijke dierziekten. Eiseres heeft geen bijzondere omstandigheden aangevoerd die aanleiding zouden geven om de boetes te matigen. De beroepen zijn ongegrond verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Bestuursrecht
zaaknummers: ROT 20/1498 en ROT 20/1501

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 juli 2021 in de zaken tussen

[eiseres] , te [plaats] , eiseres,

gemachtigde: [naam] ,
en

de minister van Infrastructuur en Waterstaat, verweerder,

gemachtigde: mr. W. van Kooten.

Procesverloop

Bij besluiten van 17 september 2019 (de primaire besluiten) heeft verweerder eiseres twee keer een boete opgelegd van € 1.500,- vanwege een overtreding van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Wgb).
Bij besluiten van 17 februari 2020 (de bestreden besluiten) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen de primaire besluiten ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 juni 2021. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Ook de echtgenote van de gemachtigde, [naam] , was aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, bijgestaan door [naam] , landelijk projectleider R&O en [naam] , toezichthouder bij de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA).

Overwegingen

1. Verweerder heeft aan eiseres de twee boetes opgelegd omdat het gebruik door eiseres van de biocide Actisan 5L niet voldeed aan de voorwaarden van de toelating en etiketterings- en verpakkingsvoorwaarden, als bedoeld in artikel 17, vijfde lid, van Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden (Verordening 528/2012).
Volgens verweerder heeft eiseres daarmee overtredingen begaan van artikel 43, eerste lid, van de Wgb.
2. Verweerder heeft zijn besluiten gebaseerd op twee rapporten van bevindingen die zijn opgemaakt door een toezichthouder van de NVWA.
2.1.
In het rapport van bevindingen van 29 maart 2018 schrijft de toezichthouder over zijn bevindingen onder meer het volgende:

Op vrijdag 23 maart 2018, omstreeks 7.05, is er in het kader van reguliere inspecties van de R&O-unit voor veevervoermiddelen een monster, met uniek nummer 38708055, genomen van de gebruikte desinfectie oplossing Actisan-5L, met toelatingsnummer 8960 N, afkomstig uit de spuitlans R en O plaats. De monstername is uitgevoerd conform het NVWA werkvoorschrift Monsterneming ontsmettingsmiddelmonsters R&O (MONO1-16)'. Tevens is er een contramonster, met uniek nummer 38708063, genomen (zie bijlage MonsterrelaasOntsmettingsmiddelmonster met laboratorium nr. 87259439).
Het genomen monster is onderzocht bij het Chemisch en Microbiologisch Productveiligheid Laboratorium van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit te Groningen. Uit het laboratoriumrapport (zie Incidenteel monster verslag met ISI nr. 87259439 blijkt dat de onderzochte desinfectievloeistof Actisan 5 L een te lage dosering heeft, welke niet overeenkomt met de wettelijk voorgeschreven dosering in transportmiddelen voor dieren, zoals gesteld door het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden bij de toelating van dit middel.
Overtreding:
Hieruit bleek mij dat de eigenaar of exploitant van de reinigings- en ontsmettingsplaats, als professionele gebruiker, er geen zorg voor heeft gedragen dat de voor de desinfectie in transportmiddelen beschikbare (PT03-)biocide wordt toegepast, zoals opgenomen in het wettelijk gebruiksvoorschrift en de gebruiksaanwijzing, die bij de toelating van dit middel door het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden is vastgesteld.
[…]
Ik bracht [naam] , als eigenaar/directeur van [eiseres] , van mijn bevindingen op de hoogte en zegde ter zake een rapport van bevindingen aan.
[…]
Ik bracht de gehoorde van mijn bevindingen op de hoogte en deelde hem mede dat de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit naar aanleiding hiervan een bestuurlijke boete kan opleggen. Tevens zei ik hem, of de rechtspersoon die hij vertegenwoordigde, ingevolge het bepaalde in artikel 5:10a van de Algemene wet bestuursrecht, dat hij niet tot antwoorden verplicht was.
[naam] heeft niets verklaard.
2.2.
In het rapport van bevindingen van 26 juni 2018 schrijft de toezichthouder over zijn bevindingen onder meer het volgende:

Op dinsdag 12 juni 2018 omstreeks 9.30 uur is er in het kader van reguliere inspecties van de R&O-unit voor veevervoermiddelen een monster, met uniek nummer 39751063, genomen van de gebruikte desinfectie oplossing Actisan-5L, met toelatingsnummer 8960 N, afkomstig uit de spuitlans van de R en O plaats.
De monstername is uitgevoerd conform het NVWA werkvoorschrift ‘Monsterneming ontsmettingsmiddelmonsters R&O (MONO1-16)’. Tevens is er een contra monster, met uniek nummer 39751098 genomen (zie bijlage 1 Monsterrelaas Ontsmettingsmiddelmonster met laboratorium nr. 87260267).
Het genomen monster is onderzocht bij het Chemisch en Microbiologisch Productveiligheid Laboratorium van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit te Groningen. Uit het laboratoriumrapport (zie bijlage 2 Incidenteel monster verslag met ISI nr. 87260267) blijkt dat de onderzochte desinfectievloeistof Actisan 5 L een te lage dosering heeft, welke niet overeenkomt met de wettelijk voorgeschreven dosering in transportmiddelen voor dieren, zoals gesteld door het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden bij de toelating van dit middel.
Overtreding:
Hieruit bleek mij dat de eigenaar of exploitant van de reinigings- en ontsmettingsplaats, als professionele gebruiker, er geen zorg voor heeft gedragen dat de voor de desinfectie in transportmiddelen beschikbare (PT03-)biocide wordt toegepast, zoals opgenomen in het wettelijk gebruiksvoorschrift en de gebruiksaanwijzing, die bij de toelating van dit middel door het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden is vastgesteld.
[…]
Ik bracht [naam] , als eigenaar/directeur van [eiseres] ., van mijn bevindingen op de hoogte en zegde ter zake een rapport van bevindingen aan.
[…]
Ik, verbalisant, merk op dat ik op de datum 25 juni 2018 een e-mail genaamd "Bezwaar brief wasplaats controle" (zie bijlage 3) heb ontvangen. Ik zag dat in deze mail een verklaring was opgenomen met betrekking tot de overtreding, kennelijk geschreven door [naam] .
Voorts heb ik, verbalisant, [naam] op de datum dinsdag 26 juni 2018 omstreeks 11:45 uur opgebeld. Met toestemming van [naam] heb ik vervolgens de verklaring van [naam] telefonisch afgenomen. Ik hoorde dat [naam] desgevraagd mij verklaren, zoveel mogelijk weergegeven in zijn eigen woorden, dat de hiervoor genoemde e-mail, die verzonden was op maandag 25 juni 2018, door hem was opgesteld en vervolgens door hem was verstuurd. Ik hoorde dat [naam] mij verklaarde dat de inhoud van de mail zijn feitelijke verklaring was met betrekking tot de in dit Rapport van Bevindingen geconstateerde overtreding. Uit de voornoemde verklaring van [naam] bleek mij dat de verklaring met betrekking tot de overtreding beschreven is in het bijgevoegde (zie bijlage 3) document "Bezwaar brief wasplaats controle".
3. Eiseres voert aan dat niet alleen uit de spuitlans maar ook uit het voorraadvat een monster genomen had moeten worden, zodat duidelijk was of de gebruikte vloeistof wel voldeed in de basis. Er is een getuigenverklaring van de R&O-medewerker waarin hij bevestigt zich aan de voorgeschreven hoeveelheid te hebben gehouden. Eiseres kan niet meer doen dan zich aan die dosering houden; er is geen laboratorium dat in staat is om het chloorgehalte te testen. Alleen het laboratorium in Groningen blijkt een gevalideerde meting te kunnen doen en deze test mag niet door het bedrijfsleven gebruikt worden. De NVWA heeft nagelaten te communiceren dat ze de dosering gingen testen zodat bedrijven zich konden voorbereiden. Ook wijkt de NVWA af van de handelwijze dat getest moet worden met een geaccrediteerde methode; nu is een gevalideerde methode voldoende.
Bovendien melden de door eiseres benaderde laboratoria dat het chloormonster niet stabiel zou zijn en eiseres vraagt zich af of het monster gelet op de tijd tussen het nemen ervan en de laboratoriumtest wel stabiel is geweest. Ook is de vraag of de monsternemer wel bevoegd en bekwaam genoeg is geweest om een gevalideerd monster te nemen. Daarbij heeft de monsternemer mogelijk de spuitlans niet genoeg laten doorlopen; de unit heeft namelijk twee standen en de monsternemer is daar niet mee bekend. Daarnaast is de stelling van verweerder dat er gevaar is voor verspreiding van dierziektes een farce. De veetransporten mogen het hele land doorkruisen en op alle agrarische bedrijven laden en lossen maar moeten op de slachterij worden schoongespoten en gedesinfecteerd. Overigens is er ook nog een tweede desinfectiepunt met een handspuit en die is niet door de NVWA gecontroleerd, aldus eiseres.
3.1.
Eiseres exploiteert een R&O-plaats (een reinigings- en ontsmettingsplaats). Het gaat in deze zaak om de desinfectievloeistof in de spuitlans waarmee vrachtwagens, die dieren bij eiseres aanvoeren, worden gereinigd en ontsmet. In de rapporten van bevindingen staat dat een monster is genomen van de vloeistof die uit de spuitlans komt en dat de monstername is uitgevoerd conform het NVWA werkvoorschrift “Monsterneming ontsmettingsmiddelmonsters R&O (MONO1-16)”. De rechtbank is niet gebleken dat de monsters op onjuiste wijze zijn genomen. In dat NVWA werkvoorschrift staat: “Neem een monster van een aangemaakt ontsmettingsmiddel. Indien mogelijk niet via de spuitlans in het monstermateriaal, maar een monster uit de tank, rugspuit scheppen.” In deze werkinstructie staat dus niet dat het niet is toegestaan om een monster uit de spuitlans te nemen. Daarnaast heeft verweerder ter zitting toegelicht dat het juist de voorkeur heeft om een monster uit de spuitlans te nemen; dat is immers de plek waar het desinfectiemiddel een correcte dosering moet bevatten om de vrachtwagens afdoende te kunnen reinigen en ontsmetten. Om die reden is het werkvoorschrift inmiddels ook aangepast. Voorheen werd (ook ten tijde van de constateringen in deze zaken) al wel mondeling aan de toezichthouders de instructie meegegeven om juist monsters van de spuitlans te nemen, aldus verweerder. Eiseres had graag gezien dat ook uit het voorraadvat een monster was genomen, zodat kon worden vastgesteld of de gebruikte vloeistof wel voldeed in de basis. Verweerder was daar echter gezien het voorgaande niet toe gehouden. Bovendien, als zou worden geconstateerd dat de vloeistof in het voorraadvat wel een correct gehalte had, dan zou dat nog steeds niet kunnen afdoen aan het verwijt dat het gehalte in de spuitlans onvoldoende is. Zoals verweerder heeft toegelicht in de bestreden besluiten en ter zitting, kan bijvoorbeeld een vervuiling van de leidingen of een menging met zeep zorgen voor een verschil in gehalte tussen het voorraadvat en de spuitlans. Overigens is in het verweerschrift beschreven en heeft de toezichthouder ter zitting ook herhaald dat de spuitlans eerst is doorgespoeld voordat hij de monsters heeft genomen. De rechtbank ziet geen reden om daaraan te twijfelen. Verder heeft eiseres nog aangevoerd dat een tweede desinfectiepunt (spuitlans) niet is gecontroleerd, maar ook daartoe is verweerder niet gehouden. De rechtbank ziet het belang daarvan ook niet in nu elk afzonderlijk desinfectiepunt een correct gehalte desinfectiemiddel moet bevatten.
3.2.
De door de toezichthouder genomen monsters zijn onderzocht door het Chemische en Microbiologisch Productveiligheid Laboratorium van de NVWA in Groningen. Dit laboratorium is geaccrediteerd door de Raad van Accreditatie. Voor de monsteronderzoeken die hier zijn uitgevoerd (het meten van actief chloor) is het laboratorium niet specifiek geaccrediteerd maar er is wel gebruik gemaakt van een gevalideerde analysemethode, zoals volgt uit de Incidenteel Monster Verslagen. De rechtbank ziet geen aanleiding daaraan te twijfelen. Eiseres heeft enkel gesteld dat de monsters mogelijk niet stabiel zouden zijn maar heeft dit verder niet onderbouwd. Bovendien is er een contramonster genomen door de toezichthouder dat eiseres zelf had kunnen laten onderzoeken om tegenbewijs te leveren. Eiseres heeft dit niet gedaan. Zij heeft gesteld dat andere laboratoria actief chloor niet kunnen testen, maar ook dit is niet nader onderbouwd. Daarnaast is door de onderzoeker van het door de NVWA gebruikte laboratorium aangegeven dat de gebruikte onderzoeksmethode beschikbaar kan worden gesteld aan een ander laboratorium. Voor zover eiseres zou kunnen worden gevolgd in haar stelling dat de NVWA niet richting R&O-plaatsen zou hebben gecommuniceerd dat controles zouden gaan plaatsvinden waarbij metingen van actief chloor mogelijk waren, overweegt de rechtbank dat verweerder daartoe ook niet gehouden was. De verplichting om op een R&O-plaats gebruik te maken van een biocide overeenkomstig het wettelijke gebruiksvoorschrift gold immers gewoon en kon dus worden gecontroleerd.
3.3.
Blijkens de Incidenteel Monster Verslagen is uit gevalideerd onderzoek gebleken dat de monsters die de toezichthouder op 23 maart 2018 en 12 juni 2018 heeft genomen een actief chloor gehalte hadden van respectievelijk 0,006 % en 0,048 %. In de gebruiksaanwijzing van de toelating van het destijds door eiseres gebruikte desinfectiemiddel Actisan-5L staat dat voor ontsmetting van transportmiddelen voor dieren een dosering geldt van 10 tabletten per 10 liter water. Eén tablet bevat 1,5 gram actief chloor. Dat betekent dat een dosering van het middel, zoals ook in de Incidenteel Monster Verslagen staat, bij eiseres een dosering moet hebben van 0,150 % actief chloor. De monsters van eiseres hadden een veel lagere dosering. De rechtbank volgt verweerder in zijn stelling dat als het gehalte actief chloor in een monster te laag is gebleken dit (in beginsel) betekent dat eiseres het middel niet conform de bij de toelating verstrekte gebruiksaanwijzing of het wettelijk voorschrift heeft toegepast. Het middels is immers voor de toelating door het Ctgb getoetst en vervolgens voor bepaald gebruik onder bepaalde voorwaarden toegelaten. Als uit onderzoek blijkt dat het gehalte actief chloor te laag is dan is waarschijnlijk het middel niet conform de voorwaarden bij de toelating gebruikt. Eiseres stelt dat de dosering wel juist was, maar dit staat voor de rechtbank niet vast. Bovendien, ook als wel het juiste aantal tabletten zijn opgelost in water kan dit nog tot een te lage dosering leiden doordat andere voorschriften voor het gebruik van het middel niet zijn nageleefd. Zo staat in de gebruiksaanwijzing van Actisan-5L ook dat het middel niet mag worden gemengd met reinigingsmiddelen, dat het materiaal schoon moet zijn en de tabletten moeten zijn opgelost. Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat als leidingen niet schoon zijn, de tabletten onvoldoende zijn opgelost of er menging is met zeep, dit kan leiden tot een te laag gehalte actief chloor. Weliswaar staat niet vast wat de exacte oorzaak is geweest van het te lage gehalte, maar naar het oordeel van de rechtbank hoeft verweerder dat in beginsel ook niet vast te stellen om de overtreding te bewijzen. Dit kan anders zijn indien door de R&O-plaats voldoende aannemelijk is gemaakt dat alles wel volledig conform de voorschriften voor het gebruik van het middel is gegaan. Maar daarvan is in dit geval geen sprake. Eiseres heeft alleen gesteld dat wel het juiste aantal tabletten is gebruikt en heeft bovendien, zoals zij ter zitting heeft erkend, zelf geen stappen ondernomen om de oorzaak van de geconstateerde te lage dosering te achterhalen.
4. Gelet op het voorgaande concludeert de rechtbank dat verweerder terecht de overtredingen heeft vastgesteld. Verweerder was dus bevoegd eiseres daarvoor een boete op te leggen.
4.1.
De rechtbank overweegt dat de wetgever reeds een afweging heeft gemaakt welke boete bij een bepaalde overtreding evenredig moet worden geacht. Het met de voorschriften in dit geval gediende belang van preventie van besmettelijke dierziekten, staat voorop. De hoogte van de boete als hier aan de orde acht de rechtbank als zodanig niet onredelijk. Voorts heeft eiseres naar het oordeel van de rechtbank geen bijzondere omstandigheden gesteld op grond waarvan verweerder het boetebedrag had dienen te matigen. Zoals ook in de primaire besluiten is opgenomen brengt een te lage dosering een risico met zich mee voor de insleep van zeer besmettelijke dierziekten, zoals de Afrikaanse varkenspest. Het is daarom van groot belang dat reinigings- en ontsmettingsplaatsen de dosering van ontsmettingsmiddelen op orde hebben. De rechtbank vindt de opgelegde boetes van € 1.500,- daarom evenredig.
5. De beroepen zijn dus ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.R. Houweling, rechter, in aanwezigheid van mr. A.L. van der Duijn Schouten, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 20 juli 2021.
de rechter is verhinderd
deze uitspraak te tekenen
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.