ECLI:NL:RBROT:2021:6855

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 juli 2021
Publicatiedatum
19 juli 2021
Zaaknummer
C/10/619980 / KG ZA 21-470
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van bedrijfsruimte wegens huurachterstand en beroep op huuropschorting en huurvermindering door huurder in het kader van coronamaatregelen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 16 juli 2021 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [persoon A] en Studio JUX B.V. over de ontruiming van een bedrijfsruimte vanwege huurachterstand. [persoon A] vorderde ontruiming van de bedrijfsruimte die hij verhuurde aan Studio JUX, die door de coronamaatregelen in financiële problemen was geraakt en een beroep deed op huuropschorting en huurvermindering. De huurachterstand was op het moment van de zitting opgelopen tot € 43.478,30, wat volgens [persoon A] voldoende grond vormde voor ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming. Studio JUX voerde aan dat de coronamaatregelen een onvoorziene omstandigheid vormden die huurprijsvermindering rechtvaardigde.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de huurachterstand zodanig was dat ontruiming gerechtvaardigd was. De rechter stelde vast dat er geen concreet uitzicht was dat Studio JUX de huurachterstand op korte termijn zou kunnen inlopen. Bovendien had [persoon A] een nieuwe huurder gevonden die bereid was de bedrijfsruimte te huren. De belangenafweging viel in het voordeel van [persoon A] uit, waardoor de vordering tot ontruiming werd toegewezen. De vordering van Studio JUX tot opschorting van de huurbetalingsverplichting werd afgewezen, evenals de vordering tot huurprijsvermindering, omdat de rechter oordeelde dat de coronamaatregelen niet als een gebrek aan het gehuurde konden worden aangemerkt. De proceskosten werden toegewezen aan [persoon A].

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/619980 / KG ZA 21-470
Vonnis in kort geding van 16 juli 2021
in de zaak van
[persoon A],
wonende te [woonplaats A] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. A.M. Roepel te Berkel en Rodenrijs,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
STUDIO JUX B.V.,
kantoorhoudende te Rotterdam,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. S.M. van der Salm te Amsterdam.
Partijen worden hierna [persoon A] en Studio JUX genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 24 juni 2021, met 6 producties;
  • de conclusie van antwoord in conventie tevens eis in reconventie, met 11 producties;
  • de mondelinge behandeling op 2 juli 2021;
  • de pleitnota van [persoon A] ;
  • de pleitnota van Studio JUX.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De feiten

2.1.
Op 13 maart 2019 hebben partijen een huurovereenkomst gesloten, op grond waarvan [persoon A] met ingang van 1 april 2019 de bedrijfsruimte gelegen aan de [adres] te Rotterdam (hierna: het gehuurde) verhuurt aan Studio JUX.
2.2.
Studio JUX exploiteert in het gehuurde een kledingwinkel conform de Studio JUX formule. Naast deze vestiging heeft Studio JUX vestigingen in Amsterdam en Utrecht.
2.3.
De huurprijs bedraagt thans € 6.195,79 per maand inclusief btw.
2.4.
[persoon A] heeft bij de kantonrechter te Rotterdam een bodemprocedure jegens Studio JUX aanhangig gemaakt. Daarin vordert hij ontbinding van de huurovereenkomst, ontruiming van het gehuurde, betaling van openstaande bedragen en schadevergoeding. Deze procedure (met zaaknummer 9224690 \ CV EXPL 21-17520) is, na op 20 mei en 17 juni 2021 door Studio JUX gevraagd uitstel, verwezen naar de rolzitting van 15 juli 2021 voor het indienen van een conclusie van antwoord door Studio JUX.

3..Het geschil in conventie

3.1.
[persoon A] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
Studio JUX te veroordelen om na betekening van het te wijzen vonnis het gehuurde, met al het hare en de haren te verlaten en te ontruimen en ontruimd te houden en door overgave van de sleutels ter vrije beschikking van [persoon A] te stellen, zulks met machtiging aan [persoon A] om bij niet voldoening aan deze veroordeling de ontruiming zo nodig met behulp van de sterke arm van politie en justitie te doen geschieden;
Studio JUX te veroordelen tot betaling aan [persoon A] van een bedrag van € 50.238,42 aan huurachterstand tot en met mei 2021, contractuele boete en incassokosten, te vermeerderen met de contractuele boete van 1% per maand, met een minimum van € 300,00 per maand, over een bedrag van € 41.578,61 vanaf 1 juni 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
Studio JUX te veroordelen tot betaling van de (na)kosten van dit geding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
Studio JUX voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4..Het geschil in reconventie

4.1.
Studio JUX vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. de huurbetalingsverplichting van Studio JUX ten aanzien van het gehuurde voor de maanden maart, april, mei, juni en december van 2020 alsook over de maanden januari en februari 2021 op te schorten voor 50% dan wel met een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen percentage en duur;
II. de huurbetalingsverplichting van Studio JUX ten aanzien van het gehuurde over de maanden juli tot en met november 2020 en maart en april van 2021 op te schorten voor 35% dan wel met een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen percentage en duur;
III. [persoon A] te veroordelen te gehengen en te gedogen dat de resterende huurpenningen, die Studio JUX op basis van het onder I. en II. gevorderde nog zou dienen te betalen over de periode t/m juni 2021, door haar uitgesteld worden voldaan aan [persoon A] in 60 gelijke maandelijkse termijnen, althans in goede justitie te bepalen termijnen, te starten op 1 januari 2023, althans op een in goede justitie te bepalen termijn;
IV. [persoon A] te veroordelen in de (na)kosten van dit geding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
4.2.
[persoon A] voert verweer.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5..De beoordeling in conventie

5.1.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat in het kader van een beoordeling in kort geding een onverwijlde ontruiming slechts gerechtvaardigd is indien zich aan de zijde van de verhuurder ( [persoon A] ) bijzondere omstandigheden voordoen die zodanig zijn dat in redelijkheid niet van hem kan worden gevergd dat hij de uitkomst van een bodemprocedure afwacht. Het toewijzen van een vordering tot ontruiming is een ingrijpende maatregel en heeft in de praktijk vaak een definitief karakter. Een vordering tot ontruiming is daarom slechts toewijsbaar, indien met grote mate van waarschijnlijkheid valt te verwachten dat de tussen partijen gesloten huurovereenkomst in een (eventuele) bodemprocedure zal worden ontbonden.
5.2.
[persoon A] legt aan zijn vordering ten grondslag dat de huurachterstand per de datum van de zitting € 43.478,30 bedraagt, wat ruimschoots een ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt. Er is geen concreet uitzicht dat Studio JUX de huurachterstand op korte termijn kan inlopen en toekomstige huurtermijnen tijdig kan betalen. [persoon A] heeft een potentiële huurder gevonden die bereid is het gehuurde op korte termijn, en – zo stelt hij desgevraagd – voor dezelfde huurprijs, te huren. Hij heeft er een spoedeisend belang bij om het gehuurde te verhuren aan de nieuwe huurder om zo de schade (voor hem en voor Studio JUX) te beperken.
5.3.
Studio JUX stelt zich op het standpunt dat een ontruiming in de onderhavige omstandigheden niet gerechtvaardigd is. In de opstartfase van de vestiging in Rotterdam in 2019 was de behaalde omzet lager dan verwacht, waardoor zij in die periode moeite had om tijdig de huur aan [persoon A] te voldoen, maar daarover heeft zij steeds overleg gevoerd met [persoon A] . Door de coronapandemie in 2020 heeft herstel niet kunnen plaatsvinden. Dit herstel lijkt zich echter sinds mei 2021 alsnog in te zetten. Mede vanwege de steunmaatregelen van de overheid, de inspanningen van Studio JUX om haar omzetverlies te beperken alsook de operationele reorganisatie en financiële herstructurering met een te doorlopen traject in het kader van de Wet Homologatie Onderhands Akkoord (hierna: het WHOA-traject), zijn de prognoses voor de toekomst goed, waarbij het filiaal in Rotterdam een essentiële rol vervult.
De opgelopen huurachterstand tot en met juli 2021 bedraagt € 40.173,84. In april 2020 is Studio JUX echter met [persoon A] overeengekomen dat de huur voor de maanden april en mei 2020 wordt opgeschort. Die huurbedragen zijn derhalve nog niet opeisbaar, zodat een huurachterstand resteert van € 27.973,01. Daar komt bij dat de door de overheid opgelegde maatregelen tegen het coronavirus een gebrek opleveren alsook een onvoorziene omstandigheid die een huurprijsvermindering rechtvaardigen.
5.4.
Allereerst is in geschil wat de hoogte van de huurachterstand is.
Bij dagvaarding heeft [persoon A] als productie 2 een overzicht van de huurachterstand (inclusief servicekosten) vanaf de aanvang van de huurovereenkomst tot 8 juni 2021 overgelegd. Die achterstand beloopt € 41.578,61. In haar, tijdig ingediende, conclusie van antwoord gaat Studio JUX uit van een huurachterstand tot en met juli 2021 van € 40.173,84, waarbij zij verklaart in juni 2021 nog € 4.296,10 te hebben betaald. Vervolgens heeft [persoon A] op de zitting van 2 juli 2021 gesteld dat de huurachterstand op dat moment € 43.478,30 bedroeg. Dat komt overeen met het eerder genoemde bedrag van € 41.578,61, vermeerderd met de huur over juli (€ 6.195,79) en verminderd met de betaling van Studio JUX (€ 4.296,10). Studio JUX heeft niet concreet gemaakt wat er niet klopt aan het overzicht van [persoon A] en het door [persoon A] gestelde bedrag aan openstaande huur niet verder betwist. Gelet daarop wordt voor de verdere beoordeling uitgegaan van de juistheid van het overzicht van [persoon A] en de door hem gestelde huurachterstand.
5.5.
Vervolgens rijst de vraag of Studio JUX een beroep toekomt op huuropschorting en huurvermindering.
5.6.
Voor de gestelde opschorting van de huur met betrekking tot de maanden april en mei 2020 verwijst Studio JUX naar de e-mail van de beheerder van [persoon A] van
22 april 2020. In dit mailbericht deelt de beheerder het volgende mee:
“Verhuurder is akkoord met uitstel van betaling van 50% van de huur voor april en mei 2020. In een later stadium zal de verhuurder in overleg treden over hoe de achterstand verrekend kan gaan worden.”
Blijkens deze mededeling verleent [persoon A] aan Studio JUX inderdaad uitstel van betaling van de helft van de over die twee maanden verschuldigde huur. Niet aangegeven is echter hoe lang dat uitstel wordt verleend. Uit de tweede zin kan worden afgeleid dat het de bedoeling was dat partijen in overleg zouden treden over het inlopen van de huurachterstand. Partijen zijn daarna ook in overleg gegaan, maar hebben geen overeenstemming kunnen bereiken over een oplossing. Bij e-mail van 16 december 2020 heeft [persoon A] aan Studio JUX medegedeeld dat één maandhuur (exclusief voorschot servicekosten) wordt kwijtgescholden en dat Studio JUX de resterende achterstand gespreid over het eerste half jaar van 2021 kan voldoen. Daarmee heeft [persoon A] voldoende duidelijk gemaakt dat het eerder gegeven uitstel van de baan was. Het beroep van Studio JUX op een, in haar ogen blijkbaar nog immer aan de orde zijnde, opschorting wordt daarom afgewezen.
5.7.
Ten aanzien van het beroep op huurprijsvermindering wordt het volgende overwogen.
5.8.
Het antwoord op de vraag, of de omstandigheid dat Studio JUX door de opgelegde overheidsmaatregelen niet het volledige genot heeft gehad over het gehuurde kan worden aangemerkt als een gebrek aan het gehuurde in de zin van artikel 7:204 BW, wordt in het midden gelaten. In artikel 23.4 van de huurovereenkomst tussen partijen is bepaald dat Studio JUX geen recht heeft op huurprijsvermindering en/of opschorting in het geval van gebreken aan het gehuurde. Aan Studio JUX komt daarom geen beroep toe op huurprijsvermindering of -opschorting, ook al zou er sprake zijn van een gebrek.
5.9.
Deze contractuele bepaling staat echter niet in de weg aan een beroep op artikel 6:258 BW, op grond waarvan de rechter op verlangen van één van partijen de gevolgen van een overeenkomst kan wijzigen of deze geheel of gedeeltelijk kan ontbinden in het geval van onvoorziene omstandigheden die van dien aard zijn dat de wederpartij naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst niet mag verwachten. In de rechtspraak is inmiddels uitgemaakt dat de coronacrisis en de daarmee gepaard gaande overheidsmaatregelen als onvoorziene omstandigheden in de zin van artikel 6:258 BW moeten worden beschouwd. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat de coronapandemie en de in verband daarmee getroffen vergaande overheidsmaatregelen voor en door beide partijen volledig onvoorzien waren zodat deze omstandigheden niet in de overeenkomst zijn verdisconteerd. Gelet op de omvang van deze omstandigheden en de negatieve gevolgen voor de economie en de maatschappij, mag de verhuurder naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid ongewijzigde instandhouding van de huurovereenkomst niet verwachten. In navolging van het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 9 maart 2021 (ECLI:NL:RBAMS:2021:937) wordt geoordeeld dat geen van partijen een verwijt kan worden gemaakt van het ontstaan van deze onvoorziene omstandigheden. Het ligt dan, in beginsel, voor de hand om het financiële nadeel dat daarvan het gevolg is gelijkelijk tussen partijen te verdelen.
5.10.
Wat betreft het als gevolg van de overheidsmaatregelen geleden financiële nadeel heeft Studio JUX in randnummer 22. en 23. van de conclusie van antwoord een toelichting op en een overzicht van haar omzetverlies gegeven. Omdat Studio JUX zich in 2019 nog in de opstartfase bevond, is 2019 geen representatief jaar. Om die reden heeft Studio JUX het omzetverlies gerelateerd aan de omzet die is gerealiseerd in het 3e kwartaal van 2020, een periode waarin sprake was van versoepelingen en het consumentenvertrouwen aantrok.
Met de ontvangsten uit hoofde van de Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL) is geen rekening gehouden. Het in dat kader ontvangen bedrag van € 7.682,59 moest worden verdeeld over drie vestigingen en was bovendien niet geheel bestemd voor de tegemoetkoming van de huurlasten. [persoon A] heeft het overzicht en de toelichting daarop van Studio JUX niet bestreden. Uitgaande van het daarin vermelde omzetverlies in percentages, zou dat leiden tot de volgende huurprijsvermindering:
Huurprijs omzetverlies vermindering vermindering
huurprijs in % huurprijs
Maart 2020 € 5.979,42 58% 29% € 1.734,03
April 2020 € 5.979,42 89,90% 44,95% € 2.687,75
Mei 2020 € 6.137,24 45,62% 22,81% € 1.399,90
Juni 2020 € 6.137,24 32,79% 16,40% € 1.006,51
Juli 2020 € 6.137,24 - - -
Augustus 2020 € 6.137,24 30% 15% € 920,59
September 2020 € 6.137,24 - - -
Oktober 2020 € 6.137,24 - - -
November 2020 € 6.137,24 35,43% 17,72% € 1.087,52
December 2020 - 51,36% 25,68% -
Januari 2021 € 6.137,24 100% 50% € 3.068,62
Februari 2021 € 6.137,24 100% 50% € 3.068,62
Maart 2021 € 6.137,24 37,3% 18,65% € 1.144,60
April 2021 € 6.150,48 36,16% 18,08%
€ 1.112,01
€ 17.230,15
5.11.
Indien rekening wordt gehouden met deze huurprijsvermindering, bedraagt de huurachterstand van Studio JUX een bedrag van € 26.248,15 (= € 43.478,30 - € 17.230,15).
De huurachterstand is daarmee nog steeds dermate hoog dat, gelet op het algemene uitgangspunt dat een huurachterstand van 3 maanden of meer een ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde rechtvaardigt, aannemelijk is dat de vorderingen in de bodemprocedure op die onderdelen worden toegewezen.
5.12.
Verder is van belang dat onvoldoende is gebleken dat Studio JUX in staat is de huurachterstand op korte termijn in te lopen en toekomstige huurtermijnen tijdig te voldoen. Studio JUX heeft een interne notitie over de voorgenomen schuldsanering van haar onderneming van 10 juni 2021 overgelegd en daarbij aangevoerd dat de prognoses voor de toekomst goed zijn als gevolg van de steunmaatregelen van de overheid en de beoogde operationele reorganisatie en financiële herstructurering van haar onderneming. Uit die notitie blijkt echter dat het slagen van de beoogde reorganisatie en herstructurering afhankelijk is van diverse onbekende factoren en dat veel processen nog niet in gang zijn gezet. Zo is niet bekend of Studio JUX de benodigde financiële ondersteuning van Stichting DOEN zal krijgen en is ter zitting gebleken dat het beoogde WHOA-traject nog niet in gang is gezet. Daarmee is niet aannemelijk geworden dat de plannen in de notitie op korte termijn zullen leiden tot een concrete oplossing voor de huurachterstand, laat staan dat er uitzicht is op het tijdig kunnen voldoen van de lopende huur. Daar komt bij dat de beperkende overheidsmaatregelen ten aanzien van de retail zijn opgeheven, zodat een omzetdaling, als daar nog sprake van is, niet kan worden gerelateerd aan beperkende maatregelen en van Studio JUX mag worden verwacht weer de volledige, overeengekomen huur te betalen.
5.13.
Studio JUX heeft nog gewezen op haar belang om de vestiging in Rotterdam te behouden, omdat de vestiging een cruciale rol speelt in het herstel en de geplande herstructurering van de gehele onderneming. Dit benadrukt alleen maar de precaire financiële situatie waarin Studio JUX zich bevindt.
Gezien de slechte financiële positie van Studio JUX heeft [persoon A] er een gerechtvaardigd belang bij om, in het kader van schadebeperking, een nieuwe huurovereenkomst voor het gehuurde te sluiten met een andere partij die de huurlasten wel kan dragen. [persoon A] heeft door het overleggen van een al getekende huurovereenkomst onderbouwd gesteld dat hij al een vennootschap heeft gevonden die bereid is het gehuurde zo snel mogelijk te huren. De ingangsdatum van die overeenkomst is 1 juli 2021 en [persoon A] heeft, desgevraagd, onbetwist gesteld dat de overeengekomen huurprijs dezelfde is als die van Studio JUX. Daarmee heeft [persoon A] een spoedeisend belang bij de gevorderde ontruiming gegeven.
De belangenafweging, mede gelet op de onzekerheid ten aanzien van de financiële positie van Studio JUX, valt dan in het voordeel van [persoon A] uit. Anders geformuleerd leidt een belangenafweging niet tot een ander oordeel dan dat er voldoende grond is om, vooruitlopend op de bodemprocedure, Studio JUX te veroordelen binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis het gehuurde te ontruimen.
5.14.
De gevorderde machtiging om de ontruiming zo nodig zelf te doen uitvoeren met behulp van de sterke arm van justitie wordt afgewezen, omdat zij ingevolge artikel 556 lid 1 en artikel 557 Rv overbodig is.
5.15.
Met betrekking tot een geldvordering in kort geding is terughoudendheid bij toewijzing op zijn plaats. Bij de beoordeling speelt een rol of de vordering voldoende aannemelijk is, of een onmiddellijke voorziening vereist is en of er een restitutierisico is.
Voor toewijzing van de vordering tot betaling van de huurachterstand, contractuele boete en incassokosten is op dit moment geen plaats. In de thans aanhangige bodemprocedure moet worden beoordeeld of en zo ja, in hoeverre aan Studio JUX een huurprijsvermindering toekomt. Of en in hoeverre Studio JUX boete en/of incassokosten aan [persoon A] verschuldigd is, is afhankelijk van die uitkomst. [persoon A] heeft bovendien geen apart spoedeisend belang gesteld bij dit gedeelte van de vorderingen, zodat er geen grond is om op dit punt vooruit te lopen op de bodemprocedure. Het gevorderde onder 2. wordt derhalve afgewezen.
5.16.
Studio Jux wordt, nu zij terecht door [persoon A] in rechte is betrokken, in de proceskosten veroordeeld. Hoewel [persoon A] een griffierecht van € 952,00 verschuldigd is (het tarief dat geldt voor een geldelijk belang t/m € 100.000,00), wordt een bedrag van € 309,00 (het tarief dat geldt voor een belang van onbepaalde waarde) meegenomen in de proceskostenveroordeling omdat alleen de gevorderde ontruiming wordt toegewezen. De kosten aan de zijde van [persoon A] worden, naast de nakosten, derhalve begroot op:
- betekening oproeping € 109,73
- griffierecht € 309,00
- salaris advocaat
€ 1.016,00
Totaal € 1.434,73

6..De beoordeling in reconventie

6.1.
In conventie is geoordeeld, dat in de bodemprocedure moet worden beslist of en in hoeverre aan Studio JUX een huurprijsvermindering toekomt en zijn de gevorderde bedragen aan huurachterstand, boete en incassokosten afgewezen. De door Studio JUX gevorderde opschorting heeft betrekking op al verstreken maanden en niet op toekomstige maanden. Gelet daarop is er onvoldoende spoedeisend belang om in dit kort geding alvast een voorschot te nemen op de beslissing in de bodemprocedure. De vorderingen onder I. en II. liggen voor afwijzing gereed.
6.2.
Vordering III. houdt in dat [persoon A] wordt gedwongen akkoord te gaan met een betaling door Studio JUX in termijnen. De voorzieningenrechter is ingevolge artikel 6:29 BW echter niet gerechtigd om [persoon A] , zonder zijn toestemming, te veroordelen om een betalingsregeling te accepteren, zodat ook deze vordering wordt afgewezen.
6.3.
Studio Jux wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld. De kosten aan de zijde van [persoon A] worden begroot op € 508,00 (factor 0,5 x tarief € 1.016,00) aan salaris van de advocaat.

7..De beslissing

De voorzieningenrechter:
in conventie
7.1.
veroordeelt Studio JUX om binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis de bedrijfsruimte aan de [adres] te Rotterdam met al het hare en de haren te verlaten en te ontruimen en ontruimd te houden en door overgave van de sleutels ter vrije beschikking van [persoon A] te stellen;
7.2.
veroordeelt Studio JUX in de proceskosten, aan de zijde van [persoon A] tot op heden begroot op € 1.434,73, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag met ingang van 14 dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
7.3.
veroordeelt Studio JUX in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 255,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat er betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
7.4.
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
7.5.
wijst het meer of anders gevorderde af;
in reconventie
7.6.
wijst de vorderingen af;
7.7.
veroordeelt Studio Jux in de proceskosten, aan de zijde van [persoon A] tot op heden begroot op € 508,00;
7.8.
verklaart dit vonnis in reconventie voor wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin en in het openbaar uitgesproken op 16 juli 2021.
2091 / 2009