In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 6 juli 2021 uitspraak gedaan in een verzoek tot ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft op 20 mei 2021 een verzoekschrift ingediend, waarin werd verzocht om de ondertoezichtstelling van [naam kind] voor de duur van twaalf maanden en de uithuisplaatsing voor negen maanden in een pleegzorgvoorziening. Tijdens de mondelinge behandeling waren de vader, bijgestaan door mr. M. Nentjes, en een vertegenwoordigster van de Raad, mw. H. van Dorp, aanwezig. De moeder heeft telefonisch haar standpunt kenbaar gemaakt.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat [naam kind] ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. De vader heeft niet in voldoende mate een stabiele thuissituatie kunnen bieden en er is zelfs sprake geweest van fysiek geweld. [naam kind] verblijft momenteel in een pleeggezin waar hij zich positief ontwikkelt. De kinderrechter heeft geoordeeld dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk is en heeft deze voor de duur van een jaar uitgesproken. Tevens is de machtiging tot uithuisplaatsing verleend, maar beperkt tot zes maanden, om zo snel mogelijk te onderzoeken wat de beste plek is voor [naam kind] om verder op te groeien.
De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door de kinderrechter, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak. De schriftelijke uitwerking van de beschikking is vastgesteld op 15 juli 2021.