ECLI:NL:RBROT:2021:6862

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 juli 2021
Publicatiedatum
19 juli 2021
Zaaknummer
C/10/618825 / JE RK 21-1359
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing van een minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 6 juli 2021 uitspraak gedaan in een verzoek tot ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft op 20 mei 2021 een verzoekschrift ingediend, waarin werd verzocht om de ondertoezichtstelling van [naam kind] voor de duur van twaalf maanden en de uithuisplaatsing voor negen maanden in een pleegzorgvoorziening. Tijdens de mondelinge behandeling waren de vader, bijgestaan door mr. M. Nentjes, en een vertegenwoordigster van de Raad, mw. H. van Dorp, aanwezig. De moeder heeft telefonisch haar standpunt kenbaar gemaakt.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat [naam kind] ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. De vader heeft niet in voldoende mate een stabiele thuissituatie kunnen bieden en er is zelfs sprake geweest van fysiek geweld. [naam kind] verblijft momenteel in een pleeggezin waar hij zich positief ontwikkelt. De kinderrechter heeft geoordeeld dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk is en heeft deze voor de duur van een jaar uitgesproken. Tevens is de machtiging tot uithuisplaatsing verleend, maar beperkt tot zes maanden, om zo snel mogelijk te onderzoeken wat de beste plek is voor [naam kind] om verder op te groeien.

De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door de kinderrechter, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak. De schriftelijke uitwerking van de beschikking is vastgesteld op 15 juli 2021.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/618825 / JE RK 21-1359
datum uitspraak: 6 juli 2021

beschikking ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming, regio Rotterdam-Dordrecht,

hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam kind],

geboren op [geboortedatum kind] 2011 te [geboorteplaats kind], hierna te noemen [naam kind] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam moeder], hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] ,

[naam vader] ,

hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats vader].

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 20 mei 2021, ingekomen bij de griffie op 20 mei 2021.
- de moeder, via een telefonische verbinding,
- de vader, bijgestaan door mr. M. Nentjes,
- een vertegenwoordigster van de Raad, mw. H. van Dorp.
Opgeroepen en niet verschenen is een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, hierna te noemen de GI.

De feitenHet ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de moeder.

[naam kind] verblijft in een pleeggezin.

Het verzoek

De Raad heeft de ondertoezichtstelling van [naam kind] verzocht voor de duur van twaalf maanden. Tevens is de uithuisplaatsing van [naam kind] verzocht voor de duur van negen maanden in een voorziening voor pleegzorg.
De Raad heeft het verzoek tijdens de mondelinge behandeling gehandhaafd en als volgt toegelicht. Het is van belang dat er samen met de GI wordt onderzocht waar [naam kind] in de toekomst het beste kan wonen. [naam kind] is pas negen jaar oud en heeft al veel meegemaakt. De vader is zelfstandig ondernemer en heeft het erg druk. Hierdoor sluit hij onvoldoende aan bij de behoeften van [naam kind] . Er waren veel conflicten tussen de vader en [naam kind] . De vader heeft aangegeven dat hij te druk is om voor [naam kind] te zorgen, maar dat [naam kind] wel in de weekenden bij hem zou kunnen komen. Dat is een constructieve manier van meedenken. Het is van belang dat de hulpverlening wordt opgestart, zodat er kan worden gekeken naar wat [naam kind] nodig heeft en wat de vader nodig heeft om mogelijk gedeeltelijk op een verantwoorde wijze voor [naam kind] te zorgen.

De standpunten van de belanghebbenden

Door en namens de vader is tijdens de mondelinge behandeling geen verweer gevoerd tegen het verzoek van de Raad. Doordat het gezag van de vader over [naam kind] niet op formele wijze is vastgelegd, heeft de vader het gevoel dat hij in het onderzoek van de Raad en de GI gepasseerd wordt als ouder. Het ging bij de vader niet goed met [naam kind] , de vader had het gedrag van [naam kind] niet altijd onder controle. De vader verzet zich niet tegen de plaatsing in een pleeggezin; voor nu is het beter. Wel moet er actiever worden gekeken naar oplossingen. [naam kind] wil graag bij zijn zus [naam] wonen. Met [naam] kan de vader goed regelen dat [naam kind] in het weekend naar de vader gaat. [naam] probeert op dit moment met behulp van een urgentieverklaring een grotere woning te krijgen. Dit dient te worden meegewogen in het onderzoek dat plaats gaat vinden. De vader verzoekt om de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing voor de duur van zes maanden toe te wijzen. Er kan dan in de tussentijd actief onderzocht worden of het contact tussen [naam kind] en de vader vrijer kan. Als het verzoek van de Raad voor de duur van twaalf maanden wordt toegewezen is de kans groot dat de situatie blijft zoals het nu is.
De moeder heeft tijdens de mondelinge behandeling telefonisch het volgende aangegeven. Het is van belang dat [naam kind] doordeweeks bij [naam] en in het weekend bij de vader komt te wonen. Dat is een goed plan. De moeder hoopt binnenkort naar Nederland te komen.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [naam kind] ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. [naam kind] heeft op jonge leeftijd al veel meegemaakt. Zo is hij verhuisd naar Nederland waar hij bij de vader is gaan wonen. Het is de vader onvoldoende gelukt om [naam kind] een stabiele thuissituatie te bieden en aan te sluiten bij zijn behoeften. Er is, in ieder geval eenmalig, sprake geweest van fysiek geweld vanuit de vader naar [naam kind] toe. Ondanks de inzet van hulpverlening is het de vader niet gelukt om beter aan te sluiten bij [naam kind] . Sinds enige tijd verblijft [naam kind] in een pleeggezin. Hier ontwikkelt hij zich positief. In de komende periode is het van belang dat er onderzoek wordt gedaan naar het perspectief van [naam kind] , onder meer of dit perspectief binnen de familie geboden kan worden. Hierbij is het van belang dat [naam kind] en de ouders hulpverlening krijgen in het kader van een ondertoezichtstelling. Uit voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De ondertoezichtstelling zal daarom voor de duur van een jaar worden uitgesproken. Ook is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] noodzakelijk is in het belang van zijn verzorging en de opvoeding, zoals genoemd in artikel 1:265b BW. De machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] zal worden beperkt tot de duur van zes maanden, omdat de kinderrechter het van belang vindt dat er op zo kort mogelijke termijn wordt gekeken naar de beste plek voor [naam kind] om verder op te groeien.

De beslissing

De kinderrechter:
stelt [naam kind] onder toezicht van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, gevestigd te Rotterdam, met ingang van 6 juli 2021 tot 6 juli 2022;
verleent machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een voorziening voor pleegzorg, met ingang van 6 juli 2021 tot 6 januari 2022;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 6 juli 2021 door mr. A.A.J. de Nijs, kinderrechter, in tegenwoordigheid van D. Moghaddam Charkari als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 15 juli 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.